Naam: Badhuis Obelt; Amsterdamsche Bad- en Zweminrichting over het Y
Adres: Badhuisweg
Bouwjaar: 1914
Opdracht: Theodorus van Heemstede Obelt
Theodorus van Heemstede Obelt (1857-1918) was in Zwolle geboren als zoon van een varensgezeI die kort na zijn geboorte naar Amsterdam verhuisde om daar directeur van een scheepswerf aan de Hoogte Kadijk te worden. Het is dus logisch dat de negen kinderen van de heer Heemstede Obelt veel met water in aanraking kwamen. Een citaat van broer Cornelis; ‘Een Obelt kan eerder zwemmen dan lopen’. Theodorus werd techneut en studeerde in Londen af als ‘sanitary engineer’, een in Nederland toen onbekende specialisatie. Obelt woonde met vrouw en dochter op de Prins Hendrikkade 106. Hij bezat een groot zeiljacht ‘Trilby’ (met bemanning) waar hij graag gasten mocht uitnodigen.
Naast zijn werkzaamheden als installateur van verwarmingsinstallaties was zijn technisch bureau, gevestigd aan de De Ruijterkade 151 en magazijnen op 104-106,
gespecialiseerd in baden, warmwatervoorziening en sanitaire woninginrichting. Zijn zweminrichting bezat de modernste snufjes op gebied van bad en waterbeheersing.
In 1881 opende Van Heemstede Obelt een, voor die tijd hypermoderne, bad- en zweminrichting aan de De Ruijterkade 150, direct bij zijn hoofdkantoor. Hij wilde
zwemmen populair en voor iedereen toegankelijk te maken. In 1911 moest de bad- en zweminrichting op last van de gemeente plaats maken voor de uitbreiding van de
haven, waardoor hier pontfuiken en een sleepbootsteiger moesten komen. De gemeente wilde het zwembad echter niet kwijt en zorgde voor een nieuwe vestigingsplaats
aan de overzijde van het IJ. Theodorus kreeg nu een plaats aan de Galgenweg aangeboden omdat er ruimte is en ‘het water daar veel frisscher is’. Op 3 september
1913 verandert de gemeenteraad op zijn verzoek de Galgenweg in Badhuisweg. Obelt nam het terrein in erfpacht en de gemeente verstrekte hem een gunstige lening.
Ondanks verzet vanuit de samenleving tegen het onzedelijk vertoon van blote armen, benen en schouders, kon het zwemmen hier niet alleen door mannen maar ook
door vrouwen en kinderen worden beoefend. Men kon hier leren zwemmen en medicinale baden nemen.
De badinrichting bestond uit een vrouwen- en mannenafdeling. De vrouwenafdeling bezat een bassin van 30 bij 26 meter, ongeveer twintig kuip- en douchebaden en
zo'n tachtig kleedkamers. De mannenafdeling was uitgebreider en bezat drie bassins van respectievelijk 88 bij 22 meter onder meer bedoelt voor zwemwedstrijden,
30 bij 25 meter en 30 bij 15 meter. Verder waren er ongeveer vijfentwintig kuip- en douchebaden en bijna honderd kleedkamers. Naast het badhuis was nog een
koffiehuis gelegen. Dit koffiehuis samen met de kuip- en douchebaden moesten voldoende zijn om de zweminrichting ook 's winters open te kunnen houden.
Het tarief was als volgt vastgesteld: een seizoenkaart voor een persoon 10 gulden, sportverenigingen mits in groepsverband aangemeld 7,50 gulden, gemeentepersoneel
5,00 gulden. De prijs voor een bad was 35 cent en voor een 10-badenkaart 2,50 gulden. Dan waren er nog uitzonderingen die een nog verder gereduceerd tarief
konden benutten als scholen, weeshuizen en dergelijke.
Zwemmen was een pas sinds kort ontdekte sport. Badpakken bestonden niet, wel allerlei stoffen die eenmaal nat niet flatteuzer werden maar je gewicht aanzienlijk
verzwaarden. Daarnaast was de mode voor dames lange rokken en absoluut geen blote benen. Het werd dan ook als schandelijk ervaren dat vrouwen gingen zwemmen.
Overigens is het blote bovenlijf bij mannen ook pas na 1935 in zwang gekomen.
Het publiek bij Obelt bestond hoofdzakelijk uit mensen die aan de zuidkant van het IJ woonden, te meer daar de entreeprijzen hoger waren dan die van het gemeentelijke
zwembad aan de Boorstraat dat slechts 2 cent vroeg. Bij deze prijs was ook nog eens de huur van een witte zwembroek met horizontale rode strepen en erg lange pijpen
inbegrepen. Zeer fanatieke gebruikers van Obelt waren de artiestenzwemclub waarvan Heintje Davids de leiding had, maar ook de Amsterdamsche Reddings Brigade die
hier na een scheepsongeluk met vier doden (de kleine kinderen van het schippersgezin) was opgericht, oefende hier. Natuurlijk kwamen er de militairen die in Noord
gelegerd waren naar dit zwembad en ook de zwemverenigingen ‘De Dolfijn’ en ‘Het IJ’. Tenslotte mag de dameszwemclub H.D.Z. (Hollandsche Dames Zwemclub) niet
onvermeld blijven. Obelt zelf maakte jarenlang deel uit van het bestuur van de Amsterdamse Zwemclub 1870.
Overigens was er binnen het gemeentebestuur wel onenigheid over de negatieve gevolgen van de nieuwe locatie. Vanuit het centrum was het alleen bereikbaar via de
veerpont en bovendien maakte men zich toch wel zorgen over de kwaliteit van het zwemwater in verband met de nabijgelegen de Dortsche Petroleummaatschappij (DPM,
later Bataafse Petroleummaatschappij). Het badhuis bleek al snel moeilijk te exploiteren op de nieuwe locatie aan de overzijde van het IJ en met het overlijden
van Theodorus van Heemstede Obelt werd dit elk volgend jaar slechter.
De badinrichting en het sanitaire installatiebedrijf werden voorgezet onder directie van voormalige employees Opstelten en Oeges. Wel werd de naam in 1918 veranderd
in Amsterdamsche Bad- en Zweminrichting over het Y. In 1969 gaat Van Heemstede Obelt samen met Mijnssen, een elektrotechnisch installatiebedrijf, als HOMIJ. Ze gaan
op in Koninklijke Volker Stevin (1990), waarna in 1997 een fusie volgt met Kondor Wessels. In 2002 verandert de handelsnaam in VolkerWessels, maar in 2022 komt de
handelsnaam Homij terug.
In 1926 verdween de badinrichting uiteindelijk geheel en werden de terreinen verkocht aan de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM), later opgegaan in Shell.
Bronnen:
wikipedia.nl
Theodorus van Heemstede Obelt, portret van een baanbreker, J.A. Groen Jr., Ons Amsterdam 1957
Het ontstaan van Amsterdam Noord
historiek.net