Waarom hebben wij Amsterdammers toch altijd zo’n heimelijk plezier in schelmen en oplichters. Tenminste…, zolang het niet onszelf raakt. Neem nou Gerrit de Stotteraar, Sjako Muller of de Miljoenenjuffrouw.
Het zijn legendarische figuren in het Amsterdamse.
De laatste was zó beroemd dat er in het Panopticum een wassen beeld van haar stond.
Jaantje Struik was helemaal geen Amsterdamse; ze werd in 1848 geboren in het Gelderse Vuren.
Bij de dood van haar ouders kregen Jaantje en haar broer Gerrit een erfenis van 25.000 gulden die er in de kortste keren doorgejaagd werd.
Met de bodem in zicht leende het stel grote bedragen die ze onmogelijk terug konden betalen.
Jaantje en Gerrit verhuisden zodra de grond hen te heet onder de voeten werd.
In Gorkum ontmoetten zij de goed uitziende Anthony Hoetink.
Jaantjes vlotte babbel pakte de zes jaar jongere horlogemaker helemaal in en hij werd partner van het oplichterspaar, nu trio.
Via Haarlem ging het verder naar Amsterdam. Daar namen zij hun intrek in het Amstel Hotel, maar daar hadden ze het snel bekeken met het trio en werd
hen verzocht de koffers te pakken.
Het volgende onderdak vonden ze in het Bible Hotel.
Jaantje strooide met fooien, zodat ze een gevierd gast werd…, onder het personeel dan.
De rekeningen betaalde Jaantje niet en ze voorkwam steeds op het laatste moment dat ze uit het hotel gegooid werd.
Dan had ze een nieuw slachtoffer gevonden van wie ze leuke sommen aftroggelde door een of andere zwendel.
Zo bedacht het trio een nieuwe erfenis, deze keer van een ver familielid in Indië en ook meteen maar de formidabele som van 120.000.000 gulden.
Gerrit betuigde de echtheid van de erfenis met vervalste brieven van een niet-bestaande notaris.
Voor de afhandeling van de erfenis zei Jaantje veel geld op voorhand nodig te hebben en steeds opnieuw vond ze slachtoffers die haar − met een mooie rente
in het vooruitzicht − grote bedragen wilden lenen.
Om opdringerige schuldeisers af te poeieren, werden complete toneelstukjes opgevoerd met nep-notarissen.
Het hotelpersoneel werd zo nodig ingeschakeld, om de komst van advocaten en notarissen luid aan te kondigen, zodat wachtende schuldeisers of nieuwe
slachtoffers onder de indruk zouden raken.
Een echte notaris kreeg door Jaantje alvast een nieuwe grotere brandkast geleverd; de oude zou immers al dat geld niet kunnen bevatten!
Natuurlijk bleef dat niet goed gaan.
Het trio besloot Amsterdam te verlaten en nam zijn intrek in een Rotterdams herenhuis aan de Leuvenhaven.
Maar ze hadden niet gerekend op de hardnekkigheid van een aantal geldschieters, dat de afstand van Amsterdam naar Rotterdam geen bezwaar vond.
In Rotterdam volgde het proces tegen het trio; in 1883 kreeg Jaantje vijf jaar cel opgelegd.
Gerrit en Anthony gingen vrijuit, wegens gebrek aan bewijs.
Amsterdam was nog niet van Jaantje af.
Na het uitzitten van haar straf woonde ze enkele jaren bij Gerrit in Apeldoorn.
In de gevangenis had ze Stien Goedvolk ontmoet, die voor medeplichtigheid aan moord zat.
Toen ook Stien in 1893 vrij kwam en een kroeg op de Haarlemmerdijk begon, trok Jaantje bij haar in.
Aan de tap verkochten zij hun levensverhaal voor 15 cent aan iedereen die het horen wilde.
Lang hield dat niet stand; Jaantje woonde de rest van haar leven in een logement in de Duvelshoek.
De Amsterdammers leerden haar kennen als bedelares op de Dam en omstreken.
In januari 1908 werd zij opgenomen in het Binnengasthuis waar ze dezelfde dag nog overleed.
Ze werd ‘van-de-armen’ begraven.
Bronnen:
http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Struik (2020)
Geschiedenis magazine, Jrg. 53 nr. 7 (2020)
Ons Amsterdam 50 (1998)