Naam: Diligentia
Adres: Kalverstraat 122
Architect: -, A.L.van Gendt, H.J.Wigman, E.Breman, G.F.Mastenbroek
Bouwtijd: 1854, 1880, 1892, 1911, 1925
Opdracht:
Het pand met lijstgevel is gebouwd in de tweede helft van de negentiende eeuw in Neo-renaissance-stijl. Het loopt door tot aan de Gedempte
Begijnensloot met een zijingang aan de Begijnensteeg. De oorsponkelijke functie was concertzaal.
1854
In oktober opende hier de concertzaal Diligentia met een soirée musicale. Het Algemeen Handelsblad schreef "De nieuwe zaal is niet groot,
maar vriendelijk en lief, en bijzonder gunstig voor het gehoor." Dat 'klein' was overigens relatief: er was plaats voor 500 toehoorders.
Het werd een theater van de vele namen als Diligentia (1854-1895), Theater des Fantaisies, Maison Zincken en Rijkshallen De Vereeniging. Er werd
verschillende malen verbouwd, maar goed lopen deed het theater nooit. In de periode tussen 1858 en 1868 treedt de familie Sauvlet er veel op. De Sauvlets
geven concerten en brengen opera-uitvoeringen.
In het voorjaar van 1866 werden de meeste kermissen verboden omdat een choleraepidemie zich over het land verspreidde. Voor veel toneelgezelschappen,
die voor de zomer al een toer langs de kermissen gepland hadden, was dit een catastrofe, ze mochten niet spelen. Louis Bouwmeester vormde samen met
enkele andere werkloze acteurs en actrices een eigen troep. Ook Louis Rosenveldt, Bouwmeesters vader, sloot zich bij het gezelschap aan. Na de zomer
van 1866 vestigden zij zich in toneelzaal Diligentia. De directie heette nu 'Louis Bouwmeester & Co.', en behalve zijn vader had Bouwmeester nog meer
familieleden aangenomen: zijn vrouw Christine la Rondelle en haar moeder Louise la Rondelle, zijn broer Frits en twee zusters Louise en Theodora,
zijn halfbroer Willem, zijn tante Gezina en haar dochter. Daniël la Rondelle, de broer van zijn vrouw, leidde het vaste orkestje en schreef de
muziek voor de vaudeville liedjes die gezongen werden. De komieken Eduard Bamberg en Samuel Kapper waren de enige artiesten van naam bij het
gezelschap die geen familie waren.
In 1875 brengt een gezelschap onder leiding van L.Marchand hier Franse opéras-comique en vaudevilles.
1880
Het pand werd onder leiding van
Van Gendt verbouwd tot winkel van meubelfabrikant H.F.Jansen & Zonen, die overkwam van nummer 178. Een deel
van het gebouw bleef concertzaal met de ingang aan de Begijnensteeg.
Dagblad De Tijd schreef in februari 1881:
“De prachtige en rijke winkels en magazijnen in de Kalverstraat hebben weder een mededinger gekregen in een gebouw, welks constructie in plaats van aan
den timmerman, geheel aan den schrijnwerker en den beeldhouwer werd toevertrouwd. De plaats namelijk, waar tot voor eenige maanden het gebouw Diligentia
stond, wordt thans ingenomen door een meubelpaleis, hetwelk er niets meer van heeft dan den naam, doch dat dien naam, als devies van de eigenares, de
firma H.F.Jansen en Zonen, met volle recht mag blijven voeren. Terwijl het geheele gebouw is opgetrokken volgens de plannen van den architect A.L.van
Gendt, werd het binnenwerk van het benedenmagazijn geheel ontworpen door de heeren Jansen en uitgevoerd door hun eigen werklieden, die ook hierin weder
blijken gaven van hun erkende bekwaamheid. Het voorste gedeelte, met fraaien parketvloer, wordt van de straat gescheiden door een reusachtige spiegelruit
en is des avonds op hoogst doelmatige wijze verlicht. Het achterste deel is een salon, maar kon voor de opening, die gisterenavond plaats had, nog niet
geheel gereed komen. Deze is geheel in vlaamschen renaissance-stijl aangelegd, met keurig gebeeldhouwde trap, balustrade en pilasters, alles van fijn
italiaansch notenhout. De grond is ook hier belegd met een keurig bewerkten parketvloer. De geschilderde vensterramen maken een goed effect, en voorzeker
zullen de schoorsteen en het plafond, die nog onderhanden zijn, voor zoover uit de teekening valt op te maken, dit salon tot eer doen strekken van onze
kunstindustrie, tegenover alles wat op dit gebied in het buitenland wordt vervaardigd. Het spreekt van zelf, dat de keurigste meubelen thans op den voorrang
staan, zoodat ook in dit opzicht een bezoek aan het nieuwe magazijn alle aanbeveling verdient.”
Jansen verhuisde in 1892 naar het Spui.
1892
Het pand werd weer tot een geheel verbouwd naar een ontwerp van
H.J.Wigman en gebruikt door theater
De Vereeniging, dat overkwam van de
Warmoesstraat 139. Aan de Kalverstraat kwam de ingang met de vestibule. De ingang aan de Begijnensteeg werd een nooduitgang en op de verdiepingen waren de
kleedkamers. Het balcon was dusdanig onhandig geconstrueerd, dat slechts de helft van de mensen het toneel kan zien, terwijl de andere helft het bij
luisteren moet laten. Op het programma van de openingsvoorstelling staat een operette van Offenbach. Was het theater een succes? Helaas niet, het publiek
bleef weg en het theater sloot al in 1895.
De volgende gebruiker was Hôtel de France, met café-restaurant Français met leeszaal en buffet uitmondend in een overdekte wintertuin
en diverse zalen. Daarachter lag de iets hoger gelegen biljartzaal. Het hotel sloot begin 1911.
1911
Evert Breman verbouwde het pand in bijna zes maanden tot bioscooptheater Pathé met bijna 500 zitplaatsen. Het omvatte een bioscoopzaal
met stalles en parket en een balkon met zitplaatsen en loges. Hij vergrootte de wintertuin met een groot gedeelte van de biljartzaal tot bioscoopzaal.
Uit het Algemeen Handelsblad van 15 juli 1911: 'In 't hartje van de stad, in perceel Kalverstraat 122, is gisteravond een Bioscoop-theater geopend onder
een zeer groote belangstelling van vele genoodigden die het keurige zaaltje en het ruime balcon geheel vulden. Zooals het programma vermeldt, zullen in
het Theater Pathé voorstellingen worden gegeven van des middags half drie tot 's avonds elf uur. De openingsvoorstelling gisteren droeg een eenigszins
feestelijk karakter. Bloemstukken versierden de vestibule, het orkest speelde de Nederlandsche en Fransche volksliederen en het programma muntte uit door
vele rijke beelden.' Een dag eerder was de nieuwe Pathé-bioscoop geopend, de eerste bioscoop in de Kalverstraat. Op het programma stond het
Pathé-bioscoopjournaal, een documentaire en korte drama’s en komedies, zoals men dat ook in andere bioscopen kon zien. Bij Pathé was in
tegenstelling tot veel andere Amsterdamse bioscopen begin jaren tien geen explicateur te zien en te horen, alleen een klein orkestje onder leiding van N.Snoeck.
In 1923 sloot Pathé.
1925
Na een verbouwing door
Gerard F.Mastenbroek, ging de bioscoop verder onder de naam Corso. Deze werd in 1979 gesloten.
Tegenwoordig (2020) is in het pand een schoenenwinkel gevestigd.