Het is 1787 en Nederland staat op de rand van een burgeroorlog tussen patriotten en orangisten. In Amsterdam slaat de vlam al in de pan. Na plunderingen in de stad trekken Oranje lievende scheepstimmerlui zich terug op de Oostelijke eilanden, halen de bruggen op en wreken zich op huizen van patriotten in de buurt.
Valentijn Schuurman, zijn vrouw Harmanna Brandts en hun dienstmeid Annatje vertellen voor de notaris hoe bang zij waren in de aanloop naar deze confrontatie. Zij drijven een kousenwinkeltje op de Wittenburgergracht 'daar 't Enaksbeen (reuzenbeen) uijtsteekt'.
De winkel bevindt zich midden in de vuurlinie aan de Ossenbrug en blijkt een patriottische enclave in overwegend oranje territorium. Op de avond van 29 mei bevonden de winkelier en zijn vrouw zich in een achterkamer van de winkel, toen zij vanuit de Wittenburgerstraat een hoop rumoer hoorden waarbij het klonk alsof er 'op een zoort van een bekken wierd geslagen'.
De patriot Schuurman voelde de bui al hangen toen hem het nieuws bereikte dat het huis van de apotheker werd geplunderd. Zou hij de volgende zijn?
Het rumoer zwol aan en kwam langzaam dichterbij de kousenwinkel van Schuurman. Rond half twee 's nachts kwam de 'gewelddadige menigte' de straat in en hield halt voor de voordeur. De kousenwinkelier ging met zijn vrouw vanuit het achterhuis voorzichtig een kijkje nemen in de winkel en vond een menigte die op zijn deur stond te bonken: 'Blixems kind, doet open!'.
Er werd een lied gezongen waarvan het echtpaar alleen de laatste zinnen kon verstaan: 'al is ons prinsje nog zo kleijn, hij zal evenwel stadhouder zijn'. Als een oproerkraaier plotseling roept 'hij doet niet open, kom aan, laten wij maar aan 't werk gaan' en ook met een zwaar voorwerp tegen de onderdeur wordt gebonsd, wordt de spanning hen teveel. Ze vluchten naar de buren.
Pas de volgende middag keerde meneer Schuurman terug naar zijn winkel, waar hij nog steeds een grote hoeveelheid mensen aantrof. Op zijn vriendelijk verzoek verlieten zij de winkel en kon Schuurman eindelijk de schade op gaan nemen. Die begon al bij de gevel: de onderdeur, de glazen bovendeur en alle ramen waren 'in stukken en geruïneerd'.
In de winkel en binnenshuis waren zeven porseleinen kommen 'tot gruijs geslagen', een spiegel met bruine lijst lag geheel in stukken op de grond, een mahoniehouten bureau met laden was kort en klein geslagen. Een deel van de winkelinventaris lag op straat en dankzij de buurtgenoten ontbraken 'eenige pakken met zeijde koussen'.
Op het moment dat de winkelier Schuurman binnen de schade inventariseerde, probeerden soldaten buiten de bruggen neer te halen en met geweld de eilanden te bereiken.
Pas bij het aanbreken van de dag, op de vroege ochtend van 30 mei, kregen de patriotten het voor elkaar om de Kattenburgerbrug te laten zakken en kon op de eilanden orde op zaken worden gesteld.