Naamgeving: De straat is genoemd naar Jan Swammerdam (1637-1680), ontleed- en natuurkundige. Deed belangrijke microscopische onderzoekingen, bewaard gebleven in zijn 'Bijbel der natuur'.
Naam: Blasiussjoel (1908-1942, 1945-1967)
Adres: Swammerdamstraat 70
Bouwjaar: 1907
Opdracht: vereniging Kehilas Ja’akow
De pogroms uit het begin van de jaren 1880 drijven vele Russische joden naar het westen. Heel veel gaan naar Amerika, anderen naar
Engeland. In Antwerpen groeit een kleine kehilla (gemeente), een ander gedeelte komt naar Amsterdam. Men wil dawwennen (bidden) in de eigen vertrouwde sfeer,
volgens de ritus die men thuis gewend was. Twee minjaniem (gemeenten, bestaande uit minimaal 10 volwassen mannen) verrijzen. In de Nieuwe Kerkstraat 149 ontstaat
de sjoel van Nidchei Jisraël Jechanes en een tweede sjoel komt provisorisch tot stand in de Swammerdamstraat tussen Ruyschstraat en Boerhaavestraat. Op 5 januari
1890 wordt de vereniging Kehilas Ja’akow (Kehilath Jaäkow) opgericht. Waarschijnlijk hangt de officiële oprichting samen met de verhuizing naar het
definitieve gebouw Swammerdamstraat 70. Bestuurders zijn in 1908 voorzitter E.Karlin, penningmeester B.Behrensohn en secretaris H.Aronowitz, mede-oprichter van de
Amsterdamse Diamantbeurs.
In 1907 werd een winkelpand op de hoek van de Swammerdam- en de Blasiusstraat tot sjoel verbouwd door de ramen dicht te metselen. Behalve een sjoel was
er ook een leerlokaal om te 'lernen'. De sjoel heeft in 1908 51 verkoopbare plaatsen, zeven plaatsen voor 45 gulden per jaar. De volgende klasse van dertig gulden
omvat achttien plaatsen. De overige verkoopbare plaatsen zijn in drie groepen verdeeld. Wie een plaats gekocht heeft in een van de twee duurste categorieën
heeft voor zijn vrouw recht op een plaats in de eerste bank der vrouwengalerij.
Na de Tweede Wereldoorlog is de sjoel nog enige tijd in gebruik geweest, mede doordat leden van de Russensjoel Nidchei Jisraël Jechanes uit de Nieuwe
Kerkstraat 149 zich aansloten. Op een ledenvergadering in 1962 trad een gedeeltelijk nieuw bestuur aan, dat als mandaat meekreeg het zoeken van een op een centraal
gelegen punt in Amsterdam-Zuid gelegen pand dat tot sjoel verbouwd kan worden. In 1967 verhuisde de gemeente naar de Gerrit van der Veenstraat 26 en kreeg
de sjoel in de Swammerdamstraat een woonbestemming.
Het huis op 1-hoog werd in 1941 bewoond door Siegmund Goldschmidt (1899-1943), zoon van Hermann Goldschmidt en Rosa Bloch, in 1938 getrouwd met Rachel Waas (1907-1943),
dochter van Isaac Waas en Henriette Velleman. In 1941 werd hun dochter Rachel geboren die de oorlog heeft overleefd.
Serafina Klara (Sera) Anstadt (1923 Lwow, Polen -2008 Amsterdam) kwam in 1930 met haar ouders Karol Anstadt (1891-1943) en Regina Wegsmann (1895-1943) vanuit
Polen naar Amsterdam. Zij verzon in 1930 dat ze niet op 1 september maar op Koninginnedag was geboren (31 augustus), en vulde die datum de rest van haar leven ook
op elk formulier zo in. Sera schreef toneel en autobiografische verhalen en speelde jiddisch toneel bij Anski, de vereniging van Oost-Europese Joden in Amsterdam.
In 'Een eigen plek' (1984) beschrijft Sera haar herinneringen aan het Pools-joodse milieu in de Blasiusstraat:
‘Op de hoek van de Blasiusstraat en de Swammerdamstraat stond de Poolse Sjoel. Als het warm was op zaterdag kwamen de mensen tussen het bidden door even naar
buiten voor frisse lucht. De mannen hielden vaak hun gebedskleed om. Kinderen kregen extra aandacht van hun vaders, die de hele week weinig tijd voor ze hadden.
De vrouwen genoten ervan dat ze even zonder kleintjes om zich heen met anderen konden praten. Ik hield niet van de zaterdag. Als ik wakker werd voelde ik de stemming
al. Er kwam geen geluid van buiten. De venters die door de week: `lekkere appels en peren' riepen, liepen onze straat voorbij. Ook al hoefde ik niet naar school,
er zou toch niet buiten gespeeld worden, want de kinderen moesten hun mooie kleren aan.’
Verderop in het boek verhaalt Sera dat ze al jong overtuigd socialiste was en bij een illegale communistische jeugdgroep ging. Tijdens de oorlog kreeg ze een vervalst
persoonsbewijs waardoor haar naam veranderde in Martha en zat in het joods verzet. Selma is de zus van de schoonzus van Sera. Samen wonen ze een tijdje ondergedoken op
een zolderkamer. Daarna kwamen ze samen in het huis van Ans van Dijk in de Jekerstraat terecht. Door haar werden ze verraden. Ze kwamen in de Hollandse Schouwburg
terecht vanwaar ze op transport zouden worden gesteld. Sera zag kans te ontsnappen met hulp van een oude bekende. Voor Selma kwam de hulp te laat, ze werd gedeporteerd.
Sera getuigde in 1947 bij het proces tegen Ans van Dijk.
Op 23 november 1962 verscheen in het NIW(*) een artikel over de sjoel: "Jom Haätsmoet (onafhankelijkheidsdag Israël) ’s ochtends: schoolkinderen en enkele
ouderen dansen een hora voor de Swammerdamstraatsjoel. ’s Ochtends om zeven uur als de sjoeldienst begint zijn alle zitplaatsen bezet. Wie later komt moet staan.
Stampvol is de kleine synagoge, elk jaar op de ochtend van de Israëlische onafhankelijkheidsdag, als een speciale dienst, georganiseerd door de synagoge in
samenwerking met het Verbond van Midden- en Oost-Europese Joden in Nederland, volgens de door het opperrabbinaat van Israël vastgestelde ritus plaatsvind.
Jom Haätsmoet ’s ochtends en Simchat Torah (vreugde der wet) ’s avonds. Het zijn de jaarlijkse terugkerende hoogtijdagen van een sjoel die door het verhuizen
van de meeste baälei battiem (leden van de gemeente) haar vaste sjabbatbezoekers steeds meer in aantal ziet teruglopen."
Na de Tweede Wereldoorlog wendt het bestuur van de heropgerichte synagoge Kehilat Jaäkow zich tot Raw Herzog met de vraag of in verband met de meerderheid die
de sefardische noesach (riten) wil, de ritus veranderd mag worden. De Israeuml;lische opperrabbijn geeft zijn toestemming. De synagoge aan de Nieuwe Kerkstraat
gaat daarop tot de Sefardische noesach over. In de Swammerdamstraat besluit men uit piëteit jegens de in de oorlog omgekomenen, de asjkenazische ritus vast te houden.
(*) NIW = Nieuw Israëlietisch Weekblad