Architecten
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.
Pierre Cuypers Adriaan Dortsman Herman Baanders Hans Ruijssenaars Jos Cuypers Jan Baanders Joop van Stigt Eduard Cuypers

                                

Adrianus Bleij Michel de Klerk Jan Stuyt Liesbeth van der Pol Van der Meij Evert Margry Piet Kramer

19 Het Atelier Architecten is een architectuuratelier, waarin een gedreven team professionals onder leiding van directeur/architect Rob Moritz werkt aan bijzondere, kwalitatief hoogwaardige en duurzame stedenbouw, architectuur, interieurs, bouwtechniek en adviezen. De ateliervorm zorgt voor een hechte samenwerking tussen alle leden en disciplines binnen het team, waardoor het geheel altijd meer is dan de som der delen. Het credo “creatief en professioneel” staat voor zowel het proces als het product daarvan. Door op elkaars schouders te gaan staan bereik je grotere hoogtes, kun je verder kijken en wordt je sterker. Daarom is het zo belangrijk, dat ons bureau over zoveel verschillende disciplines beschikt. Daarnaast onderhouden we nauwe samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld technisch- en financieel specialisten, kunstenaars en allerlei andere vormgevers. In een aantal projecten wordt samengewerkt met collega-bureaus.
Projecten: Huntum 14-15

A & I Architecten is opgericht in 1990 als Bureau voor Architectuur & Interieur I.H.Liem BV.
Projecten: Jan Olphert Vaillantlaan 50; Johan Lulofsstraat 2

Abspoel, Cornelis Adrianus (Kees) Naast zijn werk overdag op een architectenbureau, ging hij ‘s avonds naar de avond-m.t.s., gevolgd door een cursus architectuur aan de academie van beeldende kunsten en technische wetenschappen in Den Haag. In 1924 begon hij op het bouwbureau van de B.P.M., aanvankelijk voor de bouw van een verkoopkantoor voor de Shell, maar al spoedig als zelfstandig ontwerper van diverse laboratoria in Amsterdam en voor de raffinaderij in Pernis. Die werkkring breidde zich uit tot het geven van adviezen voor bouwwerken in Curaçao, Venezuela, Nieuw Guinea, Brits Borneo, Indonesië en Australië en de vele andere locaties waar Shell te vinden was. (2023)
Projecten: Badhuisweg 3; Overhoeksplein 2

Add-It Architecten is het architectenbureau van Donald Jansen. Hij heeft gestudeerd aan de TU Delft richting Architectuur (1984-1990). Jansen had zijn eigen bureau DRKarchitects van 1995 tot 2008. Van 2008 tot 2012 werkte hij als projectontwikkelaar, vanaf 2012 is hij eigenaar-directeur van Architecture Design and Development, ADDIT.
Projecten: Ad Windighof 9

ADP architecten (architectuur design en planning) is opgericht in 1950. In 2010 is nog een aankondiging te vinden dat zij samengaan met HM Architecten (1978) en Boerstra & Partners Architecten onder de naam HMADP. Zij hebben dan ca. 50 medewerkers en werken aan een breed scala aan projecten. Elk van de partners heeft een eigen kernactiviteit en kunnen van hieruit de ander ter zijde staan. De projecten zijn verspreid over het gehele land en betreffen stedenbouw, woningbouw (individuele woningen, wooncomplexen), bedrijfsgebouwen (kantoren, werkplaatsen, laboratoria), openbare gebouwen (musea, gemeentehuizen), onderwijs en zorg op alle voorkomende schaalniveaus. Wie de oprichters zijn van ADP is ons niet bekend. Na 2013 is er weinig terug te vinden dat nog onder de ADP-architecten werkt. De enige die nog gebruik maakt van een mailadres van die naam is Acampo-architecten in Amsterdam. (2023)
Projecten: Céramiquelaan 3-45; Hammarbystraat 2-44; Overhoeksparklaan 130-290; Prins Hendrikkade 142

Alberts en Van Huut is een in 1963 opgericht Nederlands architectenbureau. De architecten ontwerpen volgens de ideeën van het organische bouwen, een architectuur die geïnspireerd is op de natuur en waarbij de menselijke maat centraal staat. Geen grote strakke gebouwen en rechte lijnen maar opgebroken volumes, meanderende gangen en vormen als vijfhoeken zijn belangrijke kenmerken in het organisch bouwen. Anton Carel (Ton) Alberts (1927-1999) volgde zijn opleiding aan de École des Beaux-Arts in Parijs en de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. In 1963 begon Alberts zijn eigen architectenpraktijk en werkte tot 1974 als docent voor de Academie van Bouwkunst en was als architect verbonden aan het bureau van Ben Merkelbach. In 1987 wordt Max van Huut (1947-) partner en krijgt het bureau zijn huidige naam. Hij volgde zijn opleiding aan het Hoger Technische Instituut en de Academie van de Bouwkunst. Van Huut werkte al sinds 1975 bij het architectenbureau van Alberts.
Het organisch bouwen heeft een nauwe band met de antroposofie. Van Wim Scherpenhuijsen Rom, aanhanger van de antroposofische beweging en bestuursvoorzitter van de NMB-bank krijgen ze de opdracht voor het ontwerp van een nieuw hoofdkantoor in Amsterdam Zuidoost.
Van 2001 tot 2010 is Marius Ballieux partner bij Alberts & Van Huut. (2022)
Projecten: Bijlmerplein 888

Albrecht, Saskia Al jaren hou ik mij bezig met het ontwerpen van zeer uiteenlopende tuinen. Steeds is daarbij het pand het belangrijkste uitgangspunt: de bouwperiode, de lijnen van het huis, de sfeer en de omgeving zijn de bouwstenen voor een passend tuinontwerp. Het grootste compliment dat men mij kan geven is dat het lijkt alsof de tuin er altijd al in die vorm geweest is.
De laatste jaren ben ik vooral betrokken bij tuinen in het historische hart van Amsterdam waar de eeuwen geschiedenis de belangrijkste factor zijn. Veel hangt dan af van kennis van de tuinhistorie en van gericht historisch onderzoek.
Andere projecten van Saskia Albrecht: tuin van het Trippenhuis: ontwerp 1993, tuin van Museum Willet-Holthuysen: historisch onderzoek, renovatie ontwerp, beplanting en begeleiding vanaf 2007, tuin van de ambtswoning van de burgemeester van Amsterdam: historisch onderzoek, renovatie ontwerp, beplanting en begeleiding vanaf voorjaar 2009, diverse particuliere tuinen aan de grachten in Amsterdam.
Projecten: Herengracht 68

Alewijn, Cornelis (1788-1839) was een Nederlands militair en civiel ingenieur. Hij was de zoon van mr. Jacob Alewijn en Cornelia Henriette Backer; hij studeerde aan de universiteit van Göttingen en later aan die van Utrecht. In Utrecht studeerde hij bij de wiskundige prof. J.F.van Beeck Calkoen. Na zijn studie werd hij in 1812 naar Parijs gestuurd als ‘vrijwilliger’ voor de Garde d'Honneur. Hij kwam begin 1814 terug en werd toen benoemd tot 2de luitenant-ingenieur. Hij diende bij het beleg van Naarden onder bevel van generaal Krayenhoff. Later in 1814 volgde zijn bevordering tot 1ste luitenant en in 1817 tot kapitein. Hij deed vervolgens dienst bij de opbouw van de vestingen Namen en Dendermonde. In 1832 werd hij benoemd tot commissaris van stads publieke werken te Amsterdam. Hij bleef dit tot zijn overlijden. In 1816 werd hij correspondent van het Koninklijk Nederlands Instituut[2], en in 1832 lid 1e klasse van het Instituut. In 1835 werd hij ook lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem en voorzitter van het KNI. Ook was hij lid van de raad van bestuur der Koninklijke Academie van beeldende kunsten te Amsterdam. Hij was in Namen in 1819 getrouwd met Olowina Wilhelmina Degerman, en zij kregen vijf kinderen.
Projecten: Haarlemmerplein 50

Amsterdam Architectuur Atelier is opgericht in 2000.
Projecten: Pedro Nunesstraat 6

ANA Architecten ontwerpt gebouwen vanuit een duidelijke visie: We zoeken naar vorm die ruimte geeft aan nieuwe mogelijkheden voor gebruik en die voorbij gaat aan voorgeprogrammeerde en gangbare oplossingen. Onze ontwerpen zijn helder, functioneel en sprekend in hun eenvoud. Een eenvoud die bij nadere beschouwing steeds een extra laag onthult.
Projecten: Cornelis Zillesenlaan 3-19; Erich Salomonstraat 326-366; Jan Olphert Vaillantlaan 2-20; Johan Lulofsstraat 1-3; Pieter Holmplein 1-169

Arcadis is een wereldwijd opererend architectenbureau met ruim 33.000 werknemers. Voor veel projecten zoeken ze bovendien contact met lokale architecten en ingenieursbedrijven. (2023)
Projecten: Grasweg 31

Architectenbureau Aad Lambert. Aad Lambert studeerde aan de Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde (1975). Hij werkte van sindsdien bij de gemeente Amsterdam, van 1978–1980 bij de Dienst Volkshuisvesting als projectleider sociale woningbouw. Van 1980–1985 bij de Secretarie afdeling coördinatie Stadsvernieuwing als voorzitter van de projectgroep stadsvernieuwing OOsterparkbuurt e.o. Aansluitend tot 1987 bij de Secretarie afdeling Grondzaken en Openbare Werken als beleidsadviseur. Van 1987–heden directeur/architect van architectenbureau Aad Lambert. Hun filosofie is: ‘Het creëren van gebouwen, van tekentafel tot aan de bouwplaats is een uitdagend proces. Vanuit een weids veld aan mogelijkheden wordt door het nemen van weloverwogen beslissingen naar een gemeenschappelijk doel toegewerkt. Flexibiliteit is hierbij van groot belang. Slimme economische oplossingen, met zorgvuldige aandacht voor detail, voegen zich op passende manier in hun omgeving. Wij zien graag kansen in elke situatie, en zetten ons volledig in deze kansen optimaal te benutten. Zo ontstaan goede gebouwen met heldere architectonische gebaren, gebouwen die hun gebruikers een fijne omgeving bieden.’
Projecten: Lisdoddelaan 136

Architectenbureau Ellerman Lucas van Vugt is in 1983 opgericht door Niek van Vugt. Niek heeft zijn opleiding gedaan aan de TU Eindhoven. In 2013 hebben de bij ELV werkzame architecten duCroq en van Zutphen besloten een eigen bedrijf, duCroq en van Zutphen architects, te starten. In goed overleg met Niek van Vugt is besloten dat een aantal lopende projecten worden overgedragen. (In 2021 is er geen verdere info ELV meer te vinden.)
Projecten: Daguerrestraat 3-53; IJburglaan 551-725; Johan van der Keukenstraat 2-150; Joris Ivensplein 2-116; Nico Jessekade 113-143

Architectenbureau Fritz Maarten Fritz (1953) is in 1988 afgestudeerd aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Het motto van zijn bureau: “restauratie is geen doel, maar een middel” Maarten zegt hierover: ’Het leven is wel wat te rekken, door zorgvuldigheid in acht te nemen, gezond te leven en door op tijd een noodzakelijke reparatie te laten uitvoeren. Maar kapot gaan wij, dat is de enige zekerheid in ons bestaan. Architecten noemen dat ‘rekken en repareren’ sinds de negentiende eeuw ‘restaureren’. Bibliotheken puilen uit met boeken vol met theorieën over restaureren. De achtergrond van de vele opvattingen is eender, namelijk de zorg voor het erfgoed. De meeste theorieën gaan zijdelings over ‘restaureren’, echter veel meer over de vraag “Hoe moet er worden omgegaan met bestaande architectuur?” Alle interessante stukken over restauratiebeginselen behandelen het boeiende vraagstuk over (dis)harmonie in de architectuur: “Kan het wel, of kan het niet?”. Hoe dan ook, restauratie wordt daarmee wel onderdeel van het architectuurdebat. Wat is restaureren eigenlijk? De definitie van architectenbureau Fritz is buitengewoon simpel: restaureren is niets anders dan het herstellen van schade. Gaat het handelen verder dan alleen het herstellen van de schade, dan is het beter te spreken van ‘verbouwen’. Restaureren en verbouwen hebben niets met elkaar te maken. Herstellen van schade is technisch en bouwkundig van aard. Vaak lastig en moeilijk, maar met behulp van specifieke kennis, vaardigheden, doorzettingsvermogen en ervaring bijna altijd te volbrengen. Verbouwen heeft, naast technische en bouwkundige aspecten, te maken met een nieuw programma van eisen, met opdrachtgeverschap en met ontwerp en architectuur. Restaureren is geen doel op zich, maar is een van de vele beschikbare middelen om architectuur te maken, te herstellen.’ (2023)
Projecten: Herengracht 476; Overhoeksplein 2

Architectenbureau H.A.van Oerle en J.J.Schrama. Hugo Anthonius van Oerle (1905-1994) was een Nederlandse architect en historicus. Van Oerle was de zoon van Paulus Mattheus Johannes van Oerle, architect en rijksopzichter van beroep en Gijsberta Cornelia Spierenburg. Hij studeerde aan de Technische Hogeschool Delft, waar hij in aanraking kwam met de combinatie van religieuze en esthetische opvattingen van de in 1924 tot hoogleraar benoemde M.J.Granpré Molière, zoals die later bekend werden als de Delftse School. Daarnaast maakte hij kennis met de persoon en het werk van A.J.Kropholler. Nadat hij in 1930 afstudeerde ging Van Oerle werken op het bureau van Kropholler. Samen met Kropholler was hij verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van de St.Petruskerk met pastorie en omliggende woningen te Leiden. In een van deze woningen vestigde Van Oerle zijn eerste kantoor-woonhuis. In 1942 trouwde Van Oerle, nadat zijn eerste vrouw in het kraambed van hun zoon Paulus Mattheus Johannes in 1937 overleed, met Maria Anna Petronella Norbertha (Ria) van Gorp. Vanaf 1946 werkte hij als architect samen met J.J.Schrama onder de naam Architectenbureau H.A. van Oerle en J.J.Schrama. Samen ontwierpen ze onder meer de Heilige Familiekerk. Ook zijn zoon Paul zou later het familieberoep voortzetten. Van Oerle heeft ook een grote belangstelling gehad voor de studie van de architectuur- en stedebouwkundige geschiedenis en de archeologie. Hij is gepromoveerd op de geschiedenis van de stedebouwkundige ontwikkeling binnen het Leidse rechtsgebied tot aan het einde van de gouden eeuw. J.J.Schrama wordt alleen genoemd als vennoot op kantoor met Van Oerle.
Projecten: Zaaiersweg 180-182

Architectenbureau Holvast en Van Woerden was eigendom van Philippus Freerk (Flip) Holvast (1947) en Dan E.van Woerden en opgericht in 1982. Van Woerden was eerder medewerker op het bureau van Sterenberg Ter Apel. (2021)
Projecten: Jan Vrijmanstraat 2-20, 22-60; Mattenbiesstraat 182-186, 190; Max de Haasstraat 7-17; Nico Jessekade 1-31, 33-67

Architectenbureau Kleinhout en Van der Steur werd gevormd door Gerrit Herman Kleinhout (1881-1958) en Albert Johan van der Steur (1895-1963).
Albert Johan van der Steur, afkomstig uit een architectenfamilie, studeert in 1920 af aan de Technische Hogeschool in Delft. Hierna gaat hij op het architectenbureau van Karel Muller in Hengelo aan de slag.
Gerrit Herman Kleinhout, chef de bureau bij J.H.W.Leliman, haalt Van der Steur vervolgens als ontwerper binnen wanneer hij het bureau van Leliman in 1921 overneemt na diens plotselinge overlijden. De naam blijft op verzoek van de weduwe Leliman ‘Architectenbureau Leliman’, maar wordt in 1930 omgezet in ‘Architectenbureau Kleinhout en Van der Steur’.
Na het overlijden van Kleinhout gaat Van der Steur een samenwerking aan met W.F. Snieder. Wanneer Van der Steur in 1963 sterft, associeert Snieder zich met H.Duyvendak. Met de komst van een derde architect heet het bureau in de periode 1970-1992 Snieder, Duyvendak en Bakker, waarna het bureau overgenomen wordt door J.Snieder, een zoon van W.F.Snieder.
In het vooroorlogse werk van het bureau is de invloed van de Amsterdamse School, van Dudok en de Delftse School terug te zien, waarbij vooral de sobere detaillering opvalt. Na de oorlog hanteert het bureau vooral de traditionele Delftse Schoolstijl bij de ontwerpen voor wederopbouwprojecten. Van der Steur heeft naam gemaakt als restauratiearchitect, bijvoorbeeld voor de Oude en Nieuwe Kerk in Amsterdam.
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 116

Architektenbureau OMA Office for Metropolitan Architecture is een internationaal bureau dat zich richt op architectuur, stedenbouw en culturele analyse. Het bureau wordt geleid door zeven partners en heeft projecten in Europa, Azië, Midden-Oosten, Noord-Amerika en Afrika. Het hoofdkantoor is gevestigd in Rotterdam en er zijn vestigingen in New York, Beijing en Hong Kong. Het Office for Metropolitan Architecture (OMA) werd in 1975 opgericht door architect Rem Koolhaas, architect Elia Zenghelis, beeldend kunstenaars Madelon Vriesendorp en Zoe Zenghelis in Londen. Het zou vanaf dat moment een belangrijke rol spelen in het wereldwijde architectuurdebat, zij het in het begin, vooral als "papieren architect"; dat wil zeggen dat OMA bekend was van lezingen, prijsvragen, discussies en publicaties, maar niet van gebouwen. Vooral het opzienbarende prijsvraagontwerp voor de uitbreiding van de Tweede Kamer in Den Haag uit 1978 trekt wereldwijd de aandacht. Vanwege een aantal Nederlandse opdrachten vestigt OMA zich in 1981 in Rotterdam. In de beginjaren werden nog niet veel ontwerpen gerealiseerd. Meervoudige opdrachten voor het stadhuis in Den Haag (1986) en het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam (1988) gingen ondanks lovende juryrapporten en handtekeningenacties uit de architectenwereld niet naar OMA. Met de realisatie van de ruimtelijk complexe Kunsthal Rotterdam (1987-1992) breekt het bureau internationaal door. Het krijgt diverse grote opdrachten, zowel in Nederland als in onder andere Duitsland, Portugal, Spanje, Frankrijk en de Verenigde Staten.
Het waren Nederlandse steden waar OMA's eerste ontwerpen werden gerealiseerd: Amsterdam (het IJplein in Amsterdam-Noord; stedenbouwkundig plan en woongebouw); Den Haag (gebouw voor het Nederlands Dans Theater); en Groningen (een tweetal woongebouwen). Later volgden de Kunsthal in Rotterdam en het Educatorium in Utrecht, Paard van Troje (Den Haag) en het Souterrain in Den Haag. In Nederland was het bureau verder verantwoordelijk voor masterplannen in o.a. De Uithof Utrecht (Universiteitscomplex), Groningen (Verbindingskanaalzone), Breda (Chassé-terrein) en Almere Centrum. Binnen dat laatste plan werd in 2006 de bioscoop Blok 6 naar ontwerp van OMA opgeleverd. In Nederland heeft het onder meer een enorm gebouw op de Rotterdamse Wilhelminapier ontworpen, waar 160.000 vierkante meter verticale stad verrees, compleet met bioscoop, fitnesscentrum, hotel, kantoren, winkels en woningen. In 2009 heeft OMA de ontwerpwedstrijd voor het Timmerhuis in Rotterdam gewonnen; dit werd opgeleverd in 2015.
Remment Lucas (Rem) Koolhaas (1944) is een Nederlandse architect. Hij is de zoon van schrijver en filmcriticus Anton Koolhaas. Zijn grootvader was de architect Dirk Roosenburg (1887-1962). Tussen 1952 en 1956 woonde het gezin Koolhaas in Indonesië. In Nederland ging Koolhaas naar de Nederlandse Filmacademie, waar hij zich specialiseerde in scenarioschrijven en samen met Jan de Bont, Frans Bromet, René Daalder en Samuel Meyering in 1965 de 1,2,3 Groep vormde. Hij schreef onder andere het scenario voor De Blanke Slavin (1969; samen met Daalder). Ook werkte hij als journalist bij de Haagse Post. Van 1968 tot en met 1972 studeerde hij architectuur aan de Architectural Association School (AA) in Londen. Koolhaas verwierf in 1972 een beurs om een tijdlang in de Verenigde Staten te verblijven. Hij studeerde aan de Cornell University en werd daarna visiting fellow aan het Institute for Architecture and Urban Studies in New York. In 1975 richtte Koolhaas met de architect Elia Zenghelis en hun beider echtgenotes, de beeldend kunstenaars Madelon Vriesendorp en Zoe Zenghelis, het architectenbureau Office for Metropolitan Architecture (OMA) op, dat vanaf dat moment een belangrijke rol zou spelen in het wereldwijde architectuurdebat, zij het in het begin vooral als 'papieren architect'. Dat wil zeggen dat OMA aanvankelijk bekend was van lezingen, prijsvragen, discussies en publicaties, maar niet van gebouwen. Vooral het opzienbarende, maar niet uitgevoerde, prijsvraagontwerp voor de uitbreiding van het Tweede Kamergebouw in Den Haag uit 1978 trok wereldwijd de aandacht.
Eind jaren negentig besloot Koolhaas AMO op te zetten, een eigen researchinstituut dat een aantal samenwerkingsverbanden van het bureau (vooral die met Harvard Design School in Massachusetts) formaliseerde. AMO houdt zich bezig met thema's als identiteit, cultuur en organisatie en was onder andere betrokken bij de opdrachten voor Prada, het onderzoek naar de verplaatsing van Schiphol en de visuele communicatie rond de Europese Unie.
Projecten: Bijlmermeer

Architektenburo Hans Wagner is 2 januari 1985 opgericht door architect Hans Wagner en werkzaam vanuit Amsterdam.
Projecten: Haag en Veld

Architektengroep Florapark De belangrijkste architecten van dit bureau zijn Leontine van der Breggen en Eugène Zaaijer.
Projecten: Lisdoddelaan 132; Zwanebloemlaan 1-3, 13-15, 23-27

architectuurcentrale Thijs Asselbergs (aTA). Thijs Asselbergs (1956) studeerde bouwkunde aan de TU Delft (1975-1982) en richtte in 1984 een eigen bureau op. Naast zijn werk als zelfstandig architect heeft Asselbergs zich altijd zeer betrokken getoond bij de opleiding tot architect, de ontwikkeling van het architectenberoep en de mogelijkheden van architectuurbeleid. Tussen 1990 en 1994 was Asselbergs stadsarchitect van Haarlem, en tot 2010 voorzitter van stichting Archiprix Nederland en Archiprix International. In Haarlem richtte hij in 2006 het debatplatform De Stekker op. Hij is directeur van ontwerpbureau aTA architectuurcentrale Thijs Asselbergs en hoogleraar Architectural Engineering aan de TU Delft.
Projecten: Oeverzeggestraat 10-74

Architoop is in 2005 opgericht door Sjoerd Landman. Sjoerd studeerde na de ARTez, architectuur aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam en is daar in 1998 ‘cum laude’ afgestudeerd. Tijdens en na zijn studie heeft hij bij diverse gerenommeerde architectenbureau’s als Herman Zeinstra en Liesbeth van der Pol DOK, Meyer en van Schooten Architecten MVSA en HvdN architecten als project architect gewerkt. Sjoerd Landman weet met zijn bureau Architoop functionaliteit en schoonheid te combineren in goed doordachte architectuur waarin elegantie, eenvoud en eerlijk materiaalgebruik de basis vormt. 'Wie een huis wil laten ontwerpen zoekt een architect die er plezier in schept om op basis van individuele woonwensen een goed doordacht ontwerp te maken. Iemand die meedenkt over sfeer, indeling en materialen. Het team van Architoop ontwerpt woonhuizen in een persoonlijke stijl waarbij de woonwensen van opdrachtgevers centraal staan. Wij voegen er onze passie en vakmanschap aan toe om een 'op leest gesneden' woonhuis te realiseren.'
Projecten: Jan Olphert Vaillantlaan 75

Archivolt architecten is een middelgroot architectenbureau actief op het gebied van nieuwbouw, renovatie en restauratie. Archivolt is actief in alle fasen van het ontwerpproces, van initiatieffase en voorontwerp tot en met uitvoeringsfase en beheer en onderhoud. Ontwerpen is de kern van onze vaardigheden, in coöperatie met andere disciplines strevend naar aan integrale oplossingen. Wij richten ons in het ontwerp impliciet op de totale levensduur van een gebouw met het oog op duurzaamheid, onderhoud en exploitatie.
Archivolt architecten bv vindt zijn oorsprong in het door Hein van Meer in 1962 opgerichte bureau en telt begin 2013 ongeveer 12 medewerkers. In het begin lag het zwaartepunt op woningbouw. Sindsdien is de portefeuille aanzienlijk verbreed en bestaat thans uit woningbouw, onderwijs, maatschappelijke zorginstellingen en utiliteitsbouw met een specialisatie op het gebied van penitentiaire inrichtingen. Dit betreft zowel nieuwbouw, renovatie en herbestemming als restauratie en herstel van cultureel erfgoed. De verbreding en specialisatie heeft plaatsgevonden door verschillende expertises bij elkaar te brengen en zodoende optimaal in te spelen op een nadrukkelijke verschuiving naar herbestemming, renovatie en verduurzaming. Laatstgenoemde categorie , herstel en herbestemming van cultureel erfgoed, heeft een aanzienlijk groei doorgemaakt, mede door de toetreding van nieuwe partners en door overnames van gespecialiseerde bureaus (in 2001 Architectenbureau Peters en Boogers en in 2005 Architektenbureau M. van Haaren B.V.).
Het bureau heeft gaandeweg verschillende namen gehad, aanvankelijk gekoppeld aan de namen van de partners Sinds 2001 is gekozen voor naam “archivolt”, hetgeen gespannen boog betekent, een grensverleggende Romeinse uitvinding in de bouwkunst. De verschillende partners hebben door hun specifieke inbreng bijgedragen aan de ontwikkeling van de bureauvisie en middels uiteenlopende projecten het totale oeuvre van het bureau bepaald.
Projecten: Huntum 16; Kikkenstein

Arkel, van, Gerrit A. (1858-1918). Gerrit A. van Arkel werd geboren in een kinderrijk gezin in Loenen aan de Vecht. Behalve de gewone lagere school bezocht hij de zogenaamde Fransche School voor ‘jongeheeren’ uit de betere kringen. Geld voor een verdere opleiding was er niet. Vandaar dat hij op 14-jarige leeftijd als ‘timmermansjongmaatje’ in dienst trad van eerst een plaatselijke timmerman en daarna firma’s in Baarn en Amsterdam. Eenmaal in de grote stad kon hij avondonderwijs volgen bij de vermaarde Industrieschool der Maatschappij voor den Werkenden Stand, waar veel architecten vandaan kwamen. Een van de bestuursleden en docent van de school was de aannemer Jan Galman, bekend als pleitbezorger voor een brug over het IJ, ontfermde zich over Van Arkel en liet hem tekenen aan zijn visionaire ontwerpen.
Van Arkel blonk uit en werd door Galman meteen na de opleiding, op 17-jarige leeftijd, aangesteld als leraar bouwkundig tekenen. Hij zou zes jaar als docent aanblijven. In 1876 kwam hij bovendien als tekenaar op het bureau van G.B.Salm, waar hij werkte aan onder meer het Artis Aquarium, de Amstelbrouwerij en het gebouw van de Vrije Gemeente (nu Paradiso). Al op zijn 23ste was Gerrit van Arkel eraan toe zich als architect te vestigen. Hij begon het avontuur in 1882 samen met W.Wilkens, die echter in februari 1884 al overleed. Op de rijksmonumentenlijst staat het woonhuis Plantage Middenlaan 36, het enige nog resterende pand dat Van Arkel en Wilkens samen ontwierpen.
Van Arkel zette het bureau in zijn eentje voort; de naam van Wilkens bleef tot 1893 gehandhaafd. Pas in 1914 zou hij, gedwongen door een ernstige ziekte waarvan hij ternauwernood genas, opnieuw een partner zoeken in de gedaante van H.J.Breman (van het Lloyd Hotel). Samen met Breman schiep Van Arkel het kantoorgebouw op de hoek van de Westermarkt en de Keizersgracht. De bouw leidde tot de nodige commotie, omdat een dubbele 17de-eeuwse trapgevel sneuvelde. De kwestie leidde uiteindelijk tot de oprichting van de Vereniging Hendrick de Keyser. Nu was het niet zo dat Gerrit van Arkel geen waardering had voor het verleden. Integendeel, hij was ook verzamelaar van Noord-Hollandse oudheden. Zijn woonhuis was een soort museum en hij behoorde tot de oprichters van het Genootschap Amstelodamum. En tegen het eind van zijn leven werd Van Arkel erelid van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG). Hoewel hij een zeer drukke praktijk had als bouwmeester, was Van Arkel van 1899 tot 1906 als vrijzinnig-democraat ook nog lid van de Amsterdamse gemeenteraad.
Van Arkel was gecharmeerd van de Oud-Hollandse stijl, die de 17de-eeuwse grachtengordel domineert. Maar hij gaf er zijn eigen draai aan. In zijn vroegste gebouwen zijn elementen uit de gotiek, renaissance en barok op feestelijke wijze door elkaar gehusseld. Al snel kwamen er steeds meer jugendstil-elementen bij. Er zitten altijd wel leuke uitbouwtjes en erkertjes. Versieringen aan vooral de bovenverdiepingen en de gevels zijn opvallend. Daken hebben een voor Nederland ongebruikelijke halfbolle, halfholle vorm (‘ojief’). Een raar en onbruikbaar torentje kon er meestal ook nog wel van af. Op latere leeftijd kalmeerde Van Arkel wat en bekeerde hij zich tot een sobere variant van de Amsterdamse School. Van Arkel voelde zich aanvankelijk verwant met de pleitbezorger van de Oud-Hollandse stijl, Isaac Gosschalk, die de Wester- en Oostergasfabriek bouwde. Vanaf 1895 echter was hij één van de eersten die de grootheid inzagen van de nieuwe bouwmeester Hendrik Petrus Berlage. Zozeer volgde hij in zijn latere, ‘sobere’ fase zijn voorbeeld na dat Van Arkels gebouwen soms werden toegeschreven aan Berlage. Van zijn scheppingen staan er minstens 29 op de verschillende monumentenlijsten. Van zijn talloze winkels zijn er nog vele in bedrijf. Met pure woningbouw hield Gerrit van Arkel zich niet zo vaak bezig maar met kantoorontwerpen kon Van Arkel zich echt uitleven. Een befaamd voorbeeld is het rijk versierde The Marine Insurance Company Limited op de hoek van het Rokin en de Wijde Lombardsteeg uit 1901.
Projecten: Amstel 212; Beursstraat 49-51; Herengracht 621; Herengracht 625; Herengracht 627(-629); Sint Annenstraat 20-24; Warmoesstraat 112-116

Arons en Gelauff architecten. Floor Arons (1968) en Arnoud Gelauff (1963) richtten het bureau in 1996 op. Floor studeerde in 1993 af aan de TU Delft richting Architectuur. Tussen 1990 en 1996 werkte hij bij Claus en Kaan architecten, OMA/Rem Koolhaas, Marlies Rohmer en Mastenbroek en Van Gameren. Arnoud deed zijn opleiding Bouwkunde aan de Amstel HTS, Amsterdam (1988). Van 1988 tot 1990 werkte hij bij Hans Hagenbeek, van 1990 tot 1994 voor De Vries Sas Bouma en van 1994 tot 1996 bij de Architectengroep/Mastenbroek en Van Gameren.
Projecten: Annie Boshof 1-17, 2-20; Ben van Meerendonkstraat 130-184; Daguerrestraat 3-53; Eva Besnyöstraat 575-631; IJburglaan 551-725; Johan van der Keukenstraat 2-150; Joris Ivensplein 2-116; Marius Meijboomstraat 109-111

Atelier Dutch Atelier Dutch is in 2003 opgericht door Elmar Egert en Rob van der Velden. Elmar Egert heeft na zijn opleiding aan de TU Delft (1984–1990) enkele jaren in Berlijn gewoond en gewerkt aan verschillende woningbouwprojecten. Vanaf 1994 heeft Elmar voor TKA (Teun Koolhaas Associates) gewerkt. Elmar heeft lesgegeven aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, was tot 2014 lid van de welstandscommissie in Almere en vanaf 2017 is hij lid van de welstandscommissie in Lelystad. Rob van der Velden is in 1999 afgestudeerd als stedenbouwkundige en ontwerper aan de Technische Universiteit Delft. Na mijn afstuderen ben ik junior stedenbouwkundige geworden bij TKA (Teun Koolhaas Associates). Daar heb ik tot 2003 in een inspirerend team gewerkt aan verschillende stadsuitbreidingen en herontwikkelingen in binnen- en buitenland. Rob is ook actief voor zijn vak buiten het dagelijks werk op het bureau. Zo houdt hij zich bezig met het stedenbouwkundig onderwijs, geeft lezingen en rondleidingen en zit in verschillende vakgerelateerde besturen en commissies. In de periode 2015-2019 was Rob van der Velden voorzitter van de BNSP (Beroepsvereniging van Nederlandse Stedenbouwkundigen en Planologen).
Projecten: IJburglaan 1391-1471; Lumièstraat 2-32; Maria Austriastraat 700-736; Oeverzeggestraat 82-160; Willy Mullenskade 1-29

Atelier Kempe Thill werd in 2000 opgericht door de twee Duitse architecten Kempe en Thill, naar aanleiding van hun Europan 5 winnende voorstel van driehonderd woningen op de Kop van Zuid in Rotterdam.
André Kempe is geboren in Freiberg, Oost-Duitsland, (1968) en studeerde aan de TU Dresden. Kempe is aangesteld als studiomaster aan de Technische Universiteit Delft en de Academie van Bouwkunst in Arnhem en Rotterdam.
Oliver Thill is geboren in Karl-Marx-Stadt, Oost-Duitsland, (1971) en studeerde aan de TU Dresden. Thill is aangesteld als studiomaster aan de Technische Universiteit Delft, de Academie van Bouwkunst in Arnhem en Rotterdam, en het Berlage Instituut Rotterdam en Delft. (2021)
Projecten: Bert Haanstrahof 2-8; Bert Haanstrakade 216-240; Talbotstraat 167-227

Atelier Kingma & van Mameren, een buro voor architectuur en beeldende kunst, is in 1995 opgericht door Wilma Kingma en Arnout van Mameren. De opdrachten betreffen voor een groot deel woningbouw en stedenbouw hoewel geprobeerd wordt het soort opdrachten uit te breiden. Naast het praktische werk aan te realiseren opdrachten wordt er gewerkt aan studies naar vormentaal en structuren op zowel architectonisch als stedenbouwkundig vlak. Het vrije werk in de architectuur betreft studies naar stedelijke weefsels en naar de toepassing van dergelijke weefsels in de hedendaagse opgaven. Verder worden vormstudies gedaan die als inspiratiebron moeten werken bij de opdrachten. Het buro is sinds juli 1998 gevestigd in Schiedam. De opdrachten waaraan het buro werkt, variëren van omvang. Zo zijn er kleinschalige opdrachten van 5 woningen tot opdrachten met een omvang van zo’n 250 woningen. Ook worden verbouwingen van particuliere woonhuizen gedaan. De laatste tijd is er meer nadruk op opdrachten op andere werkterreinen gekomen, zo is er een buurthuis, een multifunctoneel tribune- en stallencomplex gebouwd. De vormentaal die gehanteerd wordt laat zich omschrijven als plastisch. Het gebruik van ornamenten in bijvoorbeeld metselwerk is in verschillende projecten terug te vinden.
Arnout van Mameren is autodidact, na zijn middelbare school wilde hij bouwkunde studeren, en geïnspireerd door vooral de klassieke bouwkunst, ging hij naar de HTS bouwkunde en vervolgens naar de TU Delft richting architectuur. In 1995 startte hij met Wilma samen hun atelier. Gelijktijdig bleef Arnout schilderen en tekenen en had regelmatig exposities. De omslag voor hem kwam in 2014. De samenwerking met Wilma Kingma stopte en Arnout richtte zich op de schilderactiviteiten en daarnaast het ontwikkelen van duurzame low tech architectuur.
Projecten: Mattenbiesstraat 107-113, 123-133, 143-149; Zwanebloemlaan 176-196 en 222-242

Atelier PRO architecten is in 1976 opgericht. In 2021 wordt het bureau geleid door architect-directeur Dorte Kristensen en drie partners Mira van Beek, Karho Yeung en Paul Vlaar. Dorte Kristensen (1963) is sinds 1989 werkzaam bij atelier PRO, waar ze sinds 2003 directeur is. Twee jaar van haar studie architectuur volgde ze aan de TU Delft, waarna ze vervolgens als architect in Londen werkte. In 1989 studeerde ze af aan de Arkitektskolen in Aarhus waar ze haar Master of Art in Architecture (MA) behaalde. Mira van Beek is partner architect en maakt sinds 1 januari 2019 deel uit van het management team van atelier PRO. Mira studeerde van 1991 tot 1997 aan de Technische Universiteit in Delft. Daarnaast studeerde zij een half jaar architectuur aan de Arkitektskolen Aarhus. Karho Yeung (1982) is partner architect bij atelier PRO. Hij studeerde in 2004 af aan de HTS in Tilburg als bouwkundig ingenieur. Vervolgens behaalde hij zijn titel als architect aan de TU Delft. Paul Vlaar (1976) is sinds 1 januari 2019 partner bij atelier PRO. Tijdens zijn studie aan de TU in Delft is de interesse voor de technische kant van architectuur ontstaan. Vandaar dat hij naast architectuur ook is afgestudeerd in bouwtechnologie. (2021)
Projecten: Daguerrestraat 55-111; Johan van der Keukenstraat 152-210

Atelier PUUUR het architectenbureau is in 2004 opgericht door architect Furkan Köse en gevestigd in de Houthaven in Amsterdam. Sinds 2012 werkt hij samen met architect Brecht Goeman aan uitéénlopende projecten van onderzoek tot bouwwerken, van interieur ontwerpen tot stedenbouwkundige opgaven, waarmee verschillende architectuur prijzen en nominaties zijn behaald met o.a. de A.A.P. 2012-2013 (Amsterdamse Architectuur Prijs) en winnaar van de Zuiderkerkprijs 2015, prijs voor beste nieuwbouw woningbouwproject gebouwd in Amsterdam, uitgereikt door de gemeente Amsterdam. PUUUR staat voor het nastreven van de zuiverheid in een ontwerp, op alle schaalniveau’s in het ontwerpproces. Het detail en toegepaste materialen zijn net zo belangrijk als de totaalvisie, waarin kwaliteit, duurzaamheid en kostenbeheersing belangrijke aspecten zijn. Het uitlichten van de essentie van een vraagstuk kan het alledaagse naar een eenvoudige schoonheid tillen. (2023)
Projecten: Hetty Blokstraat 2-92

Atelier Zeinstra van der Pol Herman Zeinstra (1937) legde na de HTS bouwkunde het architectenexamen BNA af. Na zijn opleiding verbleef hij tot 1975 in het buitenland. Liesbeth van der Pol (1959) studeerde in 1988 cum laude af aan de TU Delft. Voor en tijdens haar studie was zij werkzaam bij diverse Nederlandse en buitenlandse architectenbureaus. In 1989 vestigde zij zich als zelfstandig architect. In 1995 richtte zij samen met haar partner Herman Zeinstra het bureau Atelier Zeinstra van der Pol op. In 2007 hebben Atelier Zeinstra van der Pol en Blue Architects hun krachten gebundeld en gaan verder onder de naam Dok architecten. De bureaus werkten al sinds mei 2004 in dezelfde atelierruimte op het Entrepotdok in Amsterdam. (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 432-434; Kiekstraat 54-94; Lumièrestraat 59-85; Maria Austriastraat 875-909, 921-931, 943-949, 961, 999-1005

Attika Architekten ontstaat in 1999 uit een informeel samenwerkingsverband tussen Rop van Loenhout, Jan van de Voort en Niek Kruisheer. Aanleiding was het winnen van de prijsvraag voor het Bezoekerscentrum IJburg. De gemeente Amsterdam wilde wel opdracht geven, maar niet aan een verzameling individuen die op verschillende bureaus verspreid werken. Rop van Loenhout werkte destijds voor VHP BDG in Rotterdam, Jan van de Voort heeft met partner Jotta van Groenewoud een eigen bureau in Zaltbommel en Niek Kruisheer vormt met Géke de Wilde het architectenbureau KdW in Zutphen. Gezamenlijk besluiten de partners een bureau in Amsterdam op te richten: Attika Architekten. Rickerd van der Plas, al betrokken bij het ontwerp van het Bezoekerscentrum Zeeburgereiland, wordt enkele jaren later ook partner van Attika Architekten. In 2008 gaat KdW ook verder onder de naam Attika Architekten en zo ontstaat een veelzijdig bureau met twee vestigingen. (2021)
Projecten: Emmy Andriessestraat 442-586; Hollandiagracht 101-121; Nico Jessekade 261

awg architecten is in 1971 opgericht door Bob van Reeth als de CV Architectenwerkgroep met als werknaam AWG. In 2001 is het bedrijf opnieuw opgericht en geregistreerd in België als awg architecten cvba. awg architecten cvba bestaat uit de vennoten Geert Driesen, Filip Delanghe, Christine de Ruijter, Jan Verrelst en Ilse Van Berendoncks. (2021)
Projecten: Bert Haanstrakade 2-144; Cas Oorthuyskade 332-402; Daguerrestraat 121-167; Jean Desmetstraat 1-7

B06 Architectenbureau is een Amsterdams architectenbureau van René de Prie. Ze ontwerpen en bouwen voor eindgebruikers. Projecten in de particuliere markt, specifieke utilitaire projecten, kleinschalige projectmatige woningbouw, interieurarchitectuur voor zowel de particuliere als zakelijke markt. B06 is deelnemer in XOOMlab (opgerichtin 2010) dat een werkvloer is van bouw-gerelateerde professionals welke samen in een kantoor werken. XOOMlab bestaat uit ontwikkelaars, stedenbouwkundigen, architecten, interieur architecten en bouwkundigen. (2021)
Projecten: Lisdoddelaan 53-63; Pedro de Medinalaan 53-87

Baanders, Herman Ambrosius Jan (1876–1953), bekend als H.A.J.Baanders, was een Nederlands architect en ontwerper die een vooraanstaande rol speelde in de Amsterdamse School. Hij ontwierp onder meer het Amsterdams Lyceum. Baanders belangrijkste bijdrage aan de ontwikkeling van de Amsterdamse School was een aantal gebouwen buiten Amsterdam in de vroegste fase van deze bouwstijl. Daarnaast fungeerde zijn architectenbureau als springplank voor de carrières van een reeks prominente architecten van de Amsterdam School, waaronder Michel de Klerk, Cornelis Blaauw, J.Zietsma en Willem Maas.
In 1905 zette Baanders architectenbureau en timmerwerkplaats van zijn overleden vader voort. De eerste vernoeming van Baanders als onafhankelijk architect was in 1906, toen het bureau verhuisde van Ruysdaelkade 27 naar Prinsengracht 955, in een gebouw dat door Baanders zelf was ontworpen. Vanaf 1909 was het bureau gevestigd aan Herengracht 495. Het bureau verhuisde naar het naastgelegen pand, Herengracht 493, in 1924. Na de Tweede Wereldoorlog keerde het bedrijf terug naar Herengracht 495.

In 1906 richtte hij samen met zijn zwager een beleggingsmaatschappij voor onroerend goed op, de Nederlandsche Grondbriefbank. Hij volgde ook Willem Kromhout op als hoofd van het Amsterdamse architectengenootschap Architectura et Amicitia. In 1911 werd zijn broer Jan Baanders compagnon in de firma, en vanaf 1915 heette het bedrijf 'Architectenbureau H.A.J. en Jan Baanders'. Na zijn dood in 1953 nam zijn broer Jan Baanders het bedrijf over als enige directeur.
Projecten: Herengracht 537; Kadijksplein 17-18; Sint Nicolaasstraat 12-14; Uiterwaardenstraat 356-410; Valeriusplein

Baanders, Herman Hendrik (1849-1905) was de zoon van een wever en voornamelijk actief in Amsterdam. Hij kwam in 1871 van Zutphen naar Amsterdam waar hij werkte als timmerman en 's avond bouwkunde aan de Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkenden Stand studeerde. De eerste vernoeming van Baanders als architect is rond 1885, hoewel het eerste ontwerp dat we van hem kennen, een huis aan de Swammerdamstraat in Amsterdam, uit ca. 1880 stamt. Waarschijnlijk ontwierp hij dit huis terwijl hij nog studeerde. Hij werkte eerst voor andere architecten maar vestigde zichzelf rond 1890 als onafhankelijk architect. Zijn architectenbureau was aan de Jan van der Heydenstraat 185. In 1893 verhuisde het bureau naar Sarphatipark 125 en uiteindelijk, in 1904, naar Ruysdaelkade 27. Baanders had ook een werkplaats aan de Reguliersgracht 50.
In 1889 werd hij op uitnodiging lid van het architectengenootschap Architectura et Amicitia. Hierna wist hij veel prestigieuzere opdrachten binnen te halen, beginnend met een huis aan Lauriergracht 122 in 1889.
Als vele andere architecten van de fin de siècle had Baanders een eclectische en historiserende stijl. Zo gebruikte hij bijvoorbeeld een traditionele Nederlandse gevel zoals een halsgevel, maar combineerde die met elementen uit de Jugendstil, dat in die tijd heel nieuw en modern was. Ondanks deze Jugendstilelementen was zijn werk kenmerkend voor de neorenaissance van de 19de eeuw, die opviel door veel detaillering. Zijn meest prestigieuze ontwerp was het Astoria (1904–1905), een Jugendstil-kantoorgebouw aan de Keizersgracht 174-176 in Amsterdam, gebouwd als hoofdkwartier van de Eerste Hollandsche Levensverzekerings Bank. Baanders ontwierp het gebouw samen met Gerrit van Arkel.
Zijn zoons Herman Ambrosius Jan Baanders (1876–1954) en Jan Baanders (1884–1966) waren vooraanstaande architecten van de Amsterdamse School. In 1953 werd de zaak overgenomen door Jan Baanders oudste zoon, eveneens Jan geheten.
Projecten: Eerste Schinkelstraat 30

Baanders, Jan (1884-1966) heeft een bouwkundige opleiding aan de Industrieschool te Amsterdam gevolgd, waar hij met Michel de Klerk in hetzelfde leerjaar zit en met hem bevriend raakt. Hij vestigt zich in Nijmegen als zelfstandig architect. In 1911 verrees het eerste ontwerp van Jan aan de Groesbeekseweg 428 dat de naam Mariënboom krijgt. Architectenbureau Baanders o.l.v. Herman groeit zodanig, dat hij de hulp van zijn broer hard nodig heeft. Jan keert eind 1911 terug naar Amsterdam en sinds 1915 opereert het bureau onder de naam 'Architectenbureau H.A.J. en Jan Baanders'. Jan Baanders is lid van Architectura et Amicitia en van de vereniging de 'Koninklijke Industriële Groote Club', een herensociëteit aan de Dam te Amsterdam. Hierdoor krijgt hij opdrachten voor het architectenbureau. In 1953 wordt het bureau onder de naam 'Jan Baanders Sr. en Jan Baanders Jr.' voortgezet.
Projecten: Sint Nicolaasstraat 12-14; Uiterwaardenstraat 356-410

Baars, Jacobus S. (25 april 1886-1956), volgde onderwijs aan de HBS en de Ambachtsschool en was daarna werkzaam op diverse niet nader bekende architectenbureaus. Tussen 1912 en 1918 wordt hij in de gemeentelijke adresboeken van Amsterdam vermeld als architect en makelaar. Als zelfstandig architect heeft hij, voor zover valt na te gaan, met name gewerkt voor particuliere en institutionele joodse opdrachtgevers. Baars volgde in 1925 Harry Elte op als bouwkundige in dienst van het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur, nadat Elte tot architect van de Nederlandsch-Israëlitische Hoofdsynagoge benoemd werd. Van 1913 tot 1942 was Baars lid van het genootschap Architectura et Amicitia.
Uit zijn functies bij verschillende joodse instellingen blijkt een grote sociale betrokkenheid. Baars was onder meer bestuurslid van een verzorgingshuis en een kleuterschool. Door onderduik in Friesland overleefde hij met zijn gezin de oorlog. Hij was getrouwd met Rachel Tas (1906-1996) en het echtpaar kreeg drie kinderen. Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ging het Baars op zowel professioneel als privégebied voor de wind. Het kapitale herenhuis annex kantoor dat hij voor zichzelf in de Plantage Franschelaan (tegenwoordig Henri Polaklaan) bouwde, getuigt nog altijd van zijn maatschappelijke welstand en status. Het is bovendien één van de weinige door Baars ontworpen gebouwen die de oorlogsjaren en de periode van de Wederopbouw hebben overleefd.
Het bekende oeuvre van Baars is zeer klein en bestaat uit circa veertig werken. Zijn belangrijkste werk en enige synagoge is de voormalige gemeentesynagoge van de Nederlandsch Israëlietische Hoofdsynagoge ('Synagoge Oost') op de hoek van de Linnaeusstraat en de Polderweg (1927-1928, afgebroken 1962). Baars was wel verantwoordelijk voor de verbouwing van drie zogenaamde verenigingssjoeltjes in de Commelinstraat 16 (1922, gevel nog bestaand), Mauritsstraat 12 (1926, afgebroken) en Sint Antoniesbreestraat 36 (1927, afgebroken 1945). Van de door hem nieuw gebouwde of verbouwde scholen is de nog bestaande Talmud Toraschool in de Tweede Boerhaavestraat het meest bijzonder (1922-1924). Projecten: Commelinstraat 16; Linnaeusstraat 119; Nieuwe Keizersgracht 70; Nieuwe Keizersgracht 116

Bakers architecten Jan Bakers studeerde aan de HTS voor de Bouwkunde (1982) en aansluitend aan de Academie voor Bouwkunst Amsterdam (1989). In de tijd van 1982 tot 1995 deed hij ervaring op bij diverse architectenbureaus. In 1995 ging hij over tot het oprichten van zijn eigen bureau. Sinds 2010 zijn ze gevestigd in het door hem zelf ontworpen pand ‘Het Zwarte Huis’. (2021)
Projecten: Ben van Meerendonkstraat 2-82; Eva Besnyöstraat 207-459; Johan Huijsenstraat 1-21; Pampuslaan 12-24

ir. Bakker, Klaas (1882-1952), bouwkundig constructeur, werkte veelvuldig samen met Henk Dicke.
Projecten: Keizersgracht 666

Baneke Van der Hoeven architecten is opgericht in 1984 en heeft bestaan tot 2011. In dat jaar is het bureauo verder gegaan onder de naam Baneke Architecten. (2023)
Projecten: Bundlaan 16-128; Spadinalaan 6-86

Barcode architects is in 2009 opgericht door Dirk Peters. In 2010 sloot Caro van de Venne aan. Peters en Van de Venne hadden samen gewerkt bij Herzog & de Meuron, en toen hadden ze al het idee om samen een bureau te starten. De start midden in een crisis was een uitdaging. Barcode Architects had het geluk dat Peters bij OMA verantwoordelijk was voor de inschrijving op de prijsvraag voor een nieuwe bibliotheek in Caen la Mer. Toen OMA geselecteerd werd voor de uitwerking, benaderde OMA Barcode Architects om dit plan samen uit te voeren. Daarmee was dit project een goed vliegwiel voor de start van het bureau. Van de Venne en Peters hebben aan enkele woorden genoeg om elkaar te begrijpen en hebben beiden grote projectteams aangestuurd. Met deze samenwerking kunnen zij hun expertises bundelen en met overtuigingskracht een nieuwe realiteit neerleggen door hun grote slagkracht en snelheid van werken op complexe projecten. Binnen de teams worden architecten specifiek vrij gemaakt om architectonische innovaties te onderzoeken, zoals het werken met AR en VR. (2024)
Projecten: Haringbuisdijk 1-911

Bastiaan Jongerius (1966) studeerde aan de TU Delft (1984-1990) afdeling bouwkunde. Tijdens zijn studietijd deed hij ervaring op bij Polytechnico di Milano, stedenbouwkundige dienst Helsinki en Mecanoo architecten. Van 1990-1996 was hij projectleider bij architectenburo Tjeerd Dijkstra en freelancer bij Rudy Uytenhaak en Koen van Velzen. In 1996 begint hij zijn eigen bureau. Vanaf 1995 geeft Bastiaan gastdocentschappen aan de Technische Universtiteit Delft (tot 1999), Academie van Bouwkunst Artez Arnhem (2005-2006) en Academie van Bouwkunst Amsterdam (vanaf 2002). (2021)
Projecten: Edward Wrightstraat 13; Mattenbiesstraat 49-85

Bazel, de, Karel Petrus Cornelis (Den Helder, 14 februari 1869 - Amsterdam, 28 november 1923) is de zoon van Karel Pieter Cornelis de Bazel en Petronella Elisabeth Koch en was een Nederlands architect, graveur, tekenaar, meubelontwerper, tapijtontwerper, glaskunstenaar en boekbandontwerper. Hij was de eerste voorzitter van de Bond van Nederlandse Architecten (BNA). Karel was een zoon van Karel Pieter Cornelis de Bazel, conciërge van het Ministerie van Marine, en Petronella Elisabeth Koch. De Bazel kwam uit een eenvoudig milieu en bezocht slechts de lagere school. Hij begon zijn loopbaan als leerjongen bij een timmerman.
Na zijn avondopleiding bouwkunde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag werd hij in 1888 aangesteld als tekenaar bij een Haags architectenbureau. In 1889 werd De Bazel benoemd tot tekenaar op het bureau van P.J.H.Cuypers in Amsterdam. Cuypers, die erg onder de indruk was van zijn perspectieftekeningen van de Sint-Vituskerk te Hilversum en de Sint-Bavokathedraal in Haarlem, bevorderde De Bazel tot opzichter en later tot chef de bureau.
Nadat De Bazel in 1894 lid was geworden van de Theosofische Vereniging kwam het tot een breuk met de katholieke Cuypers.
Karel is op 26-9-1895 gehuwd met Maria Wilhelmina Gesina Oosschot.
In 1895 vormde De Bazel samen met Johannes Ludovicus Mathieu Lauweriks een eigen firma. Tussen 1897 en 1902 gaf hij met hem en met H.J.M.Walenkamp cursussen in de door hen opgerichte theosofische Vahânaloge in Amsterdam (1896-1931) in tekenen, kunstgeschiedenis en esthetica. Hierbij legden zij verbanden tussen een wiskundige architectonische orde, de natuur en de kosmos.
In 1904 richtte hij het beroemd geworden Amsterdamse meubelatelier De Ploeg op. (De Ploegstoffen zijn nog altijd verkrijgbaar). Later was hij, samen met Hendrik Petrus Berlage, voorman van een bouwstijl die kenmerkend zou worden voor de tijd in en na de Eerste Wereldoorlog: het Rationalisme. De bouwkundige ontwerpen van De Bazel worden gekenmerkt door oosterse invloeden.
De Bazel ontwierp onder andere een kantoorgebouw voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij, gebouwd 1919-1926, aan de Vijzelstraat 32, waarin ook veel van de elementen in het interieur door hem zijn ontworpen. Het voormalige kantoorgebouw wordt inmiddels naar hem De Bazel genoemd, en huisvest sinds 2007 het stadsarchief van Amsterdam.
In 1921 kreeg hij van de gemeente Bussum de opdracht om een nieuwe woonwijk te ontwerpen, het Brediuskwartier. Dit werd één van de mooiste en meest compleet overgebleven voorbeelden van een woon/villa wijk in Amsterdamse School stijl in Nederland. Op 17 november 2006 is de wijk door het rijk officieel aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
De Bazel is niet alleen bekend geworden door zijn werk als bouwkundige, maar hij hield zich ook bezig met het ontwerpen van meubels en gebruiksvoorwerpen. Bekende voorbeelden hiervan zijn de door hem in 1909 vervaardigde wieg voor prinses Juliana en een Pulchrikast die hij ontwierp ter gelegenheid van het huwelijk van Koningin Wilhelmina met prins Hendrik in 1901. Pulchri is een Haagse kunstenaarsvereniging die de kast vulde met 116 aquarellen, tekeningen en bas-reliëfs.
De postzegels ter ere van het eeuwfeest van het koninkrijk in 1913 werden door De Bazel ontworpen. Hiervoor portretteerde hij de koningin en haar drie voorgangers.
Hij bouwde in Amsterdam tussen 1913 en 1916 een aantal arbeiderswoningen in de Spaarndammerbuurt. Tevens was hij één van de spraakmakende ontwerpers van de glasfabriek in Leerdam, die vanaf 1915 kunstenaars inschakelde bij het ontwerpen van gebruiks- en sierglas.
Karel de Bazel overleed op 54-jarige leeftijd in de trein van zijn woonplaats Bussum naar Amsterdam terwijl hij onderweg was naar de begrafenis van zijn collega-architect Michel de Klerk. Hij maakte de voltooiing van één van zijn belangrijkste ontwerpen (het gebouw van de Nederlandsche Handel-Maatschappij) in 1926 niet meer mee.
Projecten: Dam 8-10; Herengracht 280

BBHD architecten heeft zich sinds 1967 ontwikkeld tot een breed opererend bureau met zeer gespecialiseerde medewerkers. BBHD architecten is actief in projecten op het gebied van woningbouw, onderwijs, zorghuisvesting, utiliteitsbouw, stedenbouw, herstructureringsprojecten, renovatie en interieur. (2021)
Projecten: Cornelis Zillesenlaan 2-42; Edmond Halleylaan 3-53; John Campbellstraat 2-24; William Barlowlaan 1-121, 4-54

Beenhacker, Boudewijn meester-metselaar, bouwmeester.
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 15-19

Beirer, Ludwig Wilhelm (1848-1915) werd geboren in Kupferzell (D). Vermoedelijk heeft hij daar het vak van aannemer geleerd, waarna hij op een onbekend moment in dienst kwam van Pierre Cuypers. Hij was hoofdopzichter tijdens de bouw van Cuypers' Rijksmuseum (1877-1885). In 1881 won hij samen met P.J.Bekkers, die ook aan het Rijksmuseum werkte, een prijsvraag voor het ontwerp van een nieuw gebouw voor de Maatschappij voor den Werkenden Stand. Met de bouw daarvan werd nog dat jaar een aanvang gemaakt. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot leraar aan de Rijks-Normaalschool voor Teekenonderwijzers en aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid, tegelijk met Cuypers. Dat werk heeft hij twintig jaar verricht. In 1883 werd Beirer tot Nederlander genaturaliseerd. Hij hield toezicht op de bouw van het monument voor Sarphati in het Sarphatipark. In 1888 ontwierp hij een sociëteitsgebouw in het park, dat echter niet is uitgevoerd. In Amsterdam bouwde hij vooral voor de welgestelden: herenhuizen en villa's in Zuid. Voor zijn dood woonde hij enige tijd in Monaco. Zijn collega-architect P.J.Bekkers was executeur-testamentair.
Projecten: Groenburgwal 24

Bekkers, Petrus Johannes (Peter) (1859-1918). Hij was geboren in Amsterdam maar verhuisde na een half jaar, na het overlijden van zijn vader, terug naar de geboorteplaats van zijn moeder, Valkenswaard. In 1877 keert hij terug voor vermoedelijk studie en komt te werken in de bouwloods van het Rijksmuseum als leerling van Pierre Cuypers. Later werkte hij onder Cuypers als één van de opzichters bij de bouw van het Rijksmuseum. Bekkers' bouwstijl was net als die van Cuypers beïnvloed door de neogotiek, geliefd onder katholieke kerkenbouwers. Zijn bekendste Amsterdamse kerk is de Boomkerk aan de Admiraal De Ruijterweg (1911). Ander werk in Amsterdam:
1900: Annakerk, Amsterdam (Wittenburg, gesloopt 1974)
1908: verbouwing De Papegaai, Kalverstraat
1909: aanbouw in neoromaanse stijl bij De Star, Rusland, van de Kapel van Onze-Lieve-Vrouwe van Goeden Raad. De koepel van de kapel was een opvallende onderbreking in de straatwand. De kerk en de kapel werden in 1929 gesloten en in 1955 afgebroken. Tegenwoordig is hier de ingang van een hotelgarage gesitueerd.
1914: Bavohuis, Sumatrastraat
Bekkers was ook actief als makelaar. Hij trouwde in 1886 met Joanna Maria Arnolda van Bragt; het paar kreeg vijf kinderen. Hun zoon Jos (1892-1945) werd ook architect en ontwierp onder meer de Vredeskerk. Hij woonde met zijn gezin aan de Prinsengracht 1065.
Projecten: Groenburgwal 24

Benthem, Jan (1952) studeerde in 1978 af aan de TU Delft richting bowkunde. In 1979 richtte hij samen met Mels Crouwel het bureau Benthem Crouwel Architecten in Amsterdam op. Jan Benthem is een van de architecten van Station Rotterdam Centraal. Zijn bureau tekende ook voor het ontwerp van luchthaven Schiphol, en de verbouwing van de Centraal Stations van Utrecht, Amsterdam en Den Haag. (2021)
Projecten: Fritz Dietrich Kahlenbergstraat

Berlage, Hendrik Petrus (Hein) (Amsterdam, 21 februari 1856 – Den Haag, 12 augustus 1934) was een invloedrijk architect en stedenbouwkundige. Berlage is geboren aan de Keizersgracht in Amsterdam als kind van welgestelde, liberale ouders. Na zijn kinderjaren verhuisde hij met zijn familie naar Arnhem, waar hij de HBS bezocht. In deze periode overleed zijn moeder en hertrouwde zijn vader. Zijn schoolresultaten gingen achteruit, maar Berlage vond zijn weg uiteindelijk in de architectuur. Hij studeerde van 1874 tot 1875 aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. In die tijd bestaat er in Nederland nog geen opleiding tot architect. Om architect te worden ging men bij een andere architect in de leer. Dit wilde Hendrik Petrus Berlage niet. Doordat hij uit een rijke familie komt, kan hij op zijn negentiende naar Zwitserland vertrekken om daar te leren voor architect. Hier was al wel een school voor architectuur: de Bauschule van het Eidgenössische Polytechnicum, het latere ETH, in Zürich, een technische hogeschool, waar hij in aanraking kwam met de denkbeelden van de architecten Gottfried Semper en Eugène Viollet-le-Duc. In zijn klassieke bouwstijl zijn vooral de theorieën van Semper duidelijk aanwezig. Afsluitend gaat hij nog eens drie jaar op reis door Frankrijk, Duitsland en Italië, waar hij veel leert over architectuur en ideeën opdoet voor latere ontwerpen.
Na zijn studie ging Berlage werken op het bureau van Theodor Sanders, met wie hij zich in 1884 associeerde. Samen ontwierpen ze verschillende gebouwen in neorenaissancestijl, zo onder meer een ontwerp voor de nieuwe Beurs in Amsterdam. Van de 199 ontwerpen die worden instuurt, wordt het ontwerp van Berlage en Sanders één van de vijf winnaars. De opdracht gaat alleen op dat moment niet door omdat het te duur is.
In 1889 gaat Berlage zelfstandig werken. Aanvankelijk ontwierp hij voornamelijk in de toen gebruikelijke neostijlen (winkelpand Focke & Meltzer, Kalverstraat), maar allengs begint hij te experimenteren in een mengvorm van rationalisme en jugendstil. Dit is vooral zichtbaar in de ontwerpen voor de verzekeringsmaatschappij De Nederlanden van 1845, waarvoor hij als huisarchitect werkte, bijvoorbeeld aan het Muntplein te Amsterdam. Deze gebouwen kondigen reeds Berlage's Beurs aan, en zijn ook mede de reden geweest waarom wethouder Willem Treub Berlage naar voren schoof als de architect van de nieuwe Koopmansbeurs in Amsterdam. De stijl van Berlage gaf uiting aan het gedachtegoed dat Berlage en Treub deelden: het radicaal liberalisme, een politieke stroming die als voorloper van de sociaaldemocratie gezien kan worden. Berlage beschouwde zijn laatste werk, het Haags Gemeentemuseum, als zijn beste. Hij heeft de afronding hiervan niet meer meegemaakt. Zijn schoonzoon heeft het afgemaakt.
Vanaf het einde van de 19e eeuw was het rationalisme een belangrijke architectuurstroming. Berlage ontwierp van daaruit de plattegrond van een gebouw, met vlakke bakstenen muren en gebruik van natuursteen ter accentuering van belangrijke punten. De Koopmansbeurs in Amsterdam is Berlage's belangrijkste werk uit deze periode (en van zijn gehele oeuvre) en wordt beschouwd als het begin van de moderne architectuur in Nederland. De stijl werd overgenomen door architecten als Tjeerd Kuipers, Willem Dudok en Alexander Kropholler, die zich er nog lang door lieten inspireren, ook nadat Berlage zelf allang andere wegen was ingeslagen. Het rationalisme kreeg te maken met een tegenbeweging in de vorm van de Amsterdamse School, waarvan de architecten ironisch genoeg een belangrijke rol speelden bij de invulling van Berlage's uitbreidingsplan voor Amsterdam, Plan Zuid.
Veel werken van Berlage bevinden zich in Amsterdam. Belangrijke projecten zijn het gebouw voor 'De Algemeene' (1893) op het Damrak (later C&A), het gebouw voor de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond de Burcht van Berlage (1900), de Beurs van Berlage (1903), het uitbreidingsplan Amsterdam-Zuid (Plan Zuid) (1917), het Mercatorplein (1925) en de Berlagebrug (1928). Maar ook de Berlageblokken, drie woonblokken in de Amsterdamse Indische Buurt, en het Berlage Lyceum aan de Pieter Lodewijk Takstraat.
Ook in het buitenland heeft Berlage sporen nagelaten. Het in 1903 naar zijn ontwerp gebouwde Niederländisches Haus in Leipzig is daar een voorbeeld van.
Voor bijna al zijn gebouwen ontwierp Berlage ook het meubilair, dit ook in de geest van het concept "Gesamtkunstwerk". In 1900 was Berlage betrokken bij de oprichting van 't Binnenhuis, een "verkooplokaal voor kunstnijverheid".
Berlage's gebouwen zijn sober; ze zijn onversierd en hebben simpele vormen. Dit was nieuw in zijn tijd en wordt niet altijd op prijs gesteld. Er werden toen namelijk nog veel gebouwen gemaakt met veel versieringen en decoraties, zoals bijvoorbeeld zuilen in de gevel. Verder gebruikte Berlage veel baksteen als bouwmateriaal. Hij gebruikte ook nieuwe materialen zoals staal. De materialen die hij gebruikte bleven goed zichtbaar binnen het gebouw. Hij verborg deze niet achter bijvoorbeeld een laag stucwerk. Je kunt in zijn gebouwen dus goed zien hoe en waarvan het gebouw is gemaakt. Zijn ontwerpen zijn vaak asymmetrische gebouwen. De torentjes staan niet in het midden maar juist aan de zijkant. Ook dit was vernieuwend in die tijd. Andere architecten kozen juist vaak voor symmetrie.
Hendrik Petrus Berlage behoort met Hermann Muthesius, Henry Van de Velde en Otto Wagner tot de grondleggers van de moderne architectuur in Europa. Berlage is de meest alom aanwezige architect binnen de Nederlandse architectuurgeschiedenis en algemeen wordt aangenomen dat met Berlage de moderne architectuur begint.
Projecten: Gerrit van der Veenstraat

Bergenthal, C. was de verbouwingsarchitect voor de panden aan de Herengracht 448 tot em met 458 in opdracht van Albert de Bary. Inwendig werden trappenhuizen verplaatst en bij een enkel pand de keuken van het sousterrain verhuisd naar de bovenste verdieping van waar tijdens de lunchpauze een prachtig uitzicht is over Amsterdam. Uitwendig hebben er geen veranderingen plaats gehad.
Projecten: Herengracht 450

Berghoef & Klarenbeek Jo Berghoef en Hein Klarenbeek zijn de grondleggers van architectenbureau Berghoef & Klarenbeek, waar zij tussen 1949 en 1962 samenwerkten aan de architectuuropgaven die betrekking hebben op de wederopbouw van Nederland.
Projecten: Diepenbrockstraat 3

Berghoef, Johannes Fake (Jo) (1903–1994) werd geboren in Aalsmeer. Als jongen werkte hij op het bureau van K.P.C.de Bazel, waar destijds gewerkt werd aan het naar De Bazel vernoemde gebouw in de Vijzelstraat. Hij begon in 1921 aan de studie bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft, een studie die hij door tussentijds werk pas in 1946 afrondde. Met zijn hoogleraar Granpré Molière en J.C.van Epen maakte hij in de jaren 1930 een studiereis naar Italië. Indrukken die hij daar opdeed hebben zijn werk beïnvloed, onder meer in zijn voorkeur voor baksteen. In 1947 werd Berghoef hoogleraar architectuur aan de Delftse TH, als opvolger van D.F.Slothouwer. Daarnaast werkte hij als zelfstandig architect. Hij ontwierp diverse grote woningbouwcomplexen waarbij geen baksteenbouw maar moderne technieken werden toegepast, zoals de Airey-systeembouw. Bij de wederopbouwwoningen aan de Ranonkelkade (1949) had hij daar al mee geëxperimenteerd. Later volgden Amstelhof (1954) en Sloterhof (1959).
Projecten: zie Berghoef & Klarenbeek

Bijvoets Gzn., IJme Gerardus (1837-1901) was een Nederlandse architect. Hij was getrouwd met Adriana Dolphina Boonekamp en kreeg minstens twee kinderen. Bijvoets was een architect die veel bouwde en niet bijzonder origineel was, vandaar dat hij nog wel eens geclassificeerd wordt als een ‘B-architect’. Hij kopieerde werk van andere architecten en van zichzelf en ontwierp in meerdere bouwstijlen. Meerdere panden van zijn hand hebben een monumentenstatus.
Projecten: Plantage Doklaan 10-12; Zwanenburgwal 116 (voorheen 52)

Bilhamer, Joost Jansz. of Joost Janszoon Beeldsnijder of Joost Janszoon Landmeter (1541-1590) was een militair ingenieur, landmeter, beeldhouwer, plaatsnijder, cartograaf en bouwmeester. Zijn bouwwerken waren vroegrenaissance met gotische elementen. In 1581 bouwde hij de Weeshuispoort voor het toenmalige Burgerweeshuis. Hij is twee maal getrouwd, eerst met Lijsbeth Jacobsdochter. Zijn tweede huwelijk is met Catharina Klaas-Gaefsdochter, een weduwe uit een aanzienlijke Amsterdamse familie. Vermoedelijk woont Joost een groot deel van zijn leven in de Kalverstraat, ‘In den Lantmeter’, op het huidige nummer 120. Over de opleidingstijd van Joost is weinig bekend. Over zijn werk evenmin. Het is slecht gedocumenteerd. In stadsrekeningen komt hij tussen 1566 en 1577 als ‘beeltsnijder’, in 1579 als ‘architect’ en van 1583 tot 1589 als ‘lantmeter’ voor. Joost opereert als zelfstandig meester en heeft een bloeiend bedrijf. Hoewel hij opdrachten van de stad Amsterdam ontvangt, is hij nooit in dienst van de stad geweest. Zijn werk is vernieuwend, zijn vakmanschap vermaard en zijn werkterrein strekt zich tot ver buiten de stadsgrenzen uit.
Projecten: Kalverstraat 71

Billing, Peters en Ruff. Jens Peters (1934-2014),heeft samen met Johannes Billing en Nikolaus Ruff het architectenbureau BPR opgericht. Zij zijn gevestigd in München. Jens Peter werkte hierin samen met de in geheel Europa bekende en gerenommeerde kleurkunstenaar Fritz Fuchs (1937-2018)
Projecten: Bijlmerplein 888

Bisschop, Hendrik is meester-timmerman/architect (2023)
Projecten: Kadijksplein 5-6-7

Bleijs, Adrianus Cyriacus (1842-1912) was een Nederlands architect, die een aantal katholieke kerken en andere bouwwerken ontwierp. Hij werd geboren als zoon van een timmerman. Zijn opleiding genoot hij aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij kwam in dienst van Pierre Cuypers, onder andere als tekenaar. Na een conflict met Cuypers begon hij zijn eigen kantoor in zijn geboortestad Hoorn. Bleijs was één van de weinige katholieke architecten in die tijd die niet uitsluitend in neogotische stijl bouwde. Naast neogotische kerken bouwde hij ook neoromaanse en neorenaissancistische kerken. Naast veertien kerken ontwierp hij onder andere ook twee Amsterdamse ziekenhuizen en verscheidene woonhuizen en winkelpanden. Hij overleed in Kerkdriel en werd na een uitvaartmis in de door hem ontworpen Sint-Nicolaaskerk, een zeldzaam voorbeeld van neobarok, in Amsterdam op de (later geruimde) begraafplaats De Liefde aan de Bilderdijkstraat begraven.
Projecten: H.H.Nicolaas en Barbara (de Liefde); Kloveniersburgwal 47

BNB Architecten, Borski Noordhoek Bleichrodt architectuur Direct na zijn studie Bouwkunde aan de TU Delft in 1997 richtte Dirk Jan Borski Noordhoek Bleichrodt (architecten en visuele communicatie) op, samen met Stefan Noordhoek en Martijn Bleichrodt. Naast deze eigen praktijk is hij altijd op zoek naar verbreding van het vak en delen van kennis. Dirk Jan was de afgelopen jaren onder andere gastdocent aan de TU Delft, lid van de welstand commissie, bestuurslid BNA Amsterdam en Founding partner van het OpenBuilding Council, een stichting ten behoeve van het stimuleren van flexibele en duurzame gebouwen. Hij volgde de masterclass klimaat adoptie aan de TU Delft dat resulteerde in een publicatie van een voorbeeld casus in de publicatie Stad en Klimaat in samenwerking met Tauw ingenieursbureau en Vista landschap. Zijn ambitie als architect is bij het ontwerpen van nieuwe relevante thema’s op te pakken en voorop te lopen met inhoudelijke verdieping en innovatie. Een manier om dat te bereiken is naast de reguliere opdrachten zelf te ontwikkelen. Dat dit zijn vruchten afwerpt blijkt uit het aantal groeiende projecten van de afgelopen jaren welke meermaals voorbeeldprojecten zijn geworden, veel gepubliceerd en gewaardeerd zijn met diverse nominaties en prijzen. Dirk Jan gelooft in de kracht van samenwerking en kennisdeling om het maximaal haalbare te realiseren. BNB is deelnemer in XOOMlab (opgerichtin 2010) dat een werkvloer is van bouw-gerelateerde professionals welke samen in een kantoor werken. XOOMlab bestaat uit ontwikkelaars, stedenbouwkundigen, architecten, interieur architecten en bouwkundigen.
Projecten: Lisdoddelaan 18-36; Lisdoddelaan 92; Pedro de Medinalaan 53-87

Bodon, Alexander (1906-1993), geboren in Wenen uit Hongaarse ouders. Zijn vader was een binnenhuisarchitect en meubelontwerper. Hij heeft zijn opleiding in Boedapest gevolgd door stages in Nederland. In 1926 keerde hij terug naar Nederland voor een stage bij Jan Wils. In die tijd werkte Wils aan het Olympisch Stadion in Amsterdam. C.van Eesteren was bureauchef bij Wils. De grote invloed die Van Eesteren, ook later, had op Bodon stamt uit die tijd. Naast Van Eesteren ontmoette hij in die tijd ook T.van Doesburg en V.Huszár. Zijn kennismaking met de moderne architectuur sloeg in als een bom. Terug in Hongarije raakte hij in de problemen: zijn opleiding stond in het teken van een bouwstijl die gebaseerd was op de Hongaarse volkskunst en de Weense barok. Toen Bodon een ontwerp voor een studentenkamer maakte in de trant van De Stijl liep het conflict op zijn opleiding zo hoog op dat hij kon kiezen: of vertrekken of zich aanpassen. Hij koos vooralsnog voor het laatste en studeerde in 1927 op twintigjarige leeftijd af aan de Kunstnijverheidschool in Boedapest. Een jaar later vestigde hij zich in Nederland. Hij werd tekenaar in Den Haag bij Buijs & Lürsen. In 1930 werd hij hoofd van de tekenkamer bij de bouw van het kantoor van de Arbeiderspers in Amsterdam. In 1932 werd Bodon meubelontwerper bij de firma Ahrend & Zn. en in dat jaar kreeg hij ook zijn eerste Nederlandse opdracht: Boekhandel Schröder en Dupont in Amsterdam. Van 1934 tot 1939 werkt hij als chef de bureau bij Merkelbach en Karsten in Amsterdam. Hij was daar architectonisch medewerker bij de bouw van de AVRO-studio in Hilversum en later ontwerper bij de uitbreiding. Terugkijkend op zijn carrière zei Bodon later: ‘Merkelbach en Karsten hadden indertijd nooit uit elkaar mogen gaan. Het had moeten komen tot een bureau Merkelbach, Karsten, Bodon, tot een samenwerking tussen respectievelijk de bevlogen strateeg, de kunstenaar-architect en de praktische bouwer’.
In de jaren dertig toen Bodon bij Merkelbach en Karsten aan de AVRO studio werkte, deed hij mee aan verschillende prijsvragen: prijsvraag voor goedkope en betaalbare arbeiderswoningen, uitgeschreven door de gemeente Amsterdam (1932); consultatiebureau voor zuigelingen (1935); raadhuis in Amsterdam (1936-1937); verkeersbureau (1938).
Van 1937 tot in het begin van de jaren vijftig nam het inrichten van tentoonstellingen en het ontwerpen van stands op beurzen en jaarmarkten een belangrijke plaats in Bodons oeuvre in. Aanvankelijk greep hij (net als architecten zoals Rietveld, Groenewegen en Limperg) uit financiële overwegingen iedere opdracht met beide handen aan. De voor- en najaarsbeurs in de Utrechtse Jaarbeurs was in zijn soort toonaangevend. Van een heel ander karakter waren de tentoonstellingen georganiseerd door Metz & Co in Amsterdam en later de tentoonstelling In Holland staat een huis in het Stedelijk Museum. Deze tentoonstellingen toonden de mogelijkheden van het moderne interieur. Ook na de oorlog was Bodon nog een aantal malen betrokken bij de inrichting van tentoonstellingen. Hij werkte hierbij regelmatig samen met H.Salomonson. Zo verzorgden zij in 1949 en in 1953 de Nederlandse inzending naar de Salon des Artistes Décorateurs in het Grand Palais in Parijs.
In 1939 kreeg Bodon de Nederlandse nationaliteit.
Tijdens de oorlog was Bodon actief in de Amsterdamse kring van de studiegroep 'Architectonische verzorging van de naoorlogse woningbouw'. Het verder denken over de bouw van wijken met goede en betaalbare arbeiderswoningen sloot aan bij zijn opgedane kennis en ideeën bij de eerder genoemde prijsvraag. Toch bleek dit na de oorlog moeilijk waar te maken. Bodon realiseerde samen met L.H.P.Waterman een kleine wijk in Amsterdam (Fizeaubuurt, 1948). Dit en andere projecten bleven, onder andere door de beperkte economische mogelijkheden, ver verwijderd van de ideeën en idealen van Bodon. De woningbouw zou hierdoor geen belangrijke plaats in zijn latere oeuvre innemen.
In 1945 begon hij een eigen bureau aan de Heiligeweg in Amsterdam. Zijn eerste opdracht betrof een verzoek van de Groene Amsterdammer voor een oorlogsmonument op de Dam. Al in 1951 raakte Bodon betrokken bij de RAI (oorspronkelijk de afkorting van Rijwiel- en Automobiel Industrie) voor de bouw van een tentoonstellingsgebouw. De RAI liet zich bij het kiezen van een architect adviseren door de BNA. Bodon was een van de drie, door de BNA voorgestelde, kandidaten. Hij had geen ervaring in het ontwerpen van een tentoonstellingsgebouw, maar wel in het ontwerpen van expositieruimtes en van stands. Zo bleek achteraf het standbouwen toch nog nuttig. Tot ver in de jaren tachtig zou deze samenwerking tussen Bodon en zijn opdrachtgever duren. De RAI was ongetwijfeld een van de succesvolste projecten van Bodon. Andere belangwekkende projecten in zijn Amsterdamse oeuvre zijn: hoofdkantoor van de emballagefabriek Van Leer in Amsterdam (1950); Apollo Hotel in Amsterdam (met J.H. Ploeger, 1962); Restaurant Halvemaan in Amsterdam (1985-1989). Het gebouw Weesperstaete in Amsterdam (1965-1987) leverde zonder meer de meeste kritiek op. In de volksmond heette het gebouw 'de doodskist'. Volgens Titia Bodon werd het oorspronkelijke ontwerp geweld aangedaan door de Schoonheidscommissie van Amsterdam; de hoogte van het gebouw moest twee bouwlagen minder worden. Bovendien werd er om kosten te besparen bruin glas ingezet in plaats van licht grijs.
In 1949 scheidde Bodon van zijn vrouw. In 1953 betrok hij samen met Titia Bodon Kuipers een huis aan de Willemsparkweg. Titia werkte sinds 1946 als binnenhuisarchitecte op het bureau van Bodon. In 1954 werd Bodon lid van bureau Van der Steur, Van Bruggen en Drexhage in Rotterdam. De dood van A.J.van der Steur in 1953 was de aanleiding voor de toetreding van Bodon tot het bureau. Kort voor zijn dood had Van der Steur de wens te kennen gegeven dat Bodon zijn persoonlijke opdrachten over zou nemen. Bodon was toen al bezig met het ontwerp voor de RAI en kon wel enkele bureauassistentie gebruiken en het bureau was blij met een dergelijke opdracht. Toch was de beslissing om zich aan te sluiten bij het bureau geen gemakkelijke. Het maakte, volgens Titia, grote indruk op Alexander dat er voor de begrafenis van der Steur drie autobussen moesten worden gehuurd om alle werknemers te vervoeren. Op het bureau van Bodon, toentertijd aan de Keizersgracht, werkte vier mensen. Het advies van Van Eesteren in deze luidde: 'zulk gereedschap mag je niet uit handen laten vallen' en was van groot belang voor Bodon.
Eerst bestond het bureau uit: J.P.van Bruggen, G.Drexhage, J.J.Sterkenburg en Bodon. Vanaf 1974 was het bureau bekend als DSBV (Drexhage, Sterkenburg, Bodon en Venstra) ingenieurs en architecten. Bodon stopte op 68-jarige leeftijd in DSBV-verband, maar was niet van plan om helemaal als architect op te houden. Dit leidde tot een stevig conflict met Enserink, de opvolger van Venstra. Sterkenburg, met wie Bodon een goede werkrelatie had, werd gevraagd te bemiddelen. Van 1982 tot 1991 werkte Bodon weer als zelfstandig architect. In deze periode had hij een werkruimte op de RAI en later aan de Willemsparkweg in Amsterdam.
Door de jaren heen valt het op dat de relaties die Bodon had met zijn opdrachtgevers vaak langdurig van aard waren. De RAI is hiervan een goed voorbeeld, maar ook de standbouw voor verschillende bedrijven, Berg en Caan (de eigenaren van gebouw Hirsch) en C.& A.Brennickmeier.
In 1932 werd Bodon lid van de architectenvereniging De 8 en de Nederlandse CIAM-groep; zijn lidmaatschap zou tot 1956 duren. Ook in schoonheidscommissies heeft hij zijn sporen nagelaten: van 1960 tot 1966 was hij lid van de Amsterdamse schoonheidscommissie en van 1976 tot 1982 voorzitter.
Ook als docent is Bodon actief geweest. Vanaf 1933 was hij als docent interieurarchitectuur verbonden aan de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam en van 1936 tot 1943 zowel als docent als directeur. Van 1946 tot 1949 en van 1952 tot 1960 was hij docent architectuur aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam.
Bodon was supervisor over het beheer van de bruggen van Amsterdam (1975-1986) en supervisor van de inrichting van het Stationsplein in Amsterdam (1979-1983).
Projecten: Herengracht 479

Boeken, Albert (1891-1951) werd geboren op de Singel 108. Van 1909 tot 1916 volgde Boeken de opleiding bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft. In de architectuur en aanverwante activiteiten kon Boeken zijn belangrijkste twee eigenschappen kwijt, zijn onderzoekersgeest, die gevoed werd met een drang tot wetenschappelijke objectiviteit, en zijn kunstenaarsgeest, die gevoed werd door een creatieve fantasie en daaruit voortkomend het vraagstuk van de verantwoordelijkheden van de architect. Boeken probeerde zijn ideeën en idealen te verwezenlijken door zich actief in te zetten in commissies en verenigingen, zoals Architectura et Amicitia, 'De 8', 'Groep 32', schoonheidscommissie 'Oude Stad' en de Stichting 'Bouwen van Woning tot Stad'. Na de Tweede Wereldoorlog nam Boeken een meer pragmatische houding aan die wordt getypeerd door de laatste regels van zijn laatste dagboek: 'Het is 1950 geworden. Groep '32 is legende geworden en wij hebben het allemaal veel te druk om ons nog te kunnen bezighouden met legendes. Veel te druk met echt werk, waarnaar de tweeëndertigers zo lang tevergeefs hunkerden, met echte verenigingen, met echte supervisie- en schoonheidscommissie-machtsposities.'
Boeken is in 1913 als tekenaar begonnen op architectenbureau Baanders. Na zijn opleiding kwam hij in 1919 meteen bij Publieke Werken Amsterdam terecht. In 1923 werd hij overgeplaatst naar de onderafdeling Stadsontwikkeling, waar hij zich bezig hield met de uitbreiding van Amsterdam. Het betrof ontwerpen van diverse telefooncentrales, verder het gebouw van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidszorg aan het Waterlooplein, een laboratorium en bergplaats aan de Middenweg en een complex schoolgebouwen voor G.L.O. aan de Kometensingel. In 1926 verliet hij de Dienst om als zelfstandig architect verder te gaan aan de Keizersgracht 614. Boeken sloot zich aan bij de architecten van het Nieuwe Bouwen. Deze groep architecten was weliswaar geënt op de nieuwe tijd, maar in de praktijk waren zij tot de jaren veertig en vijftig niet populair. De enige echte grote opdracht die Boeken heeft uitgevoerd, is de Tennis- en tentoonstellingshal Apollohal Amsterdam die hij ontwierp in 1933-1935 aan de Apollolaan. Woningbouwopdrachten hadden niet zijn voorkeur, ze gaven een beperkte vrijheid en verantwoordelijkheden. Hij werkte mee aan het Floratheater in de Amstelstraat tot de overdracht aan Jan Wils. Van zijn hand is de zonnewijzer van brons op een grondplaat van Poullonaie voor de 50-jarige ANWB (1934) aan de Churchill-laan.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Boeken weinig werk, wat overbleef was de voorbereiding, met onder andere P.Zanstra, A.W.N.Giesen en K.L.Sijmons van de wederopbouw die zou volgen na de bevrijding. Deze voorbereidingen wierpen hun vruchten af. De architecten van het Nederlandse Nieuwe Bouwen werden inmiddels erkend en Boeken en zijn 'overleg-partners' werden supervisor van de grote uitbreidingsgebieden van Amsterdam. Boeken werd supervisor van het uitbreidingsgebied Bos en Lommer. Eén van zijn belangrijkste ontwerpen betrof de woningbouw aan de Sassenheimstraat in 1926-1928.
Projecten: Zaaiersweg 95-99

Boer, de, Maarten (1952-) is sinds 1975 werkzaam als architect. Van 1975 tot 2000 in een maatschap Hubers/de Boer en als architect betrokken bij vele restauraties van Rijksmonumenten, waaronder de Haarlemmerpoort. Als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam hield hij zich bezig met het behoud en hergebruik van monumenten zoals de Posthoornkerk en de Westergasfabriek. Vanaf 1990 was De Boer directeur van het Amsterdams Monumenten Fonds (AMF). Met sloop bedreigde Rijksmonumenten als de Gerardus Majella (stadsdeel Oost), Werf 't Kromhout en De Duif (stadsdeel Centrum) werden door het AMF aangekocht en gerestaureerd en op die manier als erfgoed behouden voor de stad Amsterdam. Vanaf 2000 is Maarten de Boer als zelfstandig architect in het door hem opgerichte Bureau Weesperzijde werkzaam. Hier houdt hij zich bezig met aankoop, verkoop en ontwikkeling van bijzondere bouwkundige projecten. Sinds 2005 houdt Bureau Weesperzijde zich ook bezig met mobiliteit, ondergronds parkeren in relatie tot verbetering van de openbare ruimte. De laatste jaren heeft Bureau Weesperzijde zich verder gespecialiseerd in de herbestemming van monumenten en bijzonder vastgoed.
Projecten: Haarlemmerplein 50

Boerma, Anthonius Cornelis (1852-1908) werkte samen met architect Wennekers. Ook is hij werkzaam geweest voor de gemeente Amsterdam, waar hij een aandeel had in de ontwerpen voor het abattoirterrein (Veemarkt en Entrepot-West). Tot de werken van Boerma behoren onder andere het beroemde Huis met de Kabouters aan de Ceintuurbaan 251-255, het winkelgebouw van de firma Lutkie & Smit aan de Nieuwendijk, het Bestelhuis van den Boekhandel aan de Spuistraat, café 'De Bisschop' op de hoek van het Damrak en talrijke verbouwingen. Met Wennekers maakte hij ontwerpen voor een verbouwing van het pand Prinseneiland 153 (1895).
Projecten: Dam 2; Kalverstraat 58; Warmoesstraat 117

Bollart, Sibout is meester-timmerman/architect en wellicht zelfs een beetje projectontwikkelaar en belegger. (2023)
Projecten: Kadijksplein 5-6-7

Bonda, Huibertus (1862-1941). Hoewel geboren in Zaandam was hij vooral actief in Den Bosch en Amsterdam. In Den Bosch was hij in dienst bij het architectenbureau van Eduard Cuypers. In de jaren 1896-1897 werkt hij daar mee aan het ontwerp voor het station. In Amsterdam was hij assistent van architect H.P.Berlage. Bij de bouw van de Valeriuskliniek werd hij bijgestaan door G.J.Rutgers. Bonda wordt gezien als een architect die zeker voor interieurs graag gebruik maakte van Art-Nouveau.
Projecten: Valeriusplein 9

Bosch architects is in 1991 opgericht door John Bosch en is in 2005 gestopt. John studeerde architectuur aan de Technische Universiteit Delft van 1983 tot 1989. Hij is in mei 2005 overgestapt naar OZ architect waar hij mede-directeur is.
Projecten: Kleine Rieteiland; Lisdoddelaan 52-66

Bouw Adviesbureau Schiering Ontwerp-Management is een architect in Amsterdam en opgericht op 01-01-1987. (2021)
Projecten: Halvemaansteeg 4-6

BPvF is opgericht in 2005. (2021)
Projecten: Maria Austriastraat 70-88

Breedveld, Philip architect bij Archivolt architecten.
Projecten: Huntum 16

Breman, Evert (1859-1926) was aan het einde van de negentiende en begin twintigste eeuw stadsarchitect van Amsterdam en technisch adviseur van het Paleis voor Volksvlijt. Evert ging aan het werk als slachter en volgde in de avonduren onderwijs in de bouwkunde. Na zijn trouwen woonde hij aan de Prinsengracht 1101. Breman was de voornaamste architect van de Wereldtentoonstelling voor het Hotel- en Reiswezen, die in 1895 in Amsterdam werd gehouden op het Museumplein. Hij heeft veel voor de Koninklijke Hollandse Lloyd gebouwd, maar ook de Lutherse kerk, het Rembrandttheater, winkelpanden, woonhuizen, stadsvilla’s, kantoren en bioscopen.
Projecten: Kalverstraat 122

Breuker, Georgius Wilhelmus (1828-1878) was de zoon van de Groningse zadelmaker Wilhelmus Bernardus Breuker en naaister Maria Inden. Zelf was hij als timmerman sinds 1850 nog in Groningen getrouwd met naaister Remmerdina Wilhelmina Brugman. Hier werkte hij vanuit huis als timmerman en metselaar. Het gezin trok naar Amsterdam. Als timmerman en metselaar ontwierp hij hier voor de Plantage een aantal herenhuizen waarvan één complex, Plantage Parklaan tussen Plantage Middenlaan en Henri Polaklaan, rijksmonument werd. Een kleinere versie daarvan staat aan de Plantage Middenlaan 10-12. Bekender is hij echter in Haarlem waar hij een aantal gebouwen (mee-)ontwierp aan het Kenaupark 15-53. Voor zover bekend zijn alle door hem ontworpen gebouwen voorzien van een pleisterlaag en gebouwd in de eclectische bouwstijl. Breuker werkte vanuit zijn woning of kantoor aan de Prinsengracht en Rapenburgergracht in de Plantage. In 1872 werkte hij mee aan het Pius-Monument; een nieuw gebouw ter verering van Paus Pius IX met leeszalen en vergaderruimten. Het werd uiteindelijk de Pius-zaal in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Hierna trok hij naar Antwerpen, alwaar hij als schrijnwerker, in december 1878 na een kort ziekbed overleed. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan 40-42

Brink, van den, Herman Jan (1816-1883). Van den Brink was afkomstig uit Rotterdam. Oorspronkelijk was hij actief als wijnkoper en hield zich slechts als hobby bezig met architectuur. Hij ontwierp zo plannen voor de verbouwing van zijn eigen woning en voor een pastorie van een bevriende pastoor. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 profiteerde Van den Brink van de snel toenemende vraag naar kerken en andere kerkelijke gebouwen. Zo maakte hij voor aartsbisschop Zwijsen een ontwerp voor het Groot-seminarie Rijsenburg. Zwijsen keurde het ontwerp goed en het seminarie werd gebouwd. Hierop kreeg Van den Brink nog veel meer opdrachten uit de katholieke hoek voor de bouw van kerken, scholen en andere instellingen. In 1859 werd hij benoemd tot hofarchitect van het Aartsbisdom Utrecht. Tussen 1860 en 1861 restaureerde hij de Sint-Catharinakathedraal in Utrecht. De Sint-Eusebiuskerk die hij in 1864 in Arnhem bouwde gold als zijn belangrijkste werk. Hij kreeg echter ook profane opdrachten.
Projecten: Dam 16; Kalverstraat 2; Kalverstraat 39

Brouwer, Dirk (Dick) (1899-1941) was een Nederlands architect en ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een verzetsman. Brouwer was bij diverse architecten in de leer en volgde de cursus voor Hooger Bouwkunst Onderricht te Amsterdam. In zijn loopbaan opende hij een eigen architectenbureau in Amsterdam. Gaandeweg ontwierp hij tal van warenhuizen in Nederland waaronder 24 vestigingen van de HEMA, en de vestigingen van Galeries Modernes te Utrecht en Amsterdam. In samenwerking met de bekende architect Willem Dudok ontwierp hij magazijnen voor de Rotterdamse vestiging van De Bijenkorf. Daarnaast zijn ontwerpen bekend van Brouwer van onder andere villa's. In zijn ontwerpen zijn elementen terug te vinden uit de nieuwe zakelijkheid en het functionalisme. Diverse van zijn werken zijn vandaag de dag, in al dan niet verbouwde vorm, gewaardeerd als monument.
In de Tweede Wereldoorlog sloot Brouwer zich aan bij het verzet. Onder meer vervaardigde hij als verzetsman tekeningen van vliegvelden, verleende steun aan de verzetskrant Vrij Nederland en verzorgde onderdak aan gezochte personen zoals J.J.G.Beelaerts van Blokland. In 1941 dook Brouwer onder nadat diverse verzetsmensen waren opgepakt. Al binnen enkele weken werd hij gearresteerd. Na het krijgen van een doodvonnis wegens hulp aan de vijand, is Brouwer op 41-jarige leeftijd geëxecuteerd te Overveen.
Projecten: Dam 3-7

Bruijn, de, Pi (1942), is in Losser geboren. Pi voltooide in 1967 zijn studie Bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft. Daarna was hij een tijd werkzaam voor de huisvestingsafdeling van de gemeente Amsterdam. Hij was in die jaren betrokken bij het ontwerp van de stadswijk Bijlmermeer.
Hij vestigde zich in 1978 als zelfstandig architect, samen met A.N. Oyevaar en Frans van Gool. In 1988 richtte hij met Frits van Dongen, Carel Weeber en Jan Dirk Peereboom Voller de Architekten Cie. op, waaraan hij sindsdien als partner verbonden is. Van 1993 tot 1998 was hij hoogleraar aan de TU Delft.
De Bruijns eerste gebouw, buurtcentrum Transvaal in Amsterdam, werd onderscheiden met de Merkelbachprijs. Internationaal brak hij door als architect van de nieuwbouw van de Tweede Kamer. In de functie van supervisor en stadsontwerper was hij betrokken bij de ontwikkeling van het Amsterdam ArenAgebied en bij de Amsterdamse Zuidas. Verder maakte hij het ontwerp voor de nieuwe hoofdingang van het Concertgebouw, werkte aan de Kalvertoren en ontwierp Amsterdam Symphony, een hoge woontoren en kantoortoren aan de Zuidas.
Projecten: Heesterveld; Huntum 64, 76

Buijs, John John Buijs studeerde aan de TU Delft afdeling Bouwkunde (1983-1988) en is architect en Bouwkundig ir. John startte in 1998 met John Buijs Architecten (JBA). Hij was tot 2004 met zijn vrouw eigenaar van het bureau. In 2004 werd het bedrijf omgezet naar John Buijs BV. Daarnaast was John van 2004-2009 mede-eigenaar van SP Architecten en van 2010-2013 eigenaar van ABKEN Schrauwen/Bureau ABKEN.
Projecten: Mattenbiesstraat 2-72

Buro Lubbers landschapsarchitectuur & stedenbouw is in 1993 in 's-Hertogenbosch gesticht door Peter Lubbers. Na zijn studie aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam vervulde Peter diverse gastdocentschappen. Sinds 1989 doet Peter projectbegeleiding, gastcolleges en afstudeerbegeleiding landschapsarchitectuur, architectuur en stedenbouw aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Van 1989 tot 1993 waren het gastcolleges aan de école Nationale Superieure du Paysage, Versailles. Verder gaf hij gastcolleges bij de TU Eindhoven, TU Delft, Universiteit Karlsruhe, Universiteit Leuven, HAS ’s-Hertogenbosch, Academie van Bouwkunst Rotterdam en Academie van Bouwkunst Arnhem. Regelmatig wordt het werk van Buro Lubbers gepubliceerd in toonaangevende (inter)nationale overzichtswerken en vakbladen. (2021)
Projecten: Rieteiland-Oost

Bureau Noordeloos is opgericht in de jaren ’50 door architect Derk Flikkema. (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 12, 22, 24, 38, 42, 46, 56; Piet Zwarthof 1-3, 13-25, 35-51, 59-65

Campen, van, Jacob (1596-1657). Van Campen was Heer van Randenbroek, en ging, vooral bij wijze van tijdverdrijf, schilderen. In 1614 werd hij lid van het Sint-Lucasgilde. Na een verblijf in Italië van 1617 tot 1624 keerde hij terug naar Nederland, waar hij de ideeën van Andrea Palladio, Vincenzo Scamozzi en de klassieke architectuur van Vitruvius combineerde met de inheemse baksteenbouw. Het resultaat was het Hollands classicisme, een bouwstijl die behalve in Nederland ook internationaal van invloed was. Van Campen was actief als architect, kunstschilder en ontwerper van decoratie-programma’s, zoals voor het kerkorgel in Alkmaar. Zijn kunst had tegelijk ook een invloed op de beeldhouwkunst. Bij zijn werken werd hij onder meer geassisteerd door Daniël Stalpaert, Philips Vingboons en Artus Quellinus. Tijdens de bouw van het Amsterdamse stadhuis, het tegenwoordige Paleis op de Dam, woonde Van Campen in het duurste logement in de Kalverstraat en zijn verteringen waren navenant. In 1654 is Van Campen met ruzie vertrokken, waarschijnlijk in verband met het ontwerp van de tongewelven. Stalpaert won en beëindigde het project, naar verluidt, met minder fraaie oplossingen.
Omdat Van Campen in de jaren 1630 enkele belangrijke gebouwen voor de stad Amsterdam ontwierp, zoals de Heiligewegspoort en de eerste stenen stadsschouwburg van Amsterdam (naar het voorbeeld van Teatro Olimpico in Vicenza), is lange tijd gedacht dat hij ook betrokken was bij andere stadsprojecten uit deze tijd, zoals het Accijnshuis en de afbouw van de Westertoren. Onderzoek sinds de jaren 1980 naar de voorbeelden en de werkwijze van Van Campen heeft echter uitgewezen dat dit onwaarschijnlijk is. Deze gebouwen vielen onder de verantwoordelijkheid van Pieter de Keyser, de toenmalige stadssteenhouwer. Bovendien passen ze niet in de stijl van Van Campen. Pieter de Keyser volgde bij zijn ontwerpen meestal het traktaat van Vignola (zoals bij het Accijnshuis), terwijl Van Campen uitging van Scamozzi, een leerling van Palladio. Hoewel de naam van Jacob van Campen onlosmakelijk verbonden is met de bouw van het nieuwe stadhuis, was hij niet de eerste keuze voor het stadsbestuur. Hij moest net als andere architecten een voorstel indienen. In 1647 duikt zijn naam voor het eerst op in verband met het ontwerp. Het moest een volmaakt gebouw worden, met een volmaakte maatvoering, volmaakte verhoudingen en een volmaakte boodschap aan de toeschouwer. Zijn kracht lag in de strenge proporties en de relatief sobere versiering die zich beperkte tot het beeldhouwwerk van de kapitelen en de twee grote frontons aan de voor- en achtergevel, uitgevoerd door Artus Quellinus. De eenvoudige entree zonder trappen was verstopt op de begane grond.
In Amsterdam ontwierp hij onder andere in 1633-1635: Burgerweeshuis (nieuwe gevels van de meisjesbinnenplaats); 1637: Heiligewegspoort; 1637-1638: Nieuwe Schouwburg aan de Keizersgracht, (in 1664-1665 vervangen door nieuwbouw van Philips Vingboons; alleen de toegangspoort resteert); 1647-1654: Stadhuis. (2024)
Projecten: 3de Heiligewegspoort

Caron, François Marie Joseph (1866-1945) kreeg als 14-jarige een loffelijke vermelding bij een tekenconcours in Felix Meritis op het onderdeel rechtlijnig tekenen. Toch zou hij als architect vooral bekend worden door gebouwen in de zwierige stijl van de art nouveau. In 1888 voltooide hij de driejarige cursus bouwkunde van de Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkenden Stand aan de Kloveniersburgwal.
Zijn eerste gebouwen zijn eclectisch van stijl, zoals bijvoorbeeld de St.Antonia Meisjesschool in de Haarlemmerstraat 132-136 (1893), of toonden nog vooral renaissance-invloeden. De winkel op Haarlemmerdijk 39 uit 1896 is zijn eerste en meteen meest prominente art nouveau-ontwerp. In 1900 voorzag Caron zijn eigen woonhuis en kantoor Keizersgracht 329, bij wijze van uithangbord, van een nieuwe onderpui in flamboyante art-nouveaustijl. Caron werd vervolgens vooral gevraagd voor winkels. Winkeliers hoopten met zijn elegante gevels en puien extra publiek te kunnen trekken. Andere art nouveau panden zijn Haarlemmerdijk 37 en 43. Een belangrijke klant was de firma Vroom & Dreesmann, waarvoor hij diverse filialen heeft gebouwd. Zo is het oudste, deels verdwenen deel van de winkel in de Kalverstraat van zijn hand. Ook de gesloopte filialen aan de Weesperstraat en Haarlemmerstraat werden door Caron ontworpen. De panden in de Damstraat, Utrechtsestraat en aan de Vijzelgracht bestaan nog wel.
Hij trouwde in 1901 met Jeanne Lenfring, dochter van een boekhandelaar in de Haarlemmerstraat.
Projecten: Haarlemmerdijk 37-39; Haarlemmerdijk 43; Kalverstraat 213-215; Rokin 168

CASA Architecten is in 1981 als Coöperatief Architectenbureau voor de Stadsvernieuwing in Amsterdam opgericht en staat onder leiding van Koen Crabbendam en Willem van Gils. Het bureau koppelt een ruime ervaring en een grote mate van vakmanschap aan een jeugdig enthousiasme. CASA architecten speelt een vooraanstaande rol bij het ontwikkelen van woonwerkgebouwen, broedplaatsen en wooncomplexen voor een breed scala aan opdrachtgevers. Naast nieuwbouw en stedenbouw vormt hergebruik van bestaande gebouwen een belangrijk deel van het werk. Transformatie, renovatie en restauratie zijn een speurtocht naar de geheimen en de spelregels die het gebouw zelf stelt.
Projecten: Duarte Pachecostraat 2-10; Haarlemmerdijk 37-39; Jan Olphert Vaillantlaan 105-159; Javakade 21; Pedro de Medinalaan 126-200

Cees Nagelkerke architecture Vanaf 1983 als zelfstandig architect opererend bleef Cees Nagelkerke actief in de Amsterdamse stadsvernieuwing met het vervaardigen van plannen op een aantal vervallen locaties in de Jordaan. Een eerste serie werd gebouwd in de Rozenstraat en Laurierstraat en Tweede Laurierdwarsstraat. Een tweede serie ontstond aan de Rozengracht, de Bloemstraat en de Tweede Bloemdwarsstraat. Het laatste project kreeg de benaming 'Hangende Tuinen' vanwege de begroeide pergolaconstructie langs de bovenrand van de aan weerszijde van de straat gelegen bebouwing. In het woongebouw aan de evenzijde van de Rozengracht ook behorend tot deze serie werd op de begane grond een winkelruimte ontworpen in opdracht van de eigenaren van Wonen 2000, een bekend adres voor hoogwaardige interieurinrichting en design. Enige jaren daarna werd aan de evenzijde van de Rozengracht opnieuw winkelruimte ontworpen voor Wonen 2000/de Kasstoor in een woongebouw dat tevens een achttal grote woningen in twee verdiepingen bevatte. Hij was tevens intensief betrokken bij de herbouw van de Haarlemmer Houttuinen. (2021)
Projecten: Pedro de Medinalaan 89-91

Cerlijn, Dirk Aannemer-makelaar Dirk Cerlijn (1833-1893) woonde aan de Oudezijds Voorburgwal 145. Hij werkte samen met Albertus Jacobus (Bep) de Haan in het concern Cerlijn & de Haan. Gezamenlijk bouwden zij onder andere aan het Aquarium van Artis (1882), de galerij van het Paleis voor Volksvlijt (1883), het Sarphatimonument (1886), het Burgerziekenhuis (1891), de Stadsschouwburg (1893), en het hoofdpostkantoor (1899). En ook het nieuwe kantoor van de HIJSM (1884). (2022)
Projecten: Zwanenburgwal 11

Chambon, Alban (1847-1928) was een Frans-Belgische architect die vooral bekend is door zijn eclectische, exuberante, sprookjesachtige interieurs. Hij was een autodidact die onder meer gewerkt heeft in Parijs, Brussel, Amsterdam, Antwerpen, Londen, Wenen, Boedapest, Oostende en Spa. Uit zijn rijke carrière is maar weinig bewaard gebleven. Als leerjongen bekwaamde hij zich in verschillende ateliers als stukadoor, ornamentist, plafondwerker, ciseleerder, beeldhouwer, tapijtwerker, meubelmaker. Hij behaalde het diploma van beeldhouwer aan de École des Beaux-Arts van Parijs. Hij verhuisde naar Brussel (1868), waar hij aanvankelijk werkte als tekenaar bij verschillende architecten. In 1870 trad hij in het huwelijk met Palmyre Corteyn. Hij zou twee dochters en drie zonen krijgen. Drie jaar later werd hij vrijmetselaar. In datzelfde jaar 1873 begon Chambon voor zichzelf.
In zijn atelier maakte hij zijn ontwerpen niet alleen op papier, maar ook als gipsmodel op ware grootte. Daardoor kon hij de verhoudingen en lichtwerking beter beoordelen. Deze methode gaf ook de mogelijkheid zijn ideeën beter over te brengen op uitvoerders en opdrachtgevers, desnoods door hen er foto's van op te sturen. Eind jaren 1870 kreeg hij de opdracht voor het Eden, een variététheater in Brussel. Met Wilhelm Kuhnen ontwierp hij een sprookjespaleis in neomoorse stijl. Het theater opende in 1880 en betekende het begin van een ware specialisatie voor Chambon. In Brussel werkte hij samen met Albert Dumont en Charles Gys. Van 1885 tot 1888 ontwierp hij in Londen vijf theaterinterieurs, met Charles John Phipps en Walter Emden en hij werd ook gevraagd voor andere interieurs.
In 1896 nam Chambon de titel van architect aan en begon hij complete architecturale en urbanistische projecten te aanvaarden. Rond deze periode was Chambon doorgedrongen tot de hoogste kringen, en werd hij uitermate gewaardeerd door koning Leopold II. In zijn ateliers werkten tot 200 mensen en hij ging de samenwerking aan met zijn zonen: vanaf 1898 met Fernand, later ook met Gaston en Alfred. In 1894 had werd hem gevraagd om een compleet masterplan te maken voor de aanleg van Westende als badplaats. Hij ontwierp meteen ook een twintigtal villa's en cottages, die typisch zouden worden voor de stijl aan de Belgische kust. Meer en meer ging hij zich toeleggen op urbanistische projecten voor Leopold II. Hij maakte grote plannen voor de omgeving van de Congreskolom, het Troonplein en de Kunstberg in Brussel. Door de dood van de vorst zou er echter niets van terecht komen. De ster van Chambon was tanende. In 1912 ontwierp hij nog een volledig kasteel op het domein van Roumont (Ochamps) voor baron Evence III Coppée, die gevraagd had om het Kasteel van Azay-le-Rideau als model te nemen. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan 1-3

Change.nl, opgericht in 2007, is een architectenbureau onder leiding van Iemke Bakker en Artsje Hylkema. Iemke Bakker werkte tot 2007 bij Mecanoo architecten (1995-2007) en daarvoor bij architectenbureau Hoogstad (1994-1995) en DRO Amsterdam (1993-1994). Bij Mecanoo werkte hij als projectarchitect aan uiteenlopende stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen. Artsje Hylkema werkte tot 2007 bij architectenbureau CePeZed (2000-2007) en Claus & Kaan architecten (1997-2000). (2023)
Projecten: Grasweg 72-74; Ko van Dijkhof 3-30

Claus en Kaan architecten is in 1987 opgericht door Felix Claus en Kees Kaan. Na negen jaar intense persoonlijke samenwerking werd in 1996 besloten verder te gaan vanuit onafhankelijke vestigingen in Amsterdam en Rotterdam, verbonden door een gemeenschappelijke visie en aanpak. Omdat Felix en Kees tot het oordeel waren gekomen dat architectuur sinds 1996 ingrijpend is veranderd vonden zij het tijd hierop te reageren met een aanpassing van de organisatie: vanaf 1 januari 2014 stoppen ze met Claus en Kaan.
Projecten: Adriaan Ditvoorsthof 1-23, 2-22; Entrepotdok 87-98; Erich Salomonstraat 92-192; Erich Salomonstraat 378-412; Eva Besnyöstraat 388-408; Haveneiland; Kees Schererhof 1-25; Kiekstraat 111-191; Krijn Taconiskade 412-422; Krijn Taconiskade 440; Maria Austriastraat 35-121; Maria Austriastraat 851-873

Coelewij, Johannes Henricus (1848-1920). Het aan de Amstel 26 gevestigde timmer-aannemingbedrijf van de familie Coelewij is voor 1766 opgericht, waarschijnlijk al omstreeks 1725, en is 200 jaar lang, tot 1956 in Amsterdam werkzaam geweest. De voornaamste activiteiten van het bedrijf waren onderhoudswerkzaamheden aan gebouwen en huizen. Tevens werden er in de 18-de eeuw beleggingspanden aangekocht en verhuurd. In het begin van de negentiende eeuw werd een afdeling meubelproductie aan het bedrijf toegevoegd. Later, vanaf het midden van de negentiende eeuw tot het begin van de twintigste eeuw, werden door het bedrijf verschillende huizen en pakhuizen ontworpen en gebouwd. Toen Johannes Henricus Coelewij in 1871 de nieuwe eigenaar van het bedrijf werd, zette hij het bedrijf voort onder de naam ‘(Wed.)P.A.Coelewij en Zoon’. Na zijn overlijden bleef het bedrijf onder deze naam tot 1956 bestaan.
Projecten: Lindengracht 7-11; Lindengracht 94-112

Coenen, Jozef Maria Johannes (Jo) en Co Architecten (1949) is een Nederlandse architect en stedenbouwkundige. Hij bekleedde van 2000-2004 de functie van rijksbouwmeester. Coenen groeide op in Zuid-Limburg. Na de middelbare school ging hij naar Technische Hogeschool Eindhoven (nu TUe) waar hij in 1975 afstudeerde als architect. Hierna werd hij docent aan de faculteit bouwkunde van dezelfde hogeschool. In deze periode studeerde hij korte tijd bij Luigi Snozzi Locarno en James Stirling. Ook werkte hij vanaf 1979 enige tijd voor het architectenbureau van Aldo van Eyck & Theo Bosch in Amsterdam. In datzelfde jaar opende hij in Eindhoven de eerste vestiging van zijn eigen architectenbureau. In 1990 verhuisde het bureau naar Maastricht en inmiddels heeft het onder de naam Jo Coenen Architects & Urbanists (JCAU) ook een vestiging in Amsterdam en nevenvestigingen in Berlijn, Luxemburg, Zürich en Milaan. Aanvankelijk realiseerde Coenen vooral relatief kleinschalige projecten. Coenen wist in Nederland een reputatie op te bouwen door zijn stedenbouwkundige ontwerpen, onder andere voor de Vaillantlaan in Den Haag, het KNSM-eiland in Amsterdam en het Céramique-terrein en het Maas-Marktproject in Maastricht. Met name door deze grootschalige en gecompliceerde projecten nam zijn naamsbekendheid toe. De ontwerpen van JCAU worden gekenmerkt door een duidelijke stedenbouwkundige oriëntatie, waarbij de inrichting van de openbare ruimte centraal staat. In zijn ontwerpen gaat het hem om de wisselwerking tussen gebouw en stad; hij probeert ze te verweven tot een nieuwe eenheid. In het werk van Jo Coenen valt zijn gebruik van plint, colonnades en vides in zijn gebouwen op, de zogenoemde ‘vriendelijke monumentaliteit’. Binnen de Nederlandse architectuur treedt hij op als pleitbezorger voor meer historisch besef, meer diepgang en meer gevoel voor continuïteit. Zowel bij zijn stedenbouwkundige projecten als tijdens zijn rijksbouwmeesterschap liet hij een zekere voorkeur voor Belgische, Zwitserse en Zuid-Europese architecten blijken. Zo koos hij bij de ontwikkeling van het KNSM-eiland onder anderen voor Bruno Albert en Diener & Diener. (2023)
Projecten: Overhoeksparklaan 2-124

Copijn Groenadviseurs. Het ontwerpbureau Copijn Utrecht Groenadviseurs B.V. is in 1980 opgericht door Jørn Copijn en ir.Lia Copijn-Schukking. Jørn Copijn is een kleinzoon van de boomkweker Pieter Gerard Copijn, die een halfbroer was van de bekende tuinarchitect Hendrik Copijn. Het bureau is zowel in het landelijke gebied als in de stedelijke openbare ruimte werkzaam, waarbij het is gespecialiseerd in renovatie van historische buitenplaatsen en parken, ontwerp en renovatie van begraafplaatsen, herinrichting van stads- en dorpscentra, ontwerp van stedelijke uitbreidingen en van terreinen rond ziekenhuizen en kantoren, binnentuinen en daktuinen. De ontwerpen worden uitgevoerd in uiteenlopende stijlen, met als gemeenschappelijk kenmerk aandacht voor ecologie en respect voor oude bomen en de historische situatie. Vanaf 1996 is de naam van het bureau veranderd in Copijn Utrecht Tuin- en Landschapsarchitecten B.V. Adviesbureau voor landschappelijke en stedelijke vormgeving. In 2006 verlaten Jørn en Lia Copijn-Schukking Copijn Utrecht tuin- en landschapsarchitecten. Het bedrijf werd in 2008 verkocht aan zes private investeerders maar Copijn als merk behoudt zijn kracht. Het bedrijf gaat verder onder de naam Copijn tuin- en landschapsarchitecten. Anno 2014 bestaat het uit drie werkmaatschappijen: Copijn Tuin- en Landschapsarchitecten, Copijn Boomspecialisten en Copijn Groenaanleg en beheer.
Projecten: Bijlmerplein 888

Coulon, Jean (1678-1760), in Marseille geboren en overleden in Amsterdam. Heeft als tekenaar-architect aan meerdere projecten gewerkt. Hij was samen met Daniël Marot de grondlegger van de Lodewijk XIV stijl in Amsterdam.
Projecten: Herengracht 495

Croix, la, Guillaume Frédéric (1877-1923) werd in de Nieuwmarktbuurt geboren. Hij overleed aan tbc in hetzelfde sterfjaar als De Klerk en De Bazel. Hij was een timmermanszoon die zijn loopbaan begon op het bouwkundige bureau van Eduard Cuypers. Hier werkten ook (onder meer) Michel de Klerk en Piet Kramer, bekende namen in de wereld van de Amsterdamse School. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het werk van La Croix duidelijk invloeden van de Amsterdamse School zijn te herkennen. In tegenstelling tot zijn voornoemde collega's was La Croix echter minder bekend en was zijn architectuur minder driedimensionaal en plastisch. La Croix werkte meer in het platte vlak, dat echter wel zeer decoratief was en getuigde van een verfijnde smaak. In zijn korte leven heeft hij een aantal gebouwen achtergelaten die nu nog steeds het straatbeeld van Amsterdam sieren. Zo ontwierp La Croix onder meer huizenblokken aan de Van Effenstraat/Bellamystraat, Cornelis Schuytstraat (voormalig Scheepvaartmuseum), Weteringschans 79, Heiligeweg 37, een woonblok aan de Tweede Boerhaavestraat en het scheepskantoor voor Reederij Koppe aan de De Ruijterkade. La Croix ontwierp ook glas-in-loodramen in een aan de Amsterdamse School verwante organische stijl. Zes van zijn mooiste ramen, uitgevoerd door Atelier Bogtman te Haarlem, zijn nog altijd te bewonderen in het Vredeskerkje in Bergen aan Zee (1918). Verder was La Croix bekend om het ontwerpen van grote gebouwen in het voormalige Nederlands-Indië, onder andere van de Javasche Bank in Batavia en andere Indische plaatsen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat La Croix bij het ontwerpen van het Koppe-gebouwtje zich had laten inspireren door de Indonesische architectuur. (2023)
Projecten: De Ruijterkade 99

Crosby, Theo (1925-1994) was een architect, redacteur, schrijver en beeldhouwer, die zich gedurende vier decennia bezig hield met belangrijke ontwerpontwikkelingen. Hij was ook een vroege vocale criticus van de moderne stedenbouw. Hij wordt het best herinnerd als een van de oprichters van het internationale designpartnerschap Pentagram, en als architect voor de reconstructie van Shakespeare's Globe in Londen. Zijn rol als éminence grise in de Britse architectuur en design van 1950 tot 1990 heeft echter bijgedragen aan veel bredere veranderingen.
Jaren 40 en 50: architectuur en beeldhouwkunst
Crosby studeerde architectuur bij Rex Martienssen, een acoliet van Le Corbusier, aan de Witwatersrand University Johannesburg. Vanaf 1944 nam hij deel aan de geallieerde invasie van Italië. Zijn post-VE-dagreizen door dat land lieten hem kennismaken met een wereld, van stedelijkheid en culturele vrijgevigheid, die hij nog nooit in Zuid-Afrika had meegemaakt, en die zijn ogen opende voor de macht van het openbare domein. Hij vestigde zich in 1948 in Engeland, na de officiële goedkeuring van apartheid door de Zuid-Afrikaanse regering. In 1949 begon hij te werken bij het modernistische architectenbureau van Fry, Drew and Partners in Londen, en combineerde dit met het bestuderen van beeldhouwkunst in de avonduren aan de Central School of Arts and Crafts. Hier kwam hij in contact met docenten Richard Hamilton, Eduardo Paolozzi en Edward Wright, met wie hij later zou werken aan de tentoonstelling This is Tomorrow, en medestudenten Alan Fletcher en Colin Forbes, met wie hij later een design partnership zou aangaan. The Central, met zijn nadruk op interdisciplinair werk, zou een blijvend effect hebben op Crosby's kijk op de rol van de architect. Hij vormde op dat moment ook banden met de modernistische MARS Group en de Architectural Association.
Jaren 50 en 60: montage en tentoonstellingen
Tussen 1953 en 1962, terwijl hij zijn eigen architectenbureau oprichtte, trad Crosby op als technisch redacteur (onder redactie van Monica Pidgeon) van het tijdschrift Architectural Design, dat op zoek was naar een jeugdiger, vitale en progressievere benadering van het onderwerp dan de voorheen dominante Architectural Review. Aanvankelijk was zijn belangrijkste taak het opmaken van de pagina's, waarvoor hij advies zocht bij de Centrale School, maar werd 'afgewezen'. Het werd aan de schilder Edward Wright overgelaten om hem een paar jaar later wat instructie te geven. Hij 'ontwierp' prachtige abstracte omslagen, soms inclusief een vreemd woord om het thema du jour te beschrijven, 'huizen', 'daken', 'Sheffield', maar zelden met fotografie of zelfs gebouwen. Tijdens zijn ambtsperiode werden de vroege werken van James Stirling, Norman Foster en Richard Rogers gepubliceerd in AD, en het begon op te komen voor wat bekend werd als de 'zoomgolf'. Crosby hechtte zich aan het Institute of Contemporary Arts (ICA) in Londen, woonde daar vergaderingen bij van de Independent Group en was vooral onder de indruk van de discussies van de groep over de impact van massacommunicatie en informatietheorie op architectuur en design. Het was Crosby die voorstelde en naar voltooiing stuurde wat de zwanenzang van de Independent Group zou zijn, de keerpunttentoonstelling This Is Tomorrow in de Whitechapel Gallery in Londen in 1956. Kenmerkend was dat de tentoonstelling rond twaalf multidisciplinaire teams werd georganiseerd. Crosby werkte voor zijn installatie samen met grafisch ontwerpers Germano Facetti en Edward Wright en de beeldhouwer William Turnbull. De installaties die echter de meeste aandacht trokken, waren die van Richard Hamilton, John McHale en John Voelcker (met zijn popart-beelden waaronder Robby the Robot) en Eduardo Paolozzi, Alison en Peter Smithson en Nigel Henderson. In AD Crosby schreef dat de tentoonstelling 'het bewijs was van pogingen tot een nieuw soort ordening, een weg naar die integratie van de kunsten die moet komen als onze cultuur niet alleen wil overleven, maar ook echt tot leven wil komen'. Het was, zei hij later, 'mijn eerste ervaring met een losse, horizontale organisatie van gelijken", en hij beweerde dat het de inspiratie was achter de onderscheidende organisatie van Pentagram. Op karakteristieke wijze verkocht Crosby, alert op praktische zaken, de advertenties die de gedenkwaardige tentoonstellingscatalogus mogelijk maakten. In 1960 toonde hij zijn eigen sculptuur op de ICA, naast schilderijen van Peter Blake en interventies van John Latham.
Tussen 1958 en 1960 verschenen vijf nummers van het 'kleine' kunsttijdschrift Uppercase met Crosby als redacteur. Crosby was ook redacteur van het tijdschrift Living Arts van de ICA en haalde het Instituut over om in 1963 een tentoonstelling, Living Cities, op te zetten om de stedelijke theorieën van de jonge Archigram-groep op de voorgrond te plaatsen. Hij vond ook het geld voor de show (van de Gulbenkian Foundation) en plaatste het in een speciale editie van Living Arts. Crosby werd in deze periode beschreven als een 'verborgen hand', die de afzonderlijke sferen van Archigram, de Architectural Association, verenigde. Eind jaren vijftig en begin jaren zestig zou Crosby zijn reputatie als architect vergroten door middel van een aantal tijdelijke tentoonstellingen. Met Edward Wright produceerde hij de stands van het tijdschrift Architectural Design op de bouwtentoonstellingen van 1955 en 1958 en de congres- en tentoonstellingsgebouwen voor het 6e International Union of Architects Congress, gehouden in Londen in 1961, die beide architectuur en grafische voorstellingen op een opvallende manier combineerden. Dergelijke projecten versterkten ook zijn geloof in de wenselijkheid van interdisciplinair werk in de kunsten. Later herinnerde hij zich hoe, na voltooiing van het UIA-project 'we allemaal erg tevreden waren met elkaar en ik denk dat ik me vaak heb afgevraagd waarom zulke genereuze en spontane gelegenheden zo zeldzaam zijn'. Drie jaar later ontwierp hij een paviljoen op de Triënnale van Milaan, waarvoor hij de Gran Premio ontving. Fletcher Forbes Gill, het ontwerpbedrijf waar Crosby zich later bij zou aansluiten, produceerde de graphics voor het paviljoen.
1960: Stedelijke studies
Crosby leidde korte tijd de experimentele Design Group die verbonden was aan de aannemers Taylor Woodrow en hij haalde leden van Archigram binnen om onder hem te werken. De Design Group concentreerde zich op drie grote stedelijke projecten (die werden niet uitgevoerd zoals voorgesteld): voor Euston Station; voor een gedeelte van Fulham in West-Londen; en voor het centrum van Hereford in Zuidwest-Engeland. Het Euston-project voorzag in een stad met torens ter vervanging van het Victoriaanse station en de Arch, die in 1961 werd afgebroken. De Fulham-studie was aangevraagd door de minister van Volkshuisvesting en Lokaal Bestuur en voorzag in 'een onwaarschijnlijk grootschalige herontwikkeling' van het gebied dat putte uit eerdere projecten van de Smithsons voor Sheffield en Berlijn. Tegelijkertijd werd geëxperimenteerd met een nieuwe vorm van geprefabriceerde woning, 'de enige beperking was dat het zou moeten stapelen tot een torenconstructie'. Voor Fulham waren de eenheden gerangschikt in terrassen (vergeleken door Crosby met Georgische terrassen) en torens. Dit huisvestingssysteem was 'ontstaan in discussies voor het CIAM-congres 1955' en illustreerde ideeën die werden gedeeld met de brutalisten en Team X. Inderdaad, ondanks al zijn daaropvolgende vragen aan de modernistische stedelijke theorie verloor Crosby nooit het vertrouwen in de oproep van de Smithsons voor een architectuur 'Zonder retoriek'. In 1965, na het vertrek van Bob Gill uit het ontwerppartnerschap Fletcher Forbes Gill, voegde Crosby zich bij de oprichting van Crosby Fletcher Forbes, naar verluidt nadat Fletcher en Forbes hadden overwogen hun voorstellen voor de bedrijfsidentiteit van Shell Petroleum uit te breiden tot de architectuur van Shell-tankstations. De beslissing om een architect in het team te hebben werd al snel gerechtvaardigd toen Reuters, nadat hij Crosby had gevraagd om de directiekamer opnieuw in te richten, werd overgehaald om met Fletcher samen te werken aan een nieuwe huisstijl en logo. Het team 'was in staat om de formele terughoudendheid van het Zwitserse modernisme te combineren met de humor van de Madison Avenue-reclame-industrie' waardoor ze 'zich onderscheidden van andere Britse ontwerpbureaus'. In 1972 werden de drie vergezeld door Kenneth Grange en Mervyn Kurlansky om Pentagram te vormen, dat was georganiseerd als een horizontale coöperatie van gelijken, waarin de winsten werden gedeeld en het personeel en de algemene kosten werden samengevoegd. Pentagram bouwde vervolgens een formidabele wereldwijde reputatie op. Gedurende de Pentagram-jaren werd Crosby's passie voor publicatie uitgedrukt door middel van een provocerende reeks 'Pentagram Papers' (de titel is hoogstwaarschijnlijk een scherpe verwijzing naar de Pentagon Papers die in 1971 uitkwam).
Jaren 70 en 80: revisionisme
Tijdens de jaren zeventig brachten een aantal factoren Crosby ertoe de fundamentele principes van modernistische architectuur en stedenbouw te herzien, waardoor hij kritisch naar zijn eigen inspanningen van de jaren zestig keek en hem op gespannen voet zette met veel van zijn architecturale collega's. Een diep gevoel dat architectuur en stedenbouw een 'spel' waren geworden tussen experts, waardoor het publiek aan de zijlijn kwam te staan, bracht hem ertoe om op te komen voor publieke participatie in de planning. Zijn Hayward Gallery-tentoonstelling uit 1973 'Hoe het omgevingsspel te spelen' was een uitgebreide, toegankelijke inleiding op de vele factoren die de vorm en het uiterlijk van de stad bepalen. In deze tentoonstelling repeteerde Crosby veel van de argumenten die hij tot aan zijn dood zou gebruiken tegen het schrille modernisme dat in de jaren zestig werd aangenomen: de noodzaak om de geschiedenis en in het bijzonder het monument te waarderen; de noodzaak om vakmanschap terug te brengen naar het milieu; de vereiste om te begrijpen wat een plaats identiteit verleent; het belang van verstandige regelgeving; en de noodzaak om de stad alleen uit geldbelangen te halen. Hij geeft toe in zijn kritiek op de modernistische stad te zijn beïnvloed door de geschriften van Jane Jacobs, een 'profeet van gezond verstand', aan wie hij een deel van de tentoonstelling wijdde. Na afsluiting in de Hayward reisde de tentoonstelling door Engeland, Schotland en Wales en eindigde in Stockholm.
Jaren 80 en 90: traditionele waarden
In 1982 werd Crosby verkozen tot Associate van de Royal Academy of Arts (ARA: hij werd verheven tot volledige RA-status in 1990) en richtte de Art and Architecture Society op om meer samenwerking tussen disciplines aan te moedigen en een groter gebruik van kunstenaars en ambachtslieden door ontwikkelaars. A&A was voorstander van een 'Percent for Art'-regeling in het VK, die vervolgens werd aangenomen nadat deze door grotere kunstorganisaties was overgenomen. Hij produceerde een register van kunstenaars en ambachtslieden in de architectuur. In 1987 werd hij uitgenodigd om lid te worden van een selecte groep die The Prince of Wales adviseerde over manieren om zijn agenda voor architectuur en stedenbouw te promoten. De groep hielp bij het opstellen van de invloedrijke toespraak van de prins voor het jaarlijkse diner van de Corporation of London Planning and Communication Committee 1987, waarmee zijn campagne voor Paternoster Square op gang kwam. De campagne droeg ook bij aan het vormgeven van het BBC-televisieprogramma A Vision of Britain (later een boek en V&A-tentoonstelling). Dit leidde tot zijn Summer Schools in Civil Architecture (1990–93), die eerst uitgroeide tot The Prince of Wales's Institute of Architecture (1992–2001), en vervolgens The Prince's Foundation for the Built Environment. Veel aspecten van de agenda van de prins waren eerder door Crosby naar buiten gebracht: bijvoorbeeld de kritiek op grootschalige planning uit de jaren zestig; de roep om bredere deelname; de wens om kunst en ambacht opnieuw te integreren in de gebouwde omgeving; en de acceptatie van formele en stilistische 'spellen' die zijn ontworpen om de effecten van grootschalige ontwikkeling te minimaliseren. Een aantal van de '10 principes waarop we kunnen bouwen', die de kern vormden van het argument van A Vision of Britain (The Place, Hierarchy, Scale, Harmony, Enclosure, Materials, Decoration, Art, Signs & Lights en Community) waren uit de koker van Crosby.
Crosby's grotendeels ongelukkige ambtstermijn als hoogleraar Architectuur en Design aan het Royal College of Art van 1990 tot 1993 werd aanvankelijk gezien als een manier om het architectuuronderwijs te beïnvloeden in overeenstemming met dergelijke principes. Kort nadat hij de functie had aanvaard, besloot de prins echter, samen met zijn adviseurs, dat het misschien beter zou zijn om een onafhankelijk Instituut voor Architectuur op te richten. De RCA was gebaseerd op het principe dat architecten en diverse ambachtslieden samen konden worden opgeleid, maar Crosby's benadering van het onderwijscurriculum werd door veel RCA-studenten beschouwd als te traditioneel en beperkend voor de creatieve vrijheid. Hij stuitte op veel weerstand, wat zijn tol eiste van zijn gezondheid. Hij zette zijn 'hoop en bedoelingen' als professor als volgt uiteen in zijn inaugurele rede: 'De nieuwe opleiding voor architecten en ontwerpers en kunstenaars moet gericht zijn op een publieke, in plaats van een privé-expressie. We moeten ontwerpen om plezierig werk voor anderen op te nemen, en ... leren om het industriële systeem te overstijgen ... We moeten investeren in gezellig werk ... Dit betekent onder meer om kunst en ambacht van elke soort aan te moedigen, om ze deel uit te laten maken van de openbare ruimte; om noodgedwongen een soort utopie te maken waar alles mooi is ... Dat betekent meer intelligentie op elk niveau'. Tijdens deze periode probeerde Crosby (met Peter Lloyd-Jones) belangstelling te wekken voor wat hij een 'New Domesday Book' noemde: een gezamenlijke inspanning, beginnend als een inventaris van Crosby's eigen buurt van Spitalfields, om de bestaande toestand van de Britse straten vast te leggen om als gegevens te dienen voor architecten die op afstand werken vanaf hun locaties; en om planningsofficieren een beter idee te geven van het belang van de ensembles die aanwezig zijn in Britse steden. De onderneming heeft hem niet overleefd, maar sinds zijn dood hebben nieuwe technologieën (zoals Google Street View) zijn ambities meer gerealiseerd dan hij had kunnen hopen.

Projecten: Bijlmerplein 888

Cuypers, Eduard Gerardus Hendricus Hubertus Aanvullende informatie over de Cuypers-dynastie vind u door op de naam te klikken.
Projecten: Groenburgwal 14; Herengracht 412; Herengracht 476; Kalverstraat 15-17;Keizersgracht 452; Kloveniersburgwal 47;

Cuypers, Josephus Theodorus Joannes (Jos) Aanvullende informatie over de Cuypers-dynastie vind u door op de naam te klikken.
Projecten: Hobbemastraat 20; Linnaeusstraat 2; Mauritskade 62-63-64; Maria Magdalenakerk;Sint-Willibrorduskerk buiten de Veste

Cuypers, Petrus Josephus Hubertus (Pierre) Aanvullende informatie over de Cuypers-dynastie vind u door op de naam te klikken.
Projecten: H.H. Nicolaas en Barbara (De Liefde); Sint-Willibrorduskerk buiten de Veste; Maria Magdalenakerk

Cuypers, Pierre Jean Joseph Michel Aanvullende informatie over de Cuypers-dynastie vind u door op de naam te klikken.
Projecten: Sint-Willibrorduskerk buiten de Veste

Dam, Cornelis Gregorius (Cees) is in 1932 geboren in Velsen. Hij volgde de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, waar hij in 1963 afstudeerde, en vestigde in 1964 een architectenbureau te Heemstede, dat in 1968 naar Amsterdam verhuisde. Toen in 1979 werd besloten in Amsterdam een combinatie van stadhuis en muziektheater te bouwen, en architect Bernard Bijvoet plotseling overleed, werd Dam mede-architect, samen met Wilhelm Holzbauer. In 1993 werd hij hoogleraar Architectuur aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Op deze faculteit was hij van 1995 tot 1998 decaan.
Cees Dam is weduwnaar van Josephine Holt (Bloemendaal 1940 - Aerdenhout 2005), dochter van de architect Gerard Holt (1904-1988) die samen met Bijvoet werkte aan plannen voor een nieuw stadhuis voor Amsterdam. Zij hebben twee kinderen. Zoon Diederik (1966) is eveneens architect en werkt samen met Cees Dam in Dam & Partners Architecten. Op 30 september 2007 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voor zijn bijzondere verdiensten en vooral zijn inzet voor de architectuur en cultuur als onderdeel van een duurzame samenleving. Ook werd hij geëerd voor zijn inspanningen om de kennis van de bouwkunst te vergroten.
Een selectie van werken van Cees Dam in Amsterdam: Stopera (1986), Winkelcentrum Reigersbos (1984), gebouw Optiebeurs Rokin 65 (1987), restauratie koepel Metz & Co Leidsestraat 34-36 (1986), Dam 3-7 (1987-1991).
Projecten: Dam 3-7; Huntum 66-71

DAMAST architects is in 2019 is opgericht door architect Daniël Peters (1972). Het werk kenmerkt zich door een expressieve, verfijnde vormgeving met een sterke aandacht voor materialen en detaillering. Duurzaamheid is volgens Peters een veerkrachtig gebouw dat eigentijds en tijdloos is. Peters gaf van 2004 tot 2018 leiding aan het mede door hem opgerichte MOPET architecten. Het bureau kreeg bekendheid met geraffineerde en expressieve projecten. (2021)
Projecten: Rijnstraat 115

Dashorst, van, C.P. architect. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan vh.44

Dana Ponec Architecten Dana studeerde in 1988 af aan de faculteit bouwkunde van de TU Delft. Na wat omzwervingen via Barcelona en Noordwijk kwam ze weer terecht bij haar stageadres, het buro van Sjoerd Soeters waar ze uiteindelijk mede eigenaar van werd. In 2007 splitste ze zich af en zette haar werkzaamheden voort als Dana Ponec architecten. Uit deze tijd kent ze Katja de Winter. Katja is na haar studie architectuur aan de ETH Zürich en verschillende stages in Nederland en Zwitserland in 1999 gaan werken bij Soeters van Eldonk Ponec architecten. Al snel werkte ze veel samen met Dana Ponec. In 2007 heeft ze Dana Ponec architecten mee opgezet en sinds januari 2015 is ze mede eigenaar van Ponec de Winter. (2021)
Projecten: Eva Besnyöstraat 240-352; Fritz Dietrich Kahlenbergstraat 60-92; IJburglaan 922-1036; Kiekstraat 2

Dautzenberg & de Jong Architecten bna/bni. De vennootschap is in 1984 gestart en na 25 jaar samenwerkingsverband in 2009 in goed overleg beëindigd om de beide partners de kans te geven ook met andere partners samen te werken en niet gebonden te zijn aan een vaste. Peter Dautzenberg is verder gegaan als 'Peter Dautzenberg+Partners'. (2021)
Projecten: Halvemaansteeg 4-6

DE architecten is in 1976 gestart als architektenbureau Draijer en Engelkes. Sinds 1992 is DE Architekten gevestigd in Delft. DE Architekten is een middelgroot bureau met veel aandacht voor technische uitwerking en detaillering van de projecten. (2021)
Projecten: Groeneveen; Hakfort; Huigenbos

De Architekten Cie. is in 1988 opgericht door Pi de Bruijn samen met Frits van Dongen, Carel Weeber en Jan Dirk Peereboom Voller. Vanaf 1998 bestond deze uit De Bruijn, Van Dongen, Branimir Medić, hij studeerde aan de Architectuur faculteit van Zagreb en het Berlage Instituut in Amsterdam, en Pero Puljiz. Puljiz is vanaf 1991 architect bij de Cie. en vanaf 1998 partner. Ook hij heeft gestudeerd aan de Architectuur faculteit van Zagreb en het Berlage Instituut in Amsterdam. Sinds 2012 De Bruijn, Medić en Puljiz en in 2013 werd Rob Hootsmans de vierde partner. In 2020 maakte Hootsmans geen deel meer uit van De Architekten Cie., maar zijn er wel drie nieuwe partners toegetreden. Erik Vrieling is werkzaam bij de Cie. sinds 2004 en sinds 2016 partner. Hij is afgestudeerd aan de Technische Universiteit in Delft als architect en aan de Technische Universiteit Eindhoven met een interfacultair specialisme management en bedrijfskunde voor de bouwsector. Frank Segaar (Leiden 1962) behaalde in 1986 de titel van Ingenieur aan de HTS te Den Haag en in 1990 de titel van Architect aan de TU Delft met de specialisaties Bouwtechniek en economie. Marten de Jong (Utrecht, 1973) studeerde cum laude af in de architectuur na studie in Nederland en de VS.
Projecten: Eva Besnyöstraat 33-205; Haveneiland; Hollandiagracht 2-18; IJburglaan 1153-1277; Krijn Taconiskade 266-294; Maria Austriastraat 530-550; Profiltigracht 1-31

Dedato Ontwerpers en Architecten is een ontwerpbureau voor architectuur, interieurs, retail, grafische vormgeving en interactieve media. Dedato blinkt uit in deze afzonderlijke disciplines, maar integreert ze ook naadloos. Zo ontstaan sterke, consistente bedrijfsidentiteiten en herkenbare merken.
Projecten: Pedro de Medinalaan 11, 39-51

Deen, Wim (1943-2016) architect te Obdam, gehuwd met Gitta Deen-Deen. (2023)
Projecten: Grasweg 47

Delugan Meissl Associated Architects (DMAA) is een Oostenrijks architectenbureau opgericht in 1993 in Wenen door Elke Delugan Meissl en Roman Delugan. Roman Delugan (1963) studeerde aan de Academie van Toegepaste Kunsten in Wenen. Van 1984 tot 1985 werkte hij aan het onderzoeksproject 'Twintigste-eeuwse architectuur in Oostenrijk'. Tussen 1996 en 1997 was hij gastdocent aan de Academie van Toegepaste Kunsten. Elke Delugan Meissl studeerde aan de Technische Universiteit in Innsbruck. Zij werkte nadien bij verschillende studio's in Innsbruck en Wenen. Het bureau heeft veel ervaring op het gebied van sociale woningbouw en is onder andere de architect van het Porsche Museum in Stuttgart en het nieuwe filmmuseum aan het IJ in Amsterdam, maar heeft ook luxe villa's op haar naam staan. De architectuur van Delugan Meissl is primair gericht op ruimtelijke kwaliteit, of zoals Delugan het verwoord: 'Architectuur is de interpretatie van de ruimte in verschillende snelheden'. Delugan en Meissl laten data (bijvoorbeeld de geografische ligging, sociaal-demografische gegevens of verwachte bezoekersstromen) nooit leidend zijn voor hun ontwerp. Het resultaat is dan ook geen pragmatisch concept maar een ontwerp met een uitgesproken karakter: sculpturaal, robuust en sensueel tegelijk. (2023)
Projecten: IJpromenade 1

DELVA Landscape Architecture | Urbanism wordt geleid door oprichter Steven Delva en is een toonaangevend bureau voor landschapsarchitectuur en stedenbouw. DELVA gelooft in de kracht van de natuur als middel om de ruimtelijke opgaven van de 21ste eeuw op te pakken. Daarom keert DELVA het ontwerpproces ondersteboven en kiezen ze radicaal voor het landschap als basis. Gebiedsontwikkelingen worden ingezet als middel om te verdichten, vergroenen en verduurzamen. Ze gaan op zoek naar een nieuwe en meervoudige betekenis voor het landschap die door integraal samenwerken en durven meedenken onlosmakelijk verbonden wordt met gebouw, techniek, beleid en financiële haalbaarheid. Want ze zijn ervan overtuigd dat enkel genereuze gebaren vanuit het landschap ons dichter brengen bij een leefwereld waar we met zijn allen van dromen. Het bureau bestaat inmiddels uit een team van 25 landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen, architecten en cultuurtechnici. (2023)
Projecten: Grasweg 52-54

Descombes, Georges is een Zwitserse landschapsarchitect en werkzaam in ‘het landschap’ sinds Parc de Lany (1980-1986) en zijn bijdrage aan de ‘Swiss Path’ (1987-1991), een wandelroute rondom het meer Uri. Andere projecten van zijn bureau Atelier Descombes Rampini is de prijswinnende transformatie van de Aire rivier, het Bijlmermonument in Amsterdam en het Parc de la Cour du Maroc in Parijs.
Projecten: monument Bijlmerramp

Dick van Gameren Architecten Dick van Gameren studeerde Bouwkunde in Delft waar hij in 1988 cum laude afstudeerde. Hij had lange tijd zijn eigen architectenbureau; in 2013 werd hij partner bij Mecanoo architecten in Delft. Prof.ir.Van Gameren is sinds 1 april 2019 decaan van de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft. Hij volgt professor Bert Geerken op die sinds enige tijd interim-decaan is. (2021)
Projecten: IJburglaan 1279-1293; Jan Vrijmanstraat 125-171; Kiekstraat 1-101

Dicke, Henk A. (1908-1976), architect, bouwde onder meer Studentenhuisvesting Weesperstraat (1966). Hij werkte regelmatig samen met Klaas Bakker.
Projecten: Keizersgracht 666

Dicomedia architecten is gesticht in 2000 door Maria Teresa de Matos Matilde. Het is een 1-vrouws bureau. Maria Teresa studeerde architectuur aan de TU Delft (1997) en kunstgeschiedenis en archeologie aan de UvA. (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 74-88; Maria Austriastraat 1-11

diederendirrix architecten is sinds 2005 een samenwerking tussen Paul Diederen en Bert Dirrix. Maar ook voordien werkten zij al samen in het bureau Diederen Dirrix van Wylick (1999-2005) waar ook Rein van Wylick deel van uit maakte. Sinds midden jaren tachtig hebben Paul en Bert een onmiskenbare positie verworven in de Nederlandse architectuur en stedenbouw. De ontwerpen van het bureau vallen regelmatig in de prijzen en worden positief ontvangen door zowel opdrachtgevers, vakwereld als gebruikers. Begin deze eeuw verandert het soort opdrachten. Transformatie van bestaande gebouwen wordt een prominent onderdeel van de ontwerppraktijk. Nieuwbouw en transformatie vormen in de praktijk van het bureau net zo’n twee-eenheid als Diederen en Dirrix. De samenvoeging van de namen, zonder spaties en hoofdletters, is dan ook betekenisvol.
Projecten: Cas Oorthuyskade 100-194; Dennenhof 7

Dijkman, Jaap begon, na een studie bouwkunde aan de TU Delft, zijn designcarrière als meubelontwerper en meubelmaker. Zijn studie heeft hij niet afgemaakt. Tijdens zijn studie waren er namelijk voldoende opdrachten en de praktijk lonkte meer dan de theorie. Uiteindelijk heeft Dijkman de nodige titels gekregen op basis van zijn ervaring. Dijkman kijkt wel met een positief gevoel terug op zijn studietijd: ‘Ik heb op school echt een aantal goede leraren gehad. Ik vond ze goed omdat ik het gevoel had dat het interessante mensen waren. Dat ze goed nagedacht hadden over dingen en dat ik een hoop van ze kon leren. Niet zozeer omdat ze mooie gebouwen hebben ontworpen.’
Het denkproces van zijn leraren is hem bijgebleven, zoals later zou blijken toen Dijkman zelf op de Rietveld Academie voor de klas stond. Zijn focus lag niet zozeer op het resultaat van het creatieve proces maar meer op het creatieve proces zelf. Zo vroeg hij studenten twee tafels te maken, een mooie en een lelijke tafel: ‘Eenmaal klaar bleek dat 85 procent van de lelijke tafels als mooi werden ervaren en de mooie tafels waren clichés. De “mooie” tafels zijn niet verrassend meer want we hebben de tafels al gezien in tijdschriften en winkels. Dat ze de “lelijke” tafels uiteindelijk mooi vonden heeft denk ik te maken met het feit dat als je mensen vraagt wat lelijk is, dat het echt uit hun hart komt. Er is namelijk geen standaard voor lelijk. De studenten gingen gewoon tekeer, ze gingen echt iets heel lelijks maken. Prachtig!’
De focus van Dijkman op het creatieve proces is onomstotelijk en duidelijk terug te vinden in meerdere opzichten. Ook als het gaat om inspiratie. Hierin is Dijkman net zo gefocust op het proces en niet op het resultaat of esthetische zaken: ‘Ik kijk eigenlijk nooit in architectuurblaadjes voor inspiratie. De opdrachtgever staat centraal en daar haal ik inspiratie uit. Ik wil al kletsende met mijn opdrachtgever tot iets komen. En dat het ontwerp in een blad staat of al gedaan is, dat zien we wel weer.’ Dijkman gelooft dan ook in twijfel en het uitstellen van een beslissing en ziet dat als een wezenlijk onderdeel van het proces: ‘De essentie van twijfel is al die gesprekken en ideeën op het vuur houden. Hoe langer dat staat te pruttelen, hoe beter dat tot een geheel wordt. Er ontstaat vanzelf een moment dat we zeggen: dat is het! Het is ook een kwestie van hoe je de wereld wilt zien. Ik zie het graag geïntegreerd en niet in hokjes. NRC Media is een ideale opdracht, want ik kan er van alles in kwijt. Het is niet alleen een kantoor maar ook horeca, winkel en een debatruimte. Het is geïntegreerd, een geheel.’
Naast het proces vormt een ander aspect een fundamentele bouwsteen in de werkwijze van Dijkman. Het moet ook vooral leuk zijn volgens hem: ‘Er zijn situaties waarbij ik eerst een paar weken aankijk of het wat wordt. Als ik het gevoel heb dat het niks wordt, dan adviseer ik de opdrachtgever dat hij beter met iemand anders in zee kan gaan. Een project bestaat voor mij namelijk uit twee ontwerpen: het ontwerp van het gebouw zelf en het ontwerp van het proces van het bouwen. Je bent zo'n twee jaar met elkaar bezig. Je ziet elkaar regelmatig dus van beide kanten moet er een goed gevoel zijn anders werkt het niet.’
Jaap Dijkman is wars van designmagazines, mooie designverhalen van ontwerpers of zelfs designklassiekers. Hij is eigenlijk ook niet zozeer met zijn omgeving of zijn reputatie bezig. Hij geniet liever van het moment: ‘Ik heb een ontzettend goed leven met mijn gezin en werk. Het gaat er niet om dat het over 40 jaar leuk is. Het zou natuurlijk fijn zijn als mensen kunnen nagenieten van mijn werk, maar we moeten vooral niet vergeten dat het ook nu goed moet zijn. Kijk naar kunstenaars, wat heeft Van Gogh nu aan zijn werk?’
Projecten: Montelbaanstraat 6

Disberg, Gabor is een interieurarchitect bij Diselarchitects. Zijn opleiding volgde hij aan de Gerrit Rietveld Academie. (2021)
Projecten: Wibautstraat 150

DKV Architecten was een in Rotterdam gevestigd architectenbureau dat wordt geleid door de partners Roel Bosch, Herman de Kovel en Paul de Vroom. Het bureau is in 1984 opgericht door Dolf Dobbelaar, Herman de Kovel en Paul de Vroom en is uitgegroeid tot een middelgroot architectenbureau. Het werkterrein van DKV strekt zich uit van woningbouw en stedenbouw tot uiteenlopende vormen van utiliteitsbouw. In de loop der tijd heeft het bureau een omvangrijk aantal projecten op deze terreinen gerealiseerd, waarbij vaak sprake was van een complexe opgave. Door een analytische werkwijze, die berust op het denken in modellen, is het bureau in staat om van beperkende randvoorwaarden een bevrijdende werking uit te laten gaan, wat resulteert in onvermoede oplossingen. Het werk van DKV kenmerkt zich door de kracht van de eenvoud. De ontwerpen vallen op door de helderheid van hun organisatie en verschijningsvorm. DKV is een hecht collectief dat opereert in teamverband, waarbij teamleden met verschillende achtergrond en ervaring elkaar aanvullen en stimuleren. De organisatorische basis bestaat uit twee bureauteams, een conceptteam en een facilitair team. Bij iedere opdracht wordt een projectteam samengesteld waarin alle voor de opgave benodigde vakkundigheid en capaciteit aanwezig is.
DKV architecten is met ingang van april 2013 als bureau gestopt. Roel Bosch, Herman de Kovel en Paul de Vroom zetten ieder als zelfstandig architect hun werkzaamheden voort. (2021)
Projecten: Bert Haanstrahof 10-26; Bert Haanstrakade 148-214; Boeierstraat 46-48; Doggerstraat 46-48; Galjootstraat 1-91, 72-98; Hooivletstraat 1-29; Jean Desmetstraat 85-121

Does, van der, Cornelis meester-timmerman, bouwmeester.
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 15-19

DOK architecten Het management bestaat uit Patrick Cannon en Ir. Liesbeth van der Pol die het bureau en de projecten sturen en inspireren. Liesbeth van der Pol brengt creativiteit. Door gebouwen keer op keer te aquarelleren zoekt ze naar de kern van een ontwerp. Deze kenmerkende manier van werken geeft onze gebouwen hun innovatieve karakter; het is de handtekening van Dok.
Projecten: Céramiquelaan 161-275; Entrepotdok 110-220; IJburglaan 173, 225-271, 307-343, 367-403, 413-449; Kattenburgerplein 1

Döll atelier voor bouwkunst Henk Döll (1956) studeerde in 1984 af aan de Afdeling Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft. Door het winnen en realiseren van de woningbouwprijsvraag ‘Kruisplein’ in Rotterdam (1980-1985) werkte hij tijdens zijn studie reeds als zelfstandig architect in de maatschap Döll-Houben-Steenhuis. In 1983 werd dit samenwerkingsverband omgezet in het Delftse bureau Mecanoo, waarin hij tot medio 2003 partner was. Henk ging zelfstandig verder met Döll Atelier voor Bouwkunst dat hij in 2003 oprichtte. Het stilleggen van een viertal projecten in het eerste kwartaal van 2010 en het uitblijven van voldoende nieuwe opdrachten op korte termijn veroorzaakte het faillissement van zijn bureau in 2010. In 2010 volgde een doorstart onder de naam Döll Architecten. Het nieuwe bureau bestaat uit een kleine vaste kern met Henk Döll, architect Andres Ambauen en technisch ontwerper Patrick Eichhorn. Voor de ondersteuning en productiecapaciteit wordt gebruik gemaakt van een netwerk van voormalig medewerkers en van samenwerking met collega bureaus. (2011)
Projecten: IJburglaan 837-1099; Maria Austriastraat 128-254; Talbotstraat 4-46

Dortsman Adriaan (1635–1682) was een telg uit een geslacht van Vlissingse timmerlieden en de architect van de 'strakke stijl' in het Hollandse Classicisme. Na ongeveer 1670 heeft de pilasterarchitectuur afgedaan en komt een stijl van uiterste soberheid tot ontwikkeling. De gevels worden vlak, gesloten en sober. Grote ongebroken vlakken en goede verhoudingen nemen de overhand.
Als architect was hij verantwoordelijk voor het ontwerp van talloze bouwwerken in Amsterdam, waaronder de beroemde ronde Lutherse Kerk aan het Singel en het Walenweeshuis aan de Vijzelgracht. Ook was hij betrokken bij het (ver)bouwen van buitenplaatsen als kasteel Nijenrode. Adriaen Dortsman is echter vooral bekend geworden om zijn woonhuizen met gegroefde, horizontaal gelaagde Bentheimer zandstenen gevels. Karakteristiek voor Dortsman, maar ongebruikelijk voor dubbele huizen, was de gevelindeling in drie vensters.
Adriaen Dortsman was succesvol als architect onder meer door zijn grote veelzijdigheid. In tegenstelling tot collega-architecten had Dortsman niet een achtergrond als schilder, maar was hij opgeleid als landmeter en had hij wiskunde gestudeerd in Leiden. Deze wiskundige achtergrond is goed te zien in de maatvoering van zijn ontwerpen. Dortsman streefde de klassieke idealen na van geometrische vormen, strakke lijnen en symmetrie maar zonder overbodige versiering. Deze stijl bleek zeer succesvol; Dortsman was een veelgevraagd architect. Uit de diversiteit van opdrachten voor kerkgebouwen, grachtenhuizen, landhuizen en vestingwerken die hij in de periode tussen 1665 en 1672 heeft gerealiseerd blijkt dat hij een veelzijdig architect was. Ook de groep van opdrachtgevers was zeer uiteenlopend, waarbij zijn vriendschap met Jan Six cruciaal is geweest voor de uitbreiding van zijn netwerk.
Door stadhouder Willem III werd hij na 1672 aangesteld als 'Controleur der kleine Hollandse Fortificatiën' om Amsterdam beter te kunnen verdedigen tegen de oprukkende legers vanuit het oosten. Ook bij deze aanstelling lijkt zijn vriendschap met Jan Six een rol te hebben gespeeld. Deze kreeg hij namelijk op voorspraak van de Gecommiteerde Raad, waarin de schoonvader van Jan Six, Nicolaes Tulp, zitting had. De aanstelling betekende dat Dortsman leiding moest geven aan de feitelijke werkzaamheden bij het oprichten van vestingwerken. Hij kreeg hiervoor het vorstelijke salaris van ƒ2000 per jaar, ongeveer zeven keer zoveel als een geschoold ambachtsman. Door leidinggevende ingenieurs goed te betalen hoopte de stad hun eerlijkheid te kopen. Bouwfraude was ook toen al aan de orde van de dag, wat gezien de enorme bedragen die er in de bouw omgingen niet onbegrijpelijk was.
Zijn carrière nam in Naarden een minder geslaagd einde. In 1681 werd bij delen van de vestingwerken onregelmatigheden geconstateerd. De muern waren niet onderheid en moesten opnieuw worden gebouwd. Dortsman werd met de fraude in verband gebracht, maar nooit officieel beschuldigd. Na zijn overlijden in 1682 bleek dat zijn werk vermoedelijk was gesaboteerd in opdracht van het bestuur van de stad Amsterdam, die een bedreiging zag in de versterking van Naarden.
Projecten: Amstel 208-212; Amstel 216; Groenburgwal 44; Herengracht 462; Herengracht 502; Herengracht 619; Herengracht 621; Herengracht 623; Herengracht 625; Herengracht 627(-629); Keizersgracht 672; Keizersgracht 674; Keizersgracht 730-734

Doornenbal, Kees is architect en sinds 1995 eigenaar van Rappange & Partners architecten te Amsterdam. Hij richt zich op restauraties, herbestemming en binnenstedelijke nieuwbouw. Sinds 2012 is hij als architect verbonden aan MOOI Noord-Holland als lid van de Welstand- en Monumentencommissie Alkmaar en sinds 2015 als lid van de Erfgoedcommissie. Rappange & Partners Architecten b.v. wordt sinds 1996 geleid door Bart Kwant en Kees Doornenbal. Henk Rappange sr. nam het bureau in 1951 over van de architect Jan de Meijer. Hij gaf het de naam Architectenbureau Rappange en droeg het op zijn beurt over aan zijn zoon Henk Rappange jr. rond 1970. Sinds haar oprichting bezit het kantoor een specialisatie in de restauratie van monumenten van velerlei aard, zoals kerken, kastelen, woonhuizen, kantoren, landgoederen, etcetera. Deze traditie wordt tot de dag van vandaag voortgezet en uit zich in een gedegen kennis van de restauratiepraktijk en een goede relatie met restaurerende instellingen en overheden. De laatste tien jaar heeft het bureau haar werkveld verbreed van werken met monumenten naar omgaan met de bestaande gebouwde voorraad in de ruimste zin van het woord. Het bestaande restauratiespecialisme wordt aangevuld met renovatie en (ver)nieuwbouw wat een bredere basis biedt voor de organisatie.
Projecten: Dam 2; Dam 4; Reguliersbreestraat 26-28

DP6 architectuurstudio. De naam DP6 is afgeleid van het adres van DP6: Doelenplein 6 in Delft. DP6 architectuurstudio is in 1999 opgericht door Chris de Weijer en Robert Alewijnse. In 2010 is Richelle de Jong als partner tot de directie van DP6 architectuurstudio toegetreden. Per 1 september 2019 is Dick de Gunst toegetreden tot DP6 architectuurstudio, waar hij als architect-directeur samen met Richelle de Jong en Dardo Mantel mede vorm zal geven aan het bureau. Oprichters Chris de Weijer en Robert Alewijnse treden terug uit de directie en blijven werkzaam in het bureau als projectarchitect-partner. Dick de Gunst (1969) is bijna 25 jaar werkzaam geweest bij Hans van Heeswijk architecten, waarvan sinds 2003 in de functie van architect/mededirecteur. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan beeldbepalende projecten zoals de Hermitage Amsterdam, het Mauritshuis in Den Haag en gemeentehuis Lansingerland. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor de woningbouwrenovatieprojecten, waarvan flatrenovatie De Boel in Amsterdam gepubliceerd is in het Jaarboek Architectuur 2019.
DP6 architectuurstudio voert projecten uit op het gebied van utiliteitsbouw, woningbouw, infrastructuur, stedenbouw, landschap en interieur. Voorbeelden in Amsterdam zijn: Voet- en fietsbrug Erasmusgracht (2010) en Sint-Nicolaaslyceum (2013).
Projecten: Edmond Halleylaan 2-28; Edward Wrightstraat 1-4; John Hadleystraat 8-42; Spadinalaan 165-347

Dudok, Willem Marinus (1884-1974) architect en stedenbouwkundige. Hoewel niet opgeleid als architect, is hij onder meer bekend door zijn ontwerp van het raadhuis in Hilversum. Dudok volgde de hogereburgerschool (hbs) in Amsterdam, ging vervolgens in 1900 naar de Cadettenschool in Alkmaar waarna hij twee jaar later ging studeren aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda waar hij in 1905 slaagde voor het officiersexamen in de richting 'Genie hier te lande'. In 1915 werd hij directeur Publieke Werken in Hilversum, een snelgroeiende industrieplaats die zich tot een middelgrote stad zou ontwikkelen. Dudok ontwierp de meeste wijken, scholen en gemeentelijke gebouwen voor Hilversum en bepaalde daarmee het gezicht van deze stad. In 1939 werd in Eindhoven voor personeel van Philips het Witte Dorp gebouwd, dat geheel door Dudok ontworpen was. Dudok heeft zich altijd met hart en ziel op zijn werk als architect gestort. Hij was er dag en nacht mee bezig. Hij had eigenlijk geen hobby's en ging niet op vakantie, zijn werk was alles voor hem. Dudok behoorde niet tot een bepaalde stroming maar stond open voor het beste wat de verschillende stromingen hem boden. Aanvankelijk volgde Dudok de rationalistische stijl van Berlage, maar allengs voelde hij zich hierdoor te veel beperkt en ging experimenteren met onder andere het expressionisme. (2021)
Projecten: Dam 1

Duinker van der Torre samenwerkende architecten wordt gerund door Margreet Duinker (1953-) en Machiel van der Torre (1946-). (2022)
Projecten: Bijlmerdreef 1073-1167; Francisco Faleirostraat 1-37; IJburglaan 354-420; Jan Olphert Vaillantlaan 1-31; Pedro de Medinalaan 2-10, 70-124

Dumont, Albert Louis Constant (1853-1920) was een Belgisch architect. Hij behoorde tot een welgestelde familie van Franse oorsprong die zich onder het Keizerrijk in Gent was komen vestigen. Hij volgde rechten aan de Universiteit te Gent (1871-1872) en aan de École des Arts et Manufactures (1873) en 2 jaar stage bij een ondernemer. Hij was dus grotendeels autodidact die aanvankelijk als aannemer optrad voor de gebouwen die hij zelf tekende. Door zijn voorliefde voor eclectische neostijlen is zijn werk heel divers. Op 23-jarige leeftijd vestigt hij zich als architect in Brussel, waar hij samenwerkt met August Hebbelynck. Zo leerde hij Maria-Celestine-Camille Hebbelynck (1849-1920) kennen met wie hij in 1876 trouwde. Ze zouden 13 kinderen in 13 jaar krijgen, 11 zonen en 2 dochters.
Met Alban Chambon bouwde hij de sprookjesachtige Parkschouwburg in Amsterdam. Later verlegde hij zijn werkterrein naar de kust, waar hij een fenomenaal aantal villa's en cottages bouwde. In De Panne liep zijn samenwerking met grootgrondbezitter Calmeyn aanvankelijk op niets uit, maar hij zou vanaf 1902 toch zijn stempel drukken in wat nu de Dumontwijk heet. Hij werkte daarvoor samen met zijn oudste zoon Alexis Dumont die de meeste gebouwen heeft getekend. In Middelkerke bouwde hij een 200-tal villa's, waarvan er maar een aantal bewaard is. Ook uit Frankrijk kreeg hij opdrachten, onder meer in Le Touquet, Hardelot-Plage, Malo-les-Bains. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan 1-3

Duncker, Jacobus Franciscus Maria (Jacques) (1867-1935). Van deze architect is niet veel bekend terwijl hij toch enkele aansprekende gebouwen heeft ontworpen. Hij leerde het vak op de bureaus van Ed.Cuypers en A.C.Bleys. Hij was een actief katholiek: lid van de Vincentiusvereniging die het bestuur vormde van diverse scholen, en lid van het liefdewerk "Oud Papier", een katholieke liefdadigheidsinstelling waarvan de naam een gevleugelde uitdrukking is geworden. Veel van zijn werk heeft een link met de katholieke zuil. Voor de Vincentiusvereniging ontwierp hij bijvoorbeeld vier scholen, waaronder die in de Nieuwe Leliestraat. Aan de Rijnstraat verrees naar zijn ontwerp een typisch katholiek cluster van een kerk (de inmiddels afgebroken Thomas van Aquino), een klooster en enkele scholen. Zijn bekendste gebouw in Amsterdam is wellicht het grote gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal (1913), dat ironisch genoeg enkele jaren na oplevering werd overgenomen door de gereformeerde krant De Standaard. Zijn bouwstijl was ambachtelijk en geïnspireerd op Berlage en diens rationalisme. Buiten Amsterdam tekende hij onder meer de studio van de KRO in Hilversum (1931). Duncker was getrouwd met Johanna van der Harten. Het gezin woonde achtereenvolgens op de Westermarkt, Singel en Keizersgracht. Duncker overleed na een kort ziekbed en werd begraven op begraafplaats Buitenveldert.
Projecten: Rijnstraat 93-115; Vechtstraat 84-94

Dunnebier, Jacob (1904-1988). Na zijn opleiding tot architect vestigt hij zich zelfstandig in Amsterdam. Voor de Tweede Wereldoorlog ontwerpt hij onder andere voor warenhuis HEMA een filiaal aan de Linnaeusstraat met kenmerken van de Amsterdamse School en de Nieuwe Zakelijkheid. In de periode 1934-1939 kan hij aan de Amsterdamse Westerstraat een aantal woonpanden verwezenlijken, welke in 2006 door de Gemeente Amsterdam op de monumentenlijst zijn geplaatst. Na de Tweede Wereldoorlog is hij bij de gemeente Amsterdam in dienst met het oog op de wederopbouw. Later gaat hij een samenwerkingsverband aan met architect Ronstadt. Onder de naam 'Dunnebier & Ronstadt, buro voor architectuur en stedebouw' realiseert het tweetal sociale woningbouw aan de Lijnbaansgracht en de Anjeliersstraat. Restauratie, renovatie en reconstructie zijn de specialiteiten van Dunnebier & Ronstadt. In Amsterdam restaureren ze verschillende monumentale panden, zowel aan de Oude Schans, aan de Leidsegracht en Raamstraat als aan de Egelantiersgracht. In de Jordaan renoveren de architecten het zogeheten 'Berrocomplex' en aan de Sint Antoniesluis verwezenlijken ze de reconstructie van een aantal monumentale panden en het zogeheten 'Leprozenpoortje'.
Projecten: Groenburgwal 42

Ector Hoogstad Architecten is in 1959 opgericht door Jan Hoogstad, die het vak in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog leerde van grootheden als Maaskant en Van Tijen. De huidige partners zijn Joost Ector, Koen Klijn, Gijs Weijnen en Chris Arts. Zij leiden een internationaal team van architecten, duurzaamheidsexperts, bouwkundig ingenieurs en procesmanagers. Dit team heeft alle kennis en ervaring in huis om projecten van begin tot eind uit te voeren. Dat kan voor standaard opdrachten, maar zij kunnen met EHA als “totaal” engineer, ook alle consultancy verantwoordelijkheden voor een project overnemen. Joost Ector zegt hierover: ‘Als architect ben ik zowel een optimist als een idealist. Ik streef naar een mooiere en betere wereld omdat ik er vast van overtuigd ben dat het kan. En het is met deze overtuiging dat ons team elk project en elke samenwerking benadert.’ (2023)
Projecten: Badhuiskade 361

Egeon Architecten is in 2003 opgericht door Egon Kuchlein (1958) na jarenlang gewerkt te hebben als omgevingsontwerper en beeldend kunstenaar. In de periode 1984- 2003 ontwierp en realiseerde Egon een groot aantal eigen projecten en tentoonstellingen en werkte aan stedenbouwkundige studies. Tevens organiseerde hij een veelheid aan manifestaties en adviseerde overheden op het gebied van de beeldende kunsten. Na de Kunstacademie in Arnhem (1984) volgde Egon zijn opleiding tot architect aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. (1999).
Projecten: Pieter Holmstraat 36; Tamariskhof 17

Elte, Hartog (Harry) (Amsterdam, 3 september 1880 - Theresienstadt, 1 april 1944) was een joods Nederlands architect geboren aan de Nieuwe Herengracht 173. Na het overlijden van zijn ouders wijzigde Elte in 1921 zijn voornaam van Hartog in Harry. Zijn vader Philip Elte (1844-1918) genoot faam als hoofdredacteur van het Nieuw Israelietisch Weekblad. Zijn moeder was Sara Elisabeth Nijburg (1850-1920).
Tussen 1929 en 1942 woonde Elte in een zelfontworpen woning aan de Stadionweg 44 hs.
Hij volgde een opleiding aan de ambachtsschool tot meubelmaker en daarna lessen in de bouwkunde aan de Avondteekenschool voor Handwerksgezellen. Dit ging gepaard met praktisch werk bij verschillende gerenommeerde Amsterdamse architecten: G. van Arkel, H.H. Baanders, J. Herman en Z. Deenik.
Van 1899 tot 1909 was hij in dienst bij H.P.Berlage. Hier maakte hij vooral presentatietekeningen, waarschijnlijk ook van de beurs en het gebouw van de ANDB.
Zijn werk kan gerekend worden tot de Amsterdamse School.
Elte was vooral werkzaam ten behoeve van joodse opdrachtgevers, met name in Amsterdam. Ten minste 88 van zijn ontwerpen werden daadwerkelijk uitgevoerd; hiervan bestaat nog ongeveer de helft.
Elte’s eerste echte gebouw was een zaak voor garen en band in de Jodenbreestraat. Het pand uit 1905 werd in 2001 gesloopt. Zijn eerste grotere opdracht kreeg hij in 1910 van conservenfabriek Puralimento. Het door hem ontworpen complex op de Omval bestond uit een aantal gebouwen, waaronder een directeurswoning. Het complex is eind jaren 80 van de 20ste eeuw afgebroken. In 1910 volgde de Diamantclub Concordia op het Weesperplein, tegenover de nagenoeg gelijktijdig gebouwde Diamantbeurs van Gerrit van Arkel. Concordia werd ook wel de Kleine Diamantbeurs genoemd. Het was een verenigingsgebouw voor, merendeels joodse, diamantwerkers. Het was geen succes en in 1926 werd het verkocht om in 1934 te worden afgebroken.
De doorbraak voor Elte kwam in 1912, toen hij Het Nederlandsch Sportpark, in de volksmond bekend als Het Stadion ontwierp. Hij mocht dit stadion laten bouwen en het werd in 1914 geopend. Het stadion was beroemd, maar werd afgebroken na de Olympische Spelen (1928) voor woningbouw. Leuk detail: de Stadionbuurt, is vernoemd naar het stadion van Elte en niet naar het Olympisch Stadion van Jan Wils.
Vanaf 1907 was Elte architect bij de Portugees Israëlietische Gemeente. In 1912 werd hij architect bij het Nederlandsch Israëietisch Armbestuur en in 1925 werd hij benoemd tot architect van de Nederlandsch Israëlietische Hoofdsynagoge te Amsterdam. Zijn eerste opdracht betrof de verbouwing/restautatie van de Portugese Synagoge aan het Mr.Visserplein. Zijn belangrijkste werk is de Raw Aron Schustersynagoge (1927) aan het Jacob Obrechtplein in Amsterdam.
In 1929 stichtte hij een aparte firma, het 'Atelier voor Binnenarchitectuur en Sierkunst' voor de bouw van zijn zelf ontworpen meubels. Hij had zijn kantoor aan de Tulpstraat en later in de Schubertstraat.
Vanaf 1 mei 1941 werd het joden door de Duitse bezetters verboden vrije beroepen uit te oefenen ten behoeve van niet-joden. Elte werd gedwongen de leiding van zijn meubelmakerij over te laten aan een Verwalter, die het bedrijf in 1944 liquideerde.
Vanaf 10 september 1942 was Elte gevangene in Kamp Westerbork, waar hij een functie kreeg bij de bouwtechnische dienst. Op 25 februari 1944 werd hij gedeporteerd naar Theresienstadt. Hier overleed hij op 1 april van dat jaar, vermoedelijk aan een longontsteking.
Projecten: Dam 17-23; Koningsplein 1; Nieuwe Keizersgracht 116; Nieuwe Kerkstraat 141

Eschauzier, Frits Adolf (1889-1957). Frits trouwde met J.E. Sypkens, dochter van een commissaris van Politie in Scheveningen. Van zowel zijn eigen familie als die van zijn vrouw kreeg hij enkele opdrachten voor het bouwen van woonhuizen. Vanaf 1906 tot 1911 doorliep Eschauzier de H.B.S. Daarna volgde hij twee jaar de bouwkundige opleiding aan de T.H.Delft, die hij vanwege problemen met de exacte vakken moest verlaten. Hij vervolgde zijn opleiding tot architect aan de Architectural Association School of Architecture te Londen (1913-1915). In 1915 ontwierp Eschauzier zijn eerste gebouw, een woonhuis te Wassenaar. Zijn tijd in Engeland is van groot belang geweest voor zijn architectonische ontwerpen. De stijl van Eschauzier vertoont veel gelijkenis met het werk van de Engelse vernieuwende architectuur van rond de eeuwwisseling, zeker bij het bekijken van het werk van Charles F.A.Voysey (1857-1941) vallen overeenkomsten op. Het gebruik van licht naar binnen hellende muren en de zeer zwaar uitgevoerde schoorstenen komt in beider werk voor. Ook ontwierp Voysey, net als Eschauzier, veel uitbouwen zoals torentjes en erkers. Na enkele jaren als zelfstandig architect gewerkt te hebben studeerde Eschauzier in 1927 nog in Wenen bij professor Oskar Strnad. Bij deze studie lag de nadruk op het interieur.
Eschauzier is in het licht van de moderne ideeën van zijn tijd als een traditionalist te beschouwen. Terwijl veel architecten aan het begin van de twintigste eeuw zich op de toekomst richten greep Eschauzier terug op de generatie van rond de eeuwwisseling. Deze ontwerpers trachtten zich van de regels die de negentiende eeuwse architectuur kenmerkten te bevrijden. Handwerk kwam bij hen in de plaats van industriële vernieuwing. Eschauzier's werkwijze is hiermee te vergelijken. Hij ontwierp naar zijn gevoel en maakte gebruik van traditionele materialen, zoals baksteen en rieten dakbedekking. Belangrijk is dat hij op die manier vrij was om heel persoonlijk voor de opdrachtgever te ontwerpen. De invloed van zijn Weense leertijd was belangrijk in de meubelontwerpen en interieurs van Eschauzier. Hij gebruikt traditionele vormen en materialen om een huiselijke sfeer te scheppen. Eschauzier wordt vanwege deze traditionele stijl wel tot de Delftse School gerekend, maar sloot zich niet aan bij een specifieke beweging of groep in de architectuurwereld. Hij gold daar evenwel als een vooraanstaand persoon. Hij had contact met ‘moderne’ architecten van zijn generatie, zoals G.Rietveld en W.van Tijen, die een persoonlijke vriend was, maar ook met de voorman van de Delftse School M.J.Granpré Molière.
Eschauzier werkte voornamelijk in baksteen en een enkele maal in hout. In de constructie gebruikt hij soms beton, ook bij woonhuizen. Eschauzier werkte niet met modulen, maar vanuit de functie. Het gevolg hiervan is dat bij hem de plattegronden vaak fantasievol, maar weinig overzichtelijk zijn. Verschuivingen van ruimten ten opzichte van elkaar, stompe hoeken in de plattegrond en gebogen vormen werden gebruikt om een sfeer van intimiteit te scheppen. Hij trachtte van de verschillende onderdelen een organisch geheel te maken.
Eschauzier was vanaf 1915, met een onderbreking in 1927, werkzaam als architect. Zijn eerste opdracht ontwierp hij nog vanuit het ouderlijk huis te Den Haag. In 1919 verhuisde hij naar een door hemzelf ontworpen woning, de 'Stroovogel', te Wageningen. Eschauzier kreeg toen enkele grote opdrachten: het ontwerpen van een tuinwijk voor de 'Kunstzijde fabriek' te Ede, een woonhuis en enkele verbouwingen. Vanuit de 'Stroovogel' verhuisde Eschauzier, met zijn kantoor, in 1923 naar een landgoed te 's-Graveland. Hij betrok daar een groot huis, 'Swaenenburgh', ontworpen door Ed Cuypers. Het bureau moet, gezien de constante stroom opdrachten, al goed lopen. Een grote opdracht is het kantoor voor de Amstelbrouwerij te Amsterdam (1931-1933). Tengevolge van zijn succes bij de Nederlandse inzending op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1937 veranderde in de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog de situatie. Eschauzier kreeg een aantal grotere opdrachten, zoals het ontwerpen van de scheepsinterieurs voor de ms. 'Willem Ruys' en een groot landhuis voor D.G.van Beuningen op het landgoed Noorderheide te Vierhouten. In 1941 verhuist het kantoor daarom naar Bussum. Als gevolg van vele externe activiteiten en een groeiend aantal opdrachten breidde het bureau uit. Via de TH verwierf Eschauzier regelmatig tekenaars, waarvan er uiteindelijk drie compagnon werden. Dit waren Frits Eschauzier jr, Paul de Vletter en Fons van der Berg. Zij namen in 1957 het bureau over.
Eschauzier probeerde zich onafhankelijk op te stellen van de architectuur stromingen van zijn tijd. In de tijd van vooruitstrevende architecten als Rietveld en van Tijen en van traditionalisten als Granpré Moli%egrave;re trachtte hij tot een persoonlijke architectuur te komen. Eschauzier stoorde zich niet aan regels. Hij ging in de Nederlandse architectuur zijn eigen weg. Belangrijk bij Eschauzier was zijn individueel gerichte manier van ontwerpen. Hij was geen man van grote idealen, bijvoorbeeld over de sociale woningbouw. Hij wilde voor iedere opdrachtgever een uniek gebouw ontwerpen. Eschauzier is dan ook vooral bekend geworden als architect van landhuizen.
Projecten: Diepenbrockstraat 15

Erven Dorens, van, Jan Frederik (1904-1994) was de zoon van Willem Karel van Erven Dorens, hoofdingenieur bij Simplex Rijwielfabriek aan de Overtoom. Jan Frederik is getrouwd met Marguerite Henriette Scherhag en heeft een opleiding tot architect.
Projecten: Overtoom 263-271

FARO architekten is opgericht in 1991 en bestaat uit de partners Wouter van der Stap, Arjenne van Berkum, Coen Kampstra, Hugo de Clercq en Jurgen van der Ploeg. (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 395-611

Felix Claus Dick van Wageningen architecten is een samenwerkingsverband welke is ontstaan na 2013 als de samenwerking tussen Felix Claus en Kees Kaan ten einde komt. Ze zijn gevestigd in Amsterdam. (2023)
Projecten: Overhoeksplein 1

Felixx landschaparchitecten Felixx Landscape Architects werd in 2014 opgericht door Michiel Van Driessche, Marnix Vink en Deborah Lambert. De afgelopen jaren heeft het bureau zich ontwikkeld tot een kantoor met een internationale scope, met lopende projecten in Europa, Azië en Afrika. Michiel is landschapsarchitect. Hij studeerde cum laude af als landschapsarchitect in 2007 aan het University College in Gent en behaalde in 2012 een Master of Arts in Landschapsarchitectuur aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Marnix is landschapsarchitect. Marnix studeerde cum laude af aan de Van Hall Larenstein hogeschool in Velp, waar hij tuin- en landschapsarchitectuur studeerde. Deborah studeerde tuin- en landschapsarchitectuur aan de Leeds Metropolitan University in Engeland, waarna ze een Master of Arts in Urban Interior Design behaalde aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. (2021)
Projecten: Krijn Taconiskade 1

Galis Architektenburo is in 1962 opgericht door Arie Galis. Voordat Arie zich als zelfstandig architect vestigde werkte hij een aantal jaren als gemeentearchitect bij Openbare Werken Delft. Zijn zoon Babet Galis heeft sinds de jaren negentig de leiding van het bureau. Na zijn studie in Eindhoven heeft Babet Galis eerst een periode gewerkt bij O.M.A. in Rotterdam. Babet kwam na 1985 over naar het bureau van zijn vader. Architect Babet Galis is verantwoordelijk voor het architectonische ontwerp. Maarten ’t Hart is een ervaren bouwkundige, die leiding geeft aan de technisch uitwerking en detaillering. (2021)
Projecten: IJburglaan 1295-1359; Kiekstraat 14-20; Maria Austriastraat 640-672

Geeusen de Zeeuw, Anthonij meestertimmerman aan eind 17de eeuw en begin 18de eeuw.
Projecten: Kalverstraat 10

Gendt, van, Adolf Daniël Nicolaas (1870-1932) was een Nederlands architect. Hij kwam uit een familie waarvan veel leden architect waren. Hij was een zoon van architect Adolf Leonard van Gendt en Elizabeth Fredrika van Elten. Hij leerde het vak achtereenvolgens op de timmerwerkplaats van de aannemer Daniel Schut, op het architectenbureau van G.W.Vixseboxse en in Schotland op het architectenbureau van John James Burnet. In 1894 vormde hij samen met zijn vader en zijn oudere broer Johan Godart van Gendt het bureau A.L. van Gendt en Zonen. Toen hun vader in 1901 overleed, zetten zij dit bureau voort als Gebrs. Van Gendt A.L. zn. Dit bureau had grote bekendheid en heeft veel grote werken uitgevoerd. A.D.N.van Gendt was een autoriteit op het gebied van bank- en administratiegebouwen. Hij heeft echter ook talrijke woonhuizen, villa's en een restaurant ontworpen.
Projecten: Java-eiland; Kalverstraat 15-17; Keizersgracht 452; Nes 67

Gendt & Zonen, van, Adolf Leonard (Dolf) (1835-1901) was de ontwerper ontwerper van een groot aantal belangrijke Amsterdamse bouwwerken. Van Gendt was de zoon van Henrietta Margaretha Thierens en Johan Godart van Gendt sr. en werd opgeleid aan de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Dolf van Gendt is een broer van de architecten Frederik Willem (1831-1900), Johan Godart Jr. (1833-1880) en Gerlach Jan (1838-1921). In 1853 werkte Van Gendt onder zijn vader als opzichter bij de bouw van een gevangenis in Utrecht. In de jaren hierna was Van Gendt in opleiding bij J.G.J.van Roosmalen en L.J. Immink.
Van 1857 tot 1874 was Van Gendt werkzaam bij de spoorwegen, eerst als opzichter en later als bouw- en werktuigkundige. Hij was onder andere actief bij de aanleg van de Spoorlijn Den Helder-Amsterdam met de stations en kunstwerken. Aangezien hij over de stations, die naar standaardontwerp gebouwd werden, gepubliceerd heeft is het waarschijnlijk dat hij invloed gehad heeft op de afwerking. Ook wordt hij soms als architect van de stations Utrecht Maliebaan, Hilversum en Baarn genoemd, gebouwd door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij. In 1874 vestigde Van Gendt zich als zelfstandig architect in Amsterdam, maar ook hiervoor maakte hij soms al ontwerpen voor particulieren. Nadat hij aan de Wittenburgergracht een complex had gebouwd voor de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, bouwde hij niet veel later in de buurt een gebouw aan de Kleine Wittenburgerstraat. Vanaf ongeveer 1880 ontwierp hij een rij gezichtsbepalende gebouwen in Amsterdam: Theater Frascati, de Hollandsche Manege, de winkelgalerij bij het Paleis voor Volksvlijt (1882-1883), gesloopt in 1961, het Concertgebouw, het Burgerziekenhuis, de chromolithografiefabriek Van Leer en Co, de Beijersche bierbrouwerij De Amstel, Café De Ysbreeker, de Werkspoor Stork fabriek (nu ook 'Van Gendthallen'), het Centraal Station (met Cuypers), de Stadsschouwburg (met Jacobus Bernardus Springer), de Graansilo op de Westerdoksdijk (met J.F.Klinkhamer) en de 'Villa Heineken' aan het Tweede Weteringplantsoen 21 (1890-1891). Verder ontwierp hij herenhuizen aan onder meer het Westeinde en Oosteinde (de galerijen van het Paleis voor Volksvlijt, gesloopt in 1984-1985) en de Weesperzijde. Aan de Ruyschstraat ontwierp en bouwde hij in opdracht van NV Bouwmaatschappij De IJsbreker op de nummers 4-10 en 3-9 de 'Spiegelpanden', die qua ontwerp en detaillering zowel buiten als binnen, zowel naast als tegenover elkaar, gespiegeld zijn. Dit gebouwencomplex werd eind 20e eeuw door actieve burgers tegen gemeenteplannen in van de sloop gered. Tevens tekende Van Gendt voor huizenblokken in de Swammerdamstraat, Lutmastraat en Diamantbuurt. Van Gendt verbouwde in 1883 het sociëteitsgebouw van de joodse zangvereniging 'Oefening Baart Kunst' aan de Plantage Kerklaan.
Vermoedelijk werkte hij vanaf 1891 of 1892 samen met zijn zoons, Johan Godart en Adolf Daniël Nicolaas van Gendt, onder andere aan de winkelgalerij in de Raadhuisstraat, aan het neorenaissance gebouw van de 'Handels Vereeniging Amsterdam' Nieuwezijds Voorburgwal 162-170 (1888) en aan de tramremise aan de Koninginneweg 27-29 (1893). Zijn zonen zetten het architectenbureau na de dood van hun vader voort als gebrs.Van Gendt A.L. zn.
Projecten: Herengracht 466; Kalverstraat 122; Kalverstraat 128; Plantage Doklaan vh.44; Warmoesstraat 139; Warmoesstraat 189-199

Gent&MONK architecten is de nieuwe naam waaronder de architectenbureaus Feekes & Colijn bureau voor architectuur, stedenbouw en ruimtelijke inrichting en MONK architecten hun krachten in 2010 hebben gebundeld. Samen staan we sterk, dat is logisch maar ook willen we samen een ondernemend architectenbureau zijn. Een bureau dat wil investeren in nieuwe ontwikkelingen. Het bureau denkt vanuit de wensen van de gebruikers, maar is ook flexibel en reageert op maatschappelijke ontwikkelingen. (2023)
Projecten: Overhoeksplein 2

Geurst & Schulze architecten is opgericht in 1984 door Jeroen Geurst en Rens Schulze. Jeroen Geurst (1960) is in 1986 afgestudeerd aan de Technische Universiteit in Delft. Hij is sinds 1984 architect en partner bij Geurst & Schulze architecten. Hij is tevens als docent verbonden aan de Academies van Bouwkunst in Amsterdam en Rotterdam. Rens Schulze (1960) is in 1986 afgestudeerd aan de Technische Universiteit in Delft en sinds 1984 a rchitect en partner bij Geurst & Schulze architecten. Hij was als docent verbonden aan de Academies van Bouwkunst in Amsterdam, Rotterdam en de TU Delft. (2021)
Projecten: Cas Oorthuyskade 196-330; Céramiquelaan 49-157; Daguerrestraat 113-117; Erich Salomonstraat 1-115; Hammarbystraat 46-152; Jean Desmetstraat 2-134; Overhoeksparklaan 2-124; Spadinalaan 6-86

Geusebroek, Peter Architect Peter Geusebroek is in ’75 afgestudeerd aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam op een stadsvernieuwingsproject met buurtparticipatie in een 19e-eeuwse Amsterdamse wijk. Daarna startte hij een architectenbureau met als specialisme woningbouw en stedenbouw in stedelijke omgevingen. Eind jaren negentig won hij een internationale prijsvraag voor stadsvernieuwing in Berlijn. De mix van 43 koopappartementen, bedrijfsruimtes en garages in de Amsterdamse Pijp behaalde de 2e plaats in de Amsterdamse Nieuwbouwprijs anno 2008. Van 2002 tot 2011 werkt hij samen met S.Stefanova onder de naam Geusebroek Stefanova Architectenbureau.
In 2012 zijn Peter Geusebroek en Koen Verheij een gezamenlijk bureau gestart. Het bureau zet de zaken van Geusebroek Stefanova Architectenbureau voort, waar Koen tot dan toe in dienst was. De afgelopen jaren hebben zij met veel enthousiasme en succes samengewerkt aan stedelijke woningbouwprojecten. Het bureau heeft daarbij ruime ervaring in nieuwbouw, renovatie en restauratie voor zowel de sociale als de commerciële markt. Ze combineren hun liefde voor architectuur met hun ervaring over wensen en behoeftes van bewoners en opdrachtgevers. Geusebroek Verheij Architecten zet zijn brede kennis van zaken in om in te spelen op de veranderende markt. (2021)
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 94

Gietermans & Van Dijk is een architectenbureau dat in 1996 is ontstaan uit een samenwerking tussen Michiel van Dijk en Wim Gietermans. Michiel van Dijk en Wim Gietermans zijn beide in 1996 afgestudeerd als ir. aan de TU-Delft.
Projecten: Keizersgracht 452

Göbel, Lucas (-1989) werkte meestal samen met architect Gerardus den Hertog. Werk van hen is onder meer Lijnbaansgracht 211-218/Passeerdersgracht 34-38. Het complex lijkt op de woonblokken in de wijk Bos en Lommer, die ook door Göbel en Den Hertog (met derden) zijn ontworpen. (2020)
Projecten: Warmoesstraat 117-119; Zaaiersweg 3-9

Godefroy, A.N. (1822-1899). Godefroy werd in 1822 geboren als Abraham Nikolaas Smit. In 1840 wordt zijn achternaam gewijzigd in Godefroy. Hij begon zijn loopbaan in 1838 bij de afdeling Stedelijke Bouwwerken van Amsterdam en was betrokken bij de verbouwing van het Entrepôtdok en bij de bouw van de Beurs van Zocher op het Damrak. Hij werd al direct in het oprichtingsjaar (1842) lid van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, waar hij bovendien van 1862 tot 1867 voorzitter van was. Van 1845 tot 1850 was hij werkzaam op het architectenbureau van Isaäc Warnsinck. Vanaf 1851 was hij werkzaam als architect in Amsterdam. Van zijn hand onder andere de Waalse Kerk (Keizersgracht 676) en de Kraamvrouwenkliniek (Oude Turfmarkt 125) (1870) waar aansluitend, ook van zijn hand, het 'Gebouw tot Verpleging van Vrouwen-Zieken' (1873-1877) wordt neergezet, dat vooral bestemd is voor 'fatsoenlijke' burgervrouwen. Het onderscheidt zich met haar rijker versierde gevel van de kraamkliniek. (2020)
Projecten: Herengracht 466; Kadijksplein 17-18

Gool, van, Frans Jan (1922-2015). Als kind voelt architect Frans Jan van Gool zich aangetrokken tot de moderne architectuur. Nadat zijn vader het gezin heeft verlaten, woont hij samen met zijn moeder en jongere broer in de Bergpolderflat (1932-1934) van W. van Tijen en aan de Vroesenlaan in het woningbouwproject 'De Eendracht' (1929-1935) naar ontwerp van J.H. van den Broek, beide in de wijk Blijdorp in Rotterdam. Het stimuleert hem tot de keuze voor een studie weg- en waterbouwkunde aan de MTS om hierna een betrekking te zoeken bij een modern architectenbureau. In 1945 wordt hij aangenomen op het architectenbureau van J.A. Brinkman en J.H. van den Broek en meldt zich aan voor de cursus Voortgezet Bouwkunst Onderricht. In dienst van het architectenbureau levert hij een belangrijke bijdrage aan het bekende Lijnbaanproject (1952-1956) in Rotterdam, het eerste autovrije winkelcomplex in Europa. In 1953 treedt hij in dienst van de Gemeentelijke Woningdienst te Amsterdam om woningbouwprojecten te ontwerpen, die aansluiten bij het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam uit 1934 van Van Eesteren.
Om zijn vleugels verder uit te kunnen slaan, gaat hij in 1957 een maatschap aan met de architecten Arnold Numan Oyevaar en Heinrich Wilhelm Christian (Hein) Stolle. Zijn ervaring en contacten bij de woningdienst leveren hem verschillende opdrachten op, onder meer voor 1100 woningen in de Buikslotermeer in Amsterdam. Het project 'Het Breed' (1966-1969) bestaat uit stroken van vijf lagen, die door het gebied meanderen en met elkaar verbonden zijn door middel van luchtbruggen. De woningen liggen aan brede galerijen, de gevels zijn vrijwel volledig van glas. De meeste projecten, die Van Gool hierna realiseert, kenmerken zich door een krachtige vorm, maar leiden over het algemeen een onopvallend bestaan. Dit geldt voor projecten als de HEMA-warenhuizen in Gouda (1972) en Delft (1973-1975), de parkeergarage van de Bijenkorf (1977-1980) in Amsterdam en het kantoor aan de Overschiestraat in Amsterdam-Slotervaart. Een uitzondering vormt zijn ontwerp voor twee kantoorvilla's (1977-1980) aan de Weteringschans, tegenover het Rijksmuseum in Amsterdam. Op de plek waar ooit twee karakteristieke negentiende eeuwse villa's stonden, laat Van Gool twee gebouwen verrijzen, bestaande uit twee volumes met diagonale uitbouwen. In de gevels, opgetrokken uit geglazuurde baksteen, stempelt hij 312 nagenoeg vierkante ramen. Van Gool wil met hedendaagse architectuur een nieuwe identiteit aan deze plek geven. De drastische breuk met de omgeving leidt echter tot veel kritiek en bezorgt het project de bijnaam 'peper- en zoutstel'. Van Gool is tot 1986 in verschillende maatschappen als zelfstandig architect werkzaam. In 1986 wordt hij benoemd tot rijksbouwmeester, welke functie hij om gezondheidsredenen slechts tot 1988 kan vervullen. Het bureau is later voortgezet onder de naam Architecten Cie.
Projecten: Dam 1; Dam 9

Gosschalk, Izak (Isaac) (1838-1907). Hij was één van de eerste ingenieur-architecten en ook voorzitter van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst en gemeenteraadslid te Amsterdam. Hij werd geboren aan de Nieuwe Herengracht als zoon van een joodse arts. Tussen 1858 en 1862 volgde hij te Zürich de opleiding tot bouwkundige aan de Eidgenössisches Polytechnikum. Vermoedelijk heeft hij daar ook colleges gehad van de internationaal bekende architect Gottfried Semper, bekend van onder meer de eerste Semperoper in Dresden.
Hij trouwde in 1880 met de zeventien jaar jongere lutherse winkeliersdochter Elizabeth Feis. Twee jaar later betrok het echtpaar een van de fraaie stadsvilla’s die Gosschalk had gebouwd op de Weteringschans, tegenover het Rijksmuseum, de nummers 113-129 en 139-151 zijn alle van zijn hand. De familie Gosschalk kwam zelf op nummer 113 te wonen. Zijn naam was toen al gevestigd, vooral dankzij zijn vriend Gerard Adriaan Heineken. Deze legde al op 22-jarige leeftijd de basis voor zijn bierimperium met de overname van brouwerij De Hooiberg. Zeven jaar later, in 1870, verrees aan de Stadhouderskade zijn Stoombierbrouwerij, ontworpen door Gosschalk. Dit pand betekende zijn doorbraak, vooral ook omdat reclamepionier Heineken er vaak afbeeldingen van gebruikte. In de jaren dertig van de vorige eeuw maakte het gebouw plaats voor de huidige biervesting van B.J.Ouëndag, een leerling van Gosschalk.
Dankzij het elegante Panoramagebouw op de Plantage Middenlaan (1880) raakte Gosschalks naam ook buiten architectuurkringen bekend. Naast andere vergezichten was hier twee jaar lang het beroemde Panorama van Mesdag te bezichtigen. Het gebouw bleef tot 1926, als laatste van de Amsterdamse panoramagebouwen, geopend en werd ten slotte na jaren leegstand in 1935 afgebroken. Nu staat er het bejaardentehuis Sint Jacob.
Gosschalk ontwierp nog meer bekende gebouwen in Amsterdam: het koffiehuis/theater Mille Colonnes op het Rembrandtplein (gesloopt in 1922; nu is hier discotheek Escape) en het ziekenhuis van de Nederlands-Israëlitische Gemeente op Nieuwe Keizersgracht 104-106. Andere scheppingen van hem staan er nog: de Groote Club in de Paleisstraat (samen met H.J.van den Brink, 1870-1872), het deftige hotel Die Port van Cleve op de Nieuwezijds Voorburgwal (1888) en de deels gerestaureerde huizen van familie annex timmerbedrijf Deenik op Reguliersgracht 57-59 (1882). Een rij woningen in de Vossiusstraat (op de hoek bij de ingang van het Vondelpark) werd door Carel Willink gebruikt als decor voor een van zijn noodlotsschilderijen.
Anders dan veel tijdgenoten was Gosschalk geen bewonderaar van de toparchitect van zijn tijd, P.J.H.Cuypers, de schepper van het Centraal Station. Hij vond de zeer katholieke bouwmeester aan de ene kant te tierelantijnig, en aan de andere kant een te rechtlijnig denker. Maar ook in deze tegenstelling betoonde Gosschalk zich grootmoedig: als lid van een beoordelingscommissie beval hij juist zijn neogotische rivaal aan voor het uiterst prestigieuze Rijksmuseum.
Niet dat Gosschalk, die geldt als een uitgesproken vertegenwoordiger van het Hollandse neorenaissancisme, wars was van versieringen. Integendeel zelfs: “Een mooie schijn is mij liever dan een lelijke werkelijkheid”, schreef hij in 1867. Maar het moest er niet te dik op liggen: zodra een versiering te nadrukkelijk was toegevoegd aan een op zichzelf compleet geheel, ging het hem te ver. “Een gebouw heeft stijl als het een karakter heeft, als het uitdrukt wat het is, mits het dat doet op een schoone wijze.”
Terug naar het Centraal Station. Isaac Gosschalk was een fel tegenstander van de vestiging van het Centraal Station aan het IJ. Om het Leidseplein als alternatieve locatie kracht bij te zetten ontwierp hij zelfs een geheel nieuw spoortracé tussen Amsterdam en Rotterdam. Toen hij dit pleit verloor trok hij zich niet wrokkig terug, maar dacht mee over de consequenties. Als eerste pleitte hij in 1872 voor het dempen van het Spui en de Nieuwezijds Voorburgwal om het kolossale nieuwe station bereikbaar te maken. Zo’n drastische aanpak was in de geest van “onze praktische en doortastende voorvaders” uit de 17de eeuw, vond hij.
Gosschalk nam zitting in de gemeenteraad, waar hij twaalf jaar lang (van 1875 tot 1887) veel energie stak in zaken die zijn vakgebied raakten. Zo hebben we het aan hem te danken dat het Weteringplantsoen niet twintig, maar dertig meter breed is.
Voorts ontwierp hij de Wester- en Oostergasfabriek. Twee kolossale fabrieken die hij verbluffend snel na elkaar bouwde. De Westergasfabriek aan de Haarlemmerweg verrees in de periode 1883-1885 en omvat maar liefst zestien gebouwen, die samen de grootste collectie-Gosschalk vormen. Ze staan allemaal op de Rijksmonumentenlijst. De Westergasfabriek was de grootste steenkolengasfabriek van Amsterdam, en de bijbehorende gashouder was de grootste van Nederland. De fabriek bleef tot 1967 in bedrijf.
De Oostergasfabriek aan de Polderweg is een even groot complex uit de periode 1885 tot 1887. Deze fabriek is slechts tot 1923 in bedrijf geweest. Het elektrificeren van de straatverlichting vanaf 1917 deed de vraag naar gas teruglopen. Inmiddels hebben de gebouwen tal van nieuwe bestemmingen: zo is de steenkoolstokerij nu Sportfondsenbad en de ammoniakfabriek dierenasiel, de ingenieurswoning was tot voor kort politiebureau. In 2008 liggen er nieuwe plannen voor het terrein: er komt een nieuw centrum voor het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, met winkels, woningen, scholen, een stadsdeelkantoor, een danstheater op het fundament van de gashouder en een grand café in de ingenieurswoning.
Het terrein van de Westergasfabriek is door de Amerikaanse landschapsarchitecte Kathryn Gustafson omgetoverd tot een nieuw Westerpark. De prachtige gebouwen van Gosschalk, opgeknapt door Francine Houben, hebben allemaal een herbestemming gekregen in de culturele sfeer of als stadsdeelkantoor.
Isaac Gosschalk kon zich erg opwinden over de bouwstijl die tegenwoordig wel Hollands eclecticisme wordt genoemd: vlees noch vis, zoals de naam al aangeeft. Voorbeelden staan in de Amsterdamse Plantage. Gosschalk in 1867: “Men stapelt van slechten steen een muur op, brengt er balkjes in als zwavelstokken en vloertjes als papier; van de gaten die men uitspaart, groeit hier een deur, dáár een venster. Is men zoover gevorderd, dan treft men een overeenkomst met den stukadoor, die alles met een laag pleister volsmeert, aan de ramen profielen trekt, hier schiftingen en daar voegen hakt. Eindelijk gaat men naar een magazijn met surrogaten, kiest zich een kuif en een lijst en een wapentje en een consoletje, en bevestigt dat met ijzer- of koperdraad aan den gevel. Het gebouw is klaar, de architekt geprezen.”
Projecten: Herengracht 500; Kalverstraat 2; Kloveniersburgwal 137; Nieuwe Keizersgracht 104-114; Zwanenburgwal 50-60

Grand, le, Henri (1903-1989) is de zoon van Napoleon le Grand. Henri ontwikkelde zich verder en werd architect. In de jaren 1925–1930 werkte hij samen met architect W.Th.H.ten Bosch. Samen werkten zij met name aan de verbouwing van winkels, waarbij opvalt dat een groot aantal van joodse eigenaren was. Onder de opdrachtgevers vinden we namen als: Lehmann, Salomon en Goudsmit. Maar ook de katholieke schoenenfirma Huf. Voor Henri was de belangrijkste opdrachtgever, naast de samenwerking met Ten Bosch, Etam, een winkelketen in kousen en lingerie met winkels in de Leidsestraat 97 en de Kalverstraat 128-130. Henri overleeft de oorlog door op tijd te vluchten naar Zwitserland. Na de oorlog keert hij terug in Nederland en gaat samenwerken met architect Abraham Samuel Polak als Le Grand & Polak. Ze ontwerpen, naast vele andere gebouwen, in de jaren vijftig nog vier winkels voor het Etam concern.
Referenties: Kalverstraat 128-130; Kalverstraat 140; Leidsestraat 90; Leidsestraat 97

                   

Gratama, Jan (1877-1947). Na zijn studie in Delft was hij secretaris van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst (1908-1914), voorzitter van het Genootschap Architectura et Amicitia (1917-1919) en polemist, met vele scherpe artikelen in het Bouwkundig Weekblad. Aanvankelijk had zijn werk een uitgesproken modern karakter. Hij was een getalenteerde en ambitieuze architect die in zijn stijl sterk beïnvloed was door H.P.Berlage. Als architect heeft Jan Gratama gebouwen in de stijl van de Amsterdamse School gebouwd en er meerdere artikelen over gepubliceerd. Hij was de eerste bouwkundige die de term Amsterdamse School gebruikte. Na 1916 bouwde hij met zijn compagnon Gerrit Versteeg (1872-1938) en in samenwerking met Berlage een groot complex woningen in de Transvaalbuurt (omgeving Kraaipanstraat). Begin jaren twintig volgde een woningbouwproject in Amsterdam Zuid, tussen de Olympiakade en de Olympiaweg. Gratama trad ook op als supervisor voor de gemeente bij de realisering van nieuwe woonwijken. Gratama speelde een centrale rol in de Schoonheidscommissies van de gemeente Amsterdam. Daarmee was hij mede-verantwoordelijk voor het voortrekken en het bevoordelen van architecten die de Amsterdamse Schoolstijl aanhingen, en voor het tegenwerken van architecten die de voorkeur gaven aan andere bouwstijlen. Vanuit die positie is hij van grote invloed geweest op alle architectuur die werd gerealiseerd in Amsterdam in deze periode.
Ondanks zijn succesvolle carrière had Gratama grote moeite met nieuwe ontwikkelingen in de architectuur. De opkomst van het modernisme, eerst in Duitsland en Frankrijk, wat later ook in Nederland, had de tegenstellingen op scherp gezet. De Nederlandse modernisten, verenigd rond het tijdschrift de 8 en Opbouw, vormden maar een heel klein groepje dat bovendien weinig bouwde, maar zij riepen grote weerstand op. Niet alleen Gratama maar ook vele anderen veroordeelden deze nieuwe architectuur als een vorm van ‘hoogmoedige intellectualiteit’ die een bedreiging vormde voor de ‘gezonde traditie’. Het Rooms Katholiek Bouwblad is in 1929 opgericht door architecten die vooral de traditie van de kerkelijke bouwkunst ter harte ging. Gratama mengde zich in dit debat met een lange ‘Beschouwing over de Nieuwe Zakelijkheid’ in het inleidende deel van de reeks Moderne Bouwkunst in Nederland dat in 1932 verscheen. Wanneer tenslotte de Van Nellefabriek in Rotterdam en de Openluchtschool in Amsterdam ter sprake komen, de iconen van het Nederlandse modernisme, ontkent hij niet dat het fascinerende architectuur is. Maar het fascineert op de verkeerde wijze, het is pervers, het is de lokroep van een streven naar louter functionele en materiële perfectie die tot ‘onmenselijkheid’ moet leiden, het is ‘hoogmoedige intellectualiteit’.
Gratama leverde in 1934 ook een tastbare bijdrage aan het debat, namelijk het gebouw ‘De Bisschop’. De uiterst negatieve reacties op dit ontwerp, dat toch al getuigt van onzekerheid bij een architect die ooit een zekere flair had, moeten voor hem buitengewoon teleurstellend zijn geweest. De kritiek in de 8 en Opbouw lag voor de hand, maar dat ook zijn vrienden bij het Bouwkundig Weekblad Architectura en de traditionalisten in het Rooms Katholiek Bouwblad zo afwijzend zouden reageren, had hij waarschijnlijk niet verwacht. Gratama bedankte meteen als lid van Architectura et Amicitia, waarvan hij voorzitter was geweest, en lid sinds 1908. Dat was in feite een breuk met de hele Amsterdamse architectuurwereld. De verleiding om in oostelijke richting over de grens te kijken werd sterker, daar bestreed men het modernisme werkelijk daadkrachtig, en zo volgde het lidmaatschap van de NSB. Het einde van deze tragedie kwam op 15 januari 1943, toen Jan Gratama zich in Amsterdam tot Wethouder van Publieke Werken liet benoemen. Veel kwaad heeft hij in die functie niet gedaan, integendeel, de monumentenzorg werd het speerpunt van zijn beleid. Gratama wilde bij de Dienst der Publieke Werken een aparte afdeling Monumentenzorg creëren, maar W.A.de Graaf, de directeur, wist dat effectief tegen te werken zodat er een ‘bureau’ Monumentenzorg ontstond. Het is wel ironisch dat de machtige dienst nu niet meer bestaat terwijl het Bureau Monumenten en Archeologie floreert. De nieuwe wethouder gaf ook een krachtige impuls aan een project waarmee al eerder een aanvang was gemaakt, namelijk het opmeten en in tekening brengen van monumenten, schaal 1:20. Dit was van origine een werkverschaffingsproject uit de late jaren dertig voor architecten en tekenaars. Het werd gedurende de eerste oorlogsjaren op bescheiden schaal voortgezet, onder leiding van J.Leupen, architect bij de afdeling Gebouwen van de dienst, maar Gratama drong aan op een meer ambitieuze aanpak. Hij dacht daarbij aan een eventueel bombardement en de noodzaak om de stad te herbouwen. Tenslotte werden 540 gevels in tekening gebracht, alsmede zeven complete maar minder volledig gedetailleerde grachtenwanden. De animo om deel te nemen aan het project was overigens niet groot, hoewel men daarmee tewerkstelling in Duitsland kon ontlopen, kandidaten moesten zich namelijk aanmelden bij de Kultuurkamer en een ariërverklaring ondertekenen. Een groot aantal van deze tekeningen berust bij het Amsterdamse Stadsarchief. Gratama werd na de bevrijding veroordeeld door de Ereraad en overleed in december 1947. De opmetingstekeningen in het Stadsarchief vormen zo zijn laatste nuttige maar ook wel heel bedenkelijke bijdrage aan de Amsterdamse architectuurgeschiedenis. (2021)
Projecten: Dam 2

Greef, de, Bastiaan (1818–1899) was van 1856 tot 1890 stadsarchitect van Amsterdam. Zijn vader Jan was ten tijde van Bastiaans geboorte architect van koninklijke paleizen; dat verklaart Bastiaans geboortehuis, het Paleis Noordeinde in Den Haag. Jan de Greef werd in 1820 stadsarchitect in Amsterdam en bleef dat tot zijn dood in 1834. Ook Bastiaan ging voor de gemeente werken. Toen in 1856 de functie van stadsarchitect opnieuw werd ingevoerd, kreeg De Greef de baan. Eén van zijn eerste en bekendste werken is de Willemspoort (1840). Veelal samen met zijn assistent Willem Springer ontwierp hij veel gemeentelijke gebouwen, waaronder scholen en brandweerkazernes, en ook enkele bruggen zoals de Blauwbrug en de Hogesluis. In de Zeeheldenbuurt en de Czaar Peterbuurt staan nog enkele rijen met etagewoningen van De Greef. Ook de Rijksacademie (1874) aan de Stadhouderskade is van zijn hand. (2022)
Projecten: Dam 1; Groenburgwal 44; Haarlemmerplein 50; Laurierstraat 107-109; Staalstraat 7

Greef, de, Jan (1784-1834) was een Nederlands architect en de zoon van de timmerman en houthandelaar Bastiaan de Greef (1758-1837). Hij kwam met de bouwkunst in aanraking via zijn oom, de in Dordrecht woonachtige bouwmeester-timmerman Jacobus van Dalen, die samen met zijn zwager een timmerbedrijf had onder de naam Firma van Dalen en de Greef. Daarnaast volgde Jan de Greef lessen bij zijn achterneef, kunstschilder Martinus Schouman. Vanaf 1798 volgde hij de avondopleiding bouwkundig tekenen aan het Dordtse tekengenootschap Pictura, gegeven door zijn oom, die hij in 1805 voor de duur van een jaar als docent opvolgde, om vervolgens kortstondig landmeter te worden. Samen met Zeger Reyers en (een jaar later) Jan David Zocher werd hij in 1808 door de directeur-generaal van het departement voor Kunsten en Wetenschappen, Johan Meerman, uitverkoren om als 'pensionnaire' van koning Lodewijk Napoleon in het buitenland zijn opleiding als architect voort te zetten. Zo was hij eerst vanaf mei 1808 in Parijs onder de hoede van Charles Percier, hofarchitect van Napoleon, werkzaam in het atelier van diens leerling Hippolyte Lebas, en studeerde hij vervolgens van juli 1811 tot augustus 1812 in Rome aan de Académie de France in de Villa Medici. Daardoor deed hij een voor Nederlandse architecten uit die tijd ongebruikelijk grondige kennis van de klassieke architectuur op. Na zijn terugkeer naar Nederland was De Greef onder meer als opzichter bij Waterstaat werkzaam. Daarna bekleedde hij tussen 1816 en 1820 de post van 'architect des konings paleizen'. In deze functie ontwierp hij onder meer in het kader van de inrichting van Paleis Noordeinde tot belangrijkste koninklijk paleis (1814-1817) het interieur van de grote balzaal en de achtervestibule. Tussen 1817 en 1820 verbouwde hij in de residentie samen met Adriaan Noordendorp Paleis Kneuterdijk voor de kroonprins, de latere koning Willem II. Van 1818 tot 1820 was De Greef tevens architectuurdocent aan de Koninklijke Artillerie- en Genieschool in Delft. In 1819 werd De Greef bestuurslid van de door Johannes van Straaten opgerichte Maatschappij tot Aanmoediging der Bouwkunde. In 1820 werd hij lid van de sectie bouwkunde van de Vierde Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten in Amsterdam, wat hij tot zijn dood zou blijven. Op 31 mei 1820 volgde De Greef Abraham van der Hart na diens overlijden op als stadsarchitect in dienst van het 'stads-fabriekambt' van Amsterdam. Als zodanig woonde hij met zijn gezin aan de Timmertuin van de stad, en werd hij belast met de verbouwing van het voormalige Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht tot Paleis van Justitie (1825-1829) en de herinrichting van het Entrepotdok, waar naar zijn ontwerp o.m. een nieuw poortgebouw verrees (1828-1830). Na de zelfgekozen dood van Jan van Speijk in de haven van Antwerpen (1831) ontwierp De Greef voor Amsterdam zowel diens grafmonument in de Nieuwe Kerk als de gedenksteen in het Burgerweeshuis in de Kalverstraat waar hij was opgegroeid. (2023)
Projecten: Entrepotdok; Entrepotdok 52-78; Kadijksplein 1-2-3

Greiner, Dick (1891-1964) was een Nederlands architect die zich vrijwel geheel als autodidact het vak had geleerd. Hij was het hulpje van zijn vader, die timmerman was en volgde daarnaast lessen aan de Oefenschool voor Teekenonderricht en vervolgens een opleiding van vier jaar tot timmerman aan de avondambachtsschool, beide te Amsterdam. Van 1909-1917 werkte hij als opzichter en tekenaar bij de architectenbureaus van Ed.Cuypers, van 1913-1915 bij F.A.Warners, Jan Gratama en Gerrit Versteeg en als laatste bij Gerrit Jan Rutgers. Greiner werd in 1920 zelfstandig architect en lid van het genootschap Architectura et Amicitia. In 1922 behaalde hij cum laude zijn diploma aan het Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht. Dick Greiner was veelzijdig: hij maakte meubels en lampen, ontwierp glas-in-loodramen, schilderde, was tekenaar, maakte boekbandontwerpen en aquarelleerde. Zijn bewondering ging uit naar zijn vakgenoten Jan Duiker, Han van Loghem, J.J.P.Oud en de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. Greiner ontwierp talloze gebouwen, maar hij werd vooral bekend door zijn aandeel in het ontwerpen van de Amsterdamse stadswijk Betondorp in de Watergraafsmeer. Voor Betondorp werden tien bouwsystemen voor betonbouw toegepast. De belangrijkste architecten waren Han van Loghem en Dick Greiner, die het dorp met huizen met platte daken ontwierpen. Een andere belangrijke opdracht voor Greiner was de woningbouw in de wijk Zeeburg in Amsterdam in 1925. Het betrof een gemeentelijk woningbouwcomplex voor het huisvesten van ontoelaatbare gezinnen. Deze woningen werden gebouwd met hetzelfde betonsysteem dat Greiner in Betondorp had toegepast en hadden hetzelfde expressionistisch-kubistische uiterlijk. Op het poortgebouw na zijn de huizen in 1944 in opdracht van de Duitsers afgebroken. Hoewel Greiner vroeger altijd in het vakje Amsterdamse School werd gestopt, blijkt hij achteraf gezien helemaal niet tot deze bouwrichting te behoren en had hij meer gemeen met de architecten van het nieuwe bouwen. Dick Greiner is de vader van architect Onno Greiner.
Projecten: Zaaiersweg 67-93, 101-129, 139-169

Grimshaw, Sir Nicolas Nicholas Grimshaw (1939) is een Engelse architect, vooral bekend om een aantal modernistische gebouwen. Hij begon zijn opleiding aan het Wellington College. Tussen 1959 en 1962 studeerde hij aan het Edinburgh College of Art, waarna hij toelating tot de Architectural Association School of Architecture in Londen won. Hij studeerde af in 1965. Hij ging een partnerschap aan met architect Terry Farrel. In 1967 werd hij lid van het Royal Institute of British Architects. Na 15 jaar samenwerking met Farrel richtte hij in 1980 zijn eigen bedrijf op: Nicholas Grimshaw & Partners. Hij ontwierp het Britse paviljoen voor de Wereldtentoonstelling van 1992 in Sevilla, waarna hij in 1993 werd onderscheiden met de benoeming tot Commandeur in de Orde van het Britse Rijk. In 2002 werd hij ook geridderd voor bewezen diensten voor de architectuur en mag zich sindsdien Sir noemen. In Nederland was Grimshaw verantwoordelijk voor het ontwerp voor de Enneüs Heermabrug en het ontwerp voor het nieuwe spoorweg- en metrostation Bijlmer ArenA. In 2019 werd de Royal Gold Medal for architecture aan hem toegekend.
Projecten: IJburglaan brug 2001 (Enneüs Heermabrug); IJburglaan brug 2002

Groet, Jacob (1926-) gaat in 1973 tijdelijke een samenwerking aan met A.C.Kromhout voor de bouw van meerdere flatgebouwen in Amsterdam-Noord en de Bijlmermeer.
Projecten: Dennenrode

Grolle, J.H.
Projecten: Keizersgracht 532

Groosman Partners architecten Ernestinus Florimond Groosman (1917-1999) was een Nederlandse architect en bekend als vertegenwoordiger van de wederopbouwarchitectuur, hoofdzakelijk in Rotterdam. In 1948 richtte Groosman met hulp van Willem van Tijen zijn eigen architectenbureau op. Het bureau maakte veelal gebruik van prefabelementen voor woningbouw, zoals Coignet of MUWI, waardoor snel woonwijken uit de grond konden orden gestampt. Voor de Rotterdamse wijk Pendrecht ontwierp Groosman tussen 1958 en 1960 zestien flats, waarvan er nu nog vier over zijn. Deze 'Groosmanflats' waren ten tijde van de oplevering een goed toonbeeld voor de wederopbouwarchitectuur en werden snel bewoond, maar met de veranderende woonwensen van de inwoners nam de aantrekkelijkheid en bruikbaarheid van de gebouwen af. Groosman begon zijn opleiding bouwkunde aan de MTS Utrecht en zette deze tijdens de oorlog voort bij de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Het bureau wordt nu geleid door de partners Gert de Graaf, Theo Peekstok, Eric Rijper en Mark Siebers. (2021)
Projecten: Eva Besnyöstraat 511-569; Fritz Dietrich Kahlenbergstraat 19-37; Fritz Dietrich Kahlenbergstraat 55-119; Jaap Speyerstraat 6-26; Jan Vrijmanstraat 173-225

GVB Architecten is voortgekomen uit het in 1975 opgerichte architectenbureau Bob van Beek en heet sinds begin 2000 GVB architecten (Götz & Van Beek architecten). Het bureau heeft een ruime ervaring opgebouwd op het gebied van architectuur, restauratie en bouwhistorie. Hoewel het werkgebied van het bureau de gehele provincie Zuid-Hollland omvat worden ook opdrachten in Noord-Holland, Utrecht, Gelderland, Drente en Zeeland uitgevoerd. Al sinds de oprichting van het bureau hebben zij zich gespecialiseerd in het vakgebied van de restauratie en monumentenzorg. Dat zijn niet alleen gemeentelijke, provinciale of rijksmonumenten maar ook talrijke panden en gebouwde complexen die evengoed het predikaat beschermenswaardig en monumentaal verdienen. Met een kleine of grote wijziging kunnen de kwaliteiten van een bestaand pand getransformeerd worden tot een plan met een duurzaam en verrassend eindresultaat. Hans Götz studeerde aan de TU Delft en Hogeschool Utrecht (Restauratie & Bouwhistorie) en werkte daarna enige jaren bij Architectenbureau Saarberg & partners en Van der Breggen architecten. (2024)
Projecten: Eikenrode

Haan, de, Albertus Jacobus (Bep) was een zoon van timmerman Jan Cornelis de Haan en Herremeijntje ten Hope, werd aannemer binnen het concern Cerlijn & de Haan, bouwers van onder andere de Stadsschouwburg (1892-1894) en Hoofdpostkantoor (1895-1899) in Amsterdam. (2022)
Projecten: Zwanenburgwal 11

Hamer, Peter Johannes (1812-1887) was in de beginperiode van de volkshuisvesting in Amsterdam (1850-1870) een toonaangevende architect, naar wiens ontwerpen de eerste woningbouwvereniging van Nederland, de Vereeniging ten behoeven der Arbeidersklasse te Amsterdam (VAK) vele honderden betaalbare arbeiderswoningen bouwde.
Daarmee bepaalde hij mede het gezicht van de filantropische woningbouw in de tweede helft van de 19e eeuw. Hij was de zoon van de Alkmaarse stadsarchitect Willem Hamer sr. (1773-1858). Op 23 februari 1840 trouwde hij in Egmond-Binnen met Bernardina Cornelia Huijser van Reenen, dochter van een plaatselijke predikant. Hun zoon Willem Hamer jr. (1843-1913) trad in de voetsporen van zijn grootvader en vader als architect.
Hamer werd in 1839 aangesteld als opzichter van de gebouwen van de Hervormde Gemeente in Amsterdam, een functie die hij 40 jaar lang bleef doen. Hij verbouwde in die periode enkele diakonie-scholen. Hamer ontwierp ook een inmiddels afgebroken aanbouw van de Nieuwe Kerk aan de Dam. De Amstelkerk werd onder zijn leiding van binnen verbouwd. In 1844 was hij verantwoordelijk voor de opknapbeurt van de Oude Kerk.
Arbeiderswoningen vormden rond het midden van de negentiende eeuw een nog onontgonnen terrein voor architecten. Er waren aanvankelijk geen opdrachtgevers die arbeiderswoningen wilden laten bouwen, omdat het geen rendabele investering was. Bovendien viel er weinig eer te behalen met panden die waarschijnlijk zo goedkoop mogelijk gebouwd zouden moeten worden. Voor architecten bleek het een lastige opgave om met een minimaal budget en een zeer strikt programma van eisen iets moois te maken. Pleidooien voor de bouw van arbeiderswoningen kwamen aanvankelijk uit het buitenland. De bekende Engelse architect Henry Roberts (1803-1876) brak een lans voor het bouwen van arbeiderswoningen. Volgens Roberts was het wel een hele eer als architecten met een studiebeurs uit Rome terugkwamen met tekeningen van paleizen, maar nog veel eervoller als zij zich zouden inzetten voor de bestrijding van de vochtigheid die zoveel huizen ongezond maakten.
De Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst probeerde in Nederland interesse op te wekken bij architecten voor het vraagstuk van goede arbeiderswoningen door in 1851 een prijsvraag uit te schrijven. Op 15 juni 1853 werd Pieter Hamer gekozen in het bestuur. Hij had toen al zitting in een commissie die alle inzendingen voor die prijsvraag moest beoordelen. Mogelijk werd zijn interesse voor dit onderwerp gewekt tijdens deze vergaderingen.
De prijsvraag werd gewonnen door de architect Jan Leliman (1828-1910) maar vooral Hamer ging zich intensief met volkshuisvesting bezighouden. Hij was de vaste architect van een aantal woningbouwverenigingen, onder andere de VAK en Bouwmaatschappij Concordia NV, voor wie hij voornamelijk in de Jordaan heeft gebouwd. Met zijn ontwerp voor het eerste modelblok met arbeiderswoningen aan het Smalle Pad (Planciusstraat) zette hij de standaard voor alle latere ontwerpen van dit type bouwwerken.
De bouw van goede arbeiderswoningen die arbeiders met hun lage lonen zouden kunnen betalen, bleef in de 19e eeuw zeer problematisch. Uiterste eenvoud was geboden. Hamer was daarin een meester: ‘eenvoud en degelijkheid’, zo schreef De Opmerker in 1887 bij zijn overlijden, ‘waren de grondtrekken van zijn karakter en ook in alles wat hij construeerde, tot in de minste onderdelen, reikte zijn zorg voor een goede uitvoering’. Heel veel woningen die Hamer in de 19e eeuw bouwde, bestaan nog steeds en hebben inmiddels de status van rijksmonument of gemeentelijk monument, als vroege voorbeelden van de filantropische woningbouw.
Voorbeelden van zijn bouwkunst zijn te vinden aan de
Eerste Jacob van Campenstraat 1 (1875-1876),
Willemsstraat 149-165 Constantia-woningen (1863-1864),
Osdorperweg 22 Sloterkerk,
Berenstraat 7 Amsterdams Welvaren (1864).
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 9a-f; Willemsstraat 143-147; Willemsstraat 149-165; Willemsstraat 160-176

Hamer, Willem (1843-1913) was de zoon en kleinzoon van de architecten Pieter Johannes Hamer en Willem Hamer Sr. Samen met zijn vader ontwierp hij het Vondelparkpaviljoen in Italiaanse renaissancistische stijl (1881). Andere bouwwerken van zijn hand zijn Hotel de l'Europe (1896) in neo-renaissancestijl. Ook Hotel Suisse aan de Kalverstraat, in 1983 afgebrand, was door hem ontworpen evenals een confectie-atelier aan Keizersgracht 440 (1897/98) en een kantoorgebouw aan Leidsestraat 31 (1909/1910) hebben allen de status van rijksmonument. Maar ook minder luxueus was geen probleem. Zo maakte hij ook de ontwerpen voor de pakhuizen Medan, Bindjeij en Laboean voor de Deli Maatschappij (Nova Zemblastraat 2A) en arbeiderswoninkjes zoals aan de Lijnbaansgracht 23-24/Palmstraat 101.
Projecten: Herengracht 621; Kloveniersburgwal 47; Oudezijds Voorburgwal 302; Sint Olofspoort 7

Hanrath, Johan Wilhelm (1867-1932) ontwierp vele landhuizen in traditionele of ook wel historiserende stijl. Veel van zijn uitgevoerde werk is aangewezen als rijks- of gemeentemonument. Bij de totstandkoming van de talloze landhuizen en villa's werkte hij nauw samen met de landschapsarchitect Leonard Springer. Zijn eerste ontwerpen zijn gerealiseerd in 1893. Met name in Hilversum, waar hij zich in 1903 definitief vestigde, en in Eindhoven bevinden zich de zwaartepunten van zijn oeuvre. In 1927 associeerde hij zich met Paul Briët, die zijn architectenbureau na zijn dood voortzette.
Projecten: Raamgracht 4

Hart, van der, Abraham (1747-1820). Vanaf 1777 tot zijn dood in 1820 was Van der Hart stadsbouwmeester van Amsterdam. Er kwamen verschillende grote werken tot stand onder zijn stadsbouwmeesterschap. Zo realiseerde hij onder meer het Maagdenhuis en het Nieuwe Werkhuis, sinds 1978 Dr.Sarphatihuis genaamd, allebei uitgevoerd in een classicistische stijl. Ook werden onder zijn leiding in 1829 gezichtsbepalende Amsterdamse torens gesloopt als de Jan Roodenpoortstoren en de Haringpakkerstoren. Zijn werk werd getypeerd als een zeer gereserveerd gebruik van architectonische elementen en het effect van zijn voorname gevels berust geheel op de goede verhoudingen. Van der Hart werd als stadsbouwmeester opgevolgd door Jan de Greef.
Projecten: Herengracht 502; Jan Roodenpoortstoren; Kattenburgerplein 1; Kloveniersburgwal 29; Lauriergracht 116; Nes 43

Hartgerink, Jan Willem (1841-1923) was aannemer en belegger, en daarbij ook deels architect. Hij huwde in 1865 in Ommen met Susanna Ravenshorst. Hartgerink was een redelijk vermogend man, die met zijn gezin naar Amsterdam trok om daar zijn geluk te beproeven. Hij deed hier onder meer mee met voorverkiezingen voor de gemeenteraad. Samen met zijn compagnon Hendrik Dirks Kramer bouwde hij aan grote delen van Amsterdam, net buiten de Singelgracht. Zo zijn er van zijn hand complexen gebouwd aan de Vondelstraat, Stadhouderskade, Hemonystraat en Sarphatikade. De heren werden regelmatig door Bouw- en Woningtoezicht op de vingers getikt met de opdracht de gebouwen wel aan de gemeentelijke eisen te laten voldoen. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan 8

Hartkamp, Johan Willem Frederik (1864-1947). Van deze architect zijn geen gegevens te vinden.
Projecten: Groenburgwal 65; Kalverstraat 16-18; Nieuwe Herengracht 37

Haverkamp, Dirk Hendricus (1850-1920) begon op het bureau van de Amsterdamse Kanaalmaatschappij bij ingenieur Justus Dirks. Ook werkte hij met J.G.van Gendt aan het stoomgemaal bij Schellingwoude. In 1877 ging Haverkamp werken op het bureau van P.J.H.Cuypers die bezig was met de bouw van het Rijksmuseum. Daar leerde hij zijn latere compagnon Theodoor Gerard Schill kennen. Het zou omstreeks 1879 leiden tot de oprichting van het bureau Schill & Haverkamp van waaruit zij altijd samen hebben ontworpen. Het duo bracht een professionele differentiatie aan binnen het bureau. Zij wonnen de prijsvraag die de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst in 1883 had uitgeschreven voor een eigen gebouw. In 1885 was het gereed, Marnixstraat 402 (gesloopt, nu Delamar Theater). De bouwstijl die ze meestal gebruikten was ontleend aan de Hollandse, Franse of Italiaanse renaissance. Hun bekendste gebouw in Amsterdam is wellicht gebouw Kosmos op het Koningsplein (1891), de villa aan het Museumplein waarin nu het Amerikaanse consulaat is gevestigd (1912), en sociëteit de Groote Club aan de Dam.
Van de oprichting in 1901 tot 1910 was Haverkamp mederedacteur van het bouwkundige tijdschrift De Bouwwereld.
Projecten: Kalverstraat 2; Koningsplein 1; Nes 104-110; Nes 112-114

Hecke, van, L.C.D. timmerman, bouwkundige. (2021)
Projecten: Lindengracht 94-112

Heeswijk, van, Hans (1952-) studeerde in 1980 af als bouwkundig ingenieur aan de TU Delft, waar zijn afstudeermentor architect Herman Hertzberger was. Voor zijn afstudeerplan 'Stadsvernieuwing op Wittenburg' kreeg hij de faculteitsprijs van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Met zijn afstudeerontwerp won hij de Archiprix in 1980. Hierna werkte hij enige jaren voor architect Aldo van Eyck. In 1985 vestigde hij het bureau 'Hans van Heeswijk architecten' in Amsterdam. Zijn credo: ‘ Goede architectuur heeft behalve een bekwaam ontwerper ook een bevlogen opdrachtgever nodig om tot stand te komen’. Maar ook: Architectuur moet vooral licht zijn. Van 1988 tot 2002 was Van Heeswijk gastdocent aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam.
In Amsterdam voerde hij verschillende renovaties en nieuwbouwprojecten uit. Renovaties waren de Zuiderkerk tot gemeentelijk informatiecentrum, verpleeghuis Amstelhof tot museum Hermitage Amsterdam, renovatie van drie woongebouwen aan het Waterlandplein in Amsterdam-Noord. Andere projecten: kantoortorens aan het Rietlandpark, het Cultureel Educatief Centrum Ganzenhoef, het Rieteilandhuis op IJburg, het kantorencomplex Piet Hein Buildings en het entreegebouw van het Van Gogh Museum.
Projecten: Dennenrode; Larikslaan 1

Hegener, Jos P.I. (1864-1933), was een Nederlands architect die werd opgeleid bij Pierre Cuypers en ging daarna in 1884 naar de Koninklijke Academie van Antwerpen om zijn opleiding te voltooien. Hij heeft meegewerkt aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Kenmerkend voor zijn werk is het gebruik van gele steen. Jean Desmet verleende hem in 1909 opdracht voor het ontwerpen van Cinema Parisien in een bestaand pand aan de Nieuwendijk. In 1988 werd het gebouw gesloopt voor de nieuwbouw van de uitbreiding van het Victoria Hotel aan de Prins Hendrikkade. Daarnaast heeft hij een aantal (winkel)woonhuizen, onder meer in de Utrechtsestraat de Korte Prinsengracht en Haarlemmerstraat 83 (1906), en verbouwingen op zijn naam staan.
Projecten: Keizersgracht 87

Heijdeman, Dirk (18de eeuw) timmerman woonachtig in de Huidenstraat, heeft onder meer het timmerwerk aan het Gemeenlandshuis (Diemerzeedijk) in 1726 uitgevoerd. In 1762 is Dirk in dienst van het Burgerweeshuis en nauw betrokken bij de vernieuwing van de gebouwen. Daarnaast gaf hij de wezen timmerlessen. Hij bleef bij het weeshuis tot 1788.
Projecten: Kalverstraat 96

Hendrix, J.H. architect omstreeks 1890.
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 94

Henkenhaf, J.F. en Ebert, F. zijn Duitse, in Amsterdam werkzame, architecten. Johann Friedrich Henkenhaf (1848-1908) en Friedrich Ebert (1850-1914) begonnen hun carrière in Heidelberg. Zij ontmoetten elkaar aldaar en begonnen in 1875 samen een architectenbureau. Ze namen een aantal bouwprojecten in Heidelberg en omgeving aan, waaronder een synagoge in Bruchsal. In 1882 verhuisden de Duitse architecten naar Amsterdam. Henkenhaf en Ebert richtten hun architectenbureau op aan de Oudebrugsteeg 23 (sommige bronnen melden Nieuwebrugsteeg). Ze beginnen met een aantal kleine bouwprojecten waaronder enkele woonhuizen en het ontwerp voor de biljartzaal voor het American hotel. In 1883 verwierven Henkenhaf en Ebert, de opdracht voor de uitbreiding van hotel Krasnapolsky met de panden Warmoesstraat 175-177 en weten dit project in sneltreinvaart af te ronden. Dan krijgen ze hun eerste grote project: de bouw van het Kurhaus in Scheveningen. Voor dit project verblijven de architecten tussen 1884 en 1886 vaak in Den Haag. Ze weten dit project succesvol af te ronden, ook nadat het bouwwerk in 1886 werd vernietigd door een felle brand. Henkenhaf en Ebert keren terug naar Amsterdam en beginnen daar hun eerste zelfstandige project: Het Victoria Hotel.
Al in 1883 heeft het Duitse duo de N.V. Victoria Hotel opgericht. Henkenhaf en Ebert zijn dus niet alleen architecten, maar ook aandeelhouders van dit grote project. In 1889 beginnen ze aan de bouw. De aankoop van de twee panden aan het Damrak is echter niet meer nodig. Deze hebben ze zelf al aangekocht. Henkenhaf woont sinds 1883 op Damrak 2 en het architectenbureau van de Duitse heren is verhuisd naar Damrak 3. Ze moeten dus hun eigen huizen slopen, maar het scheelt een hoop onderhandelen. Ze kunnen echter niet weten dat twee huiseigenaren aan de Prins Hendrikkade dwars zullen gaan liggen. Na een bod van wel 46.000 gulden willen de eigenaren niet zwichten. Dan moet er maar om de twee huizen heen worden gebouwd. In juni 1889, kort voor de sloop begon, verhuisde Henkenhaf met zijn vrouw en hun bijna tweejarige dochter naar Herengracht 24. In 1890 en 1891 volgde nog gezinsuitbreiding. In juni 1892 vertrok de familie naar Diemen. Als ze beginnen met de bouw van het Victoria Hotel is Friedrich Ebert al teruggekeerd naar Heidelberg. Hier zet hij het architectenbureau voort dat zij daar samen met Henkenhafs broer Jakob hebben opgericht. Friedrich Henkenhaf staat er dus alleen voor bij de bouw van het hotel. In 1890 is de feestelijke opening van het Victoria Hotel. Het heeft echter opstartproblemen en gaat in 1892 failliet. Het hotel weet een goede doorstart te maken zonder Henkenhaf. Die heeft het voorzitterschap van de N.V. Victoria Hotel overgedragen en is teruggekeerd naar Duitsland. Hij heeft dus niet kunnen zien hoe zijn Victoria Hotel uitgroeide tot een iconisch bouwwerk in Amsterdam.
Projecten: Warmoesstraat 177-179

Heren 5 architecten wordt gevormd door de partners Jeroen Atteveld, Sjuul Cluitmans en Merijn de Jong. Jeroen Atteveld studeerde Bouwkunde aan de HTS in Haarlem en vervolgens aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Sjuul Cluitmans studeerde MTS en HTS Bouwkunde in Haarlem en behaalde zijn Master in Architecture in 2012 aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Merijn de Jong studeerde aan de TU Delft in 1995 af op architectuur & bouwtechniek. (2021)
Projecten: Bert Haanstrakade 146; Brand Dirk Ochsepark 2-20; Daguerrestraat 140-226; Emmy Andriessestraat 381-409; Erich Salomonstraat 552-574; Erich Salomonstraat 613-639; Eva Besnyöstraat 354-386; Lumièrestraat 34-56; Lumièrestraat 87-117; Maria Austriastraat 1007-1029; Polygoongracht 2-34; Rini Ottehof 1-27, 2-42; Willy Mullenskade 31-53

Herman, Leopold Josephus (Joseph) (1862-1937). Herman werd geboren in het Belgische Sint-Joost-ten-Noode, bij Brussel. Zijn vader was beeldhouwer. Na de verhuizing naar Amsterdam is er niets bekend over de door hem gevolgde opleiding. Wel werd hij in 1883 lid van het architectengenootschap Architectura et Amicitia. In 1884 won hij een prijs van het genootschap voor een tekening van een woonhuisgevel en een jaar later voor het ontwerp van een buitensociëteit. In 1885 verschenen door hem vervaardigde tekeningen van de Nicolaaskerk van A.C.Bleys; blijkbaar was hij toen in dienst bij die bouwmeester. Zijn eerste uitgevoerde project was voor zover bekend een verbouwing van The Continental Bodega in de Kalverstraat bij de Munt. Dat was in 1898; het pand is inmiddels gesloopt. Er volgden nog enkele winkels, en in 1900 het woonhuis in de Van Eeghenstraat. Op het Rokin verrees in 1901 een fraai winkelpand ontworpen door Herman, met een gevel in de stijl van de art nouveau. In de geest van de tijd ontwierp hij later woonhuizen in de Pieter Langendijkstraat (1908) in de stijl van Berlage. In 1909 greep hij terug op de hem kennelijk beter liggende art nouveau: een kantoor op de Nieuwezijds Voorburgwal. De winkel aan het Rokin 44 werd gebouwd voor de sanitairhandel van Van Heemstede Obelt. Voor Obelt ontwierp Herman in 1913 een zwembad aan de overkant van het IJ. Het laatste grotere ontwerp van zijn hand in Amsterdam was een villa (1924) op de Omval, aan de Amstel. Die is in 1997 gesloopt.
Herman trouwde in 1891 met Anna Susanna (Suze) Springer, een dochter van assistent-stadsarchitect Willem Springer. Herman overleed in januari 1937, zijn vrouw in december van dat jaar. Ze werden bijgezet in het graf van Willem Springer op begraafplaats Huis te Vraag.
Projecten: Lange Leidsedwarsstraat 9; Leidsestraat 97; Nes 13-15

Hertog, den, Gerardus (-1990) werkte meestal samen met architect Lucas Göbel. Werk van hen is onder meer Lijnbaansgracht 211-218/Passeerdersgracht 34-38. Het complex lijkt op de woonblokken in de wijk Bos en Lommer, die ook door Göbel en Den Hertog (met derden) zijn ontworpen.
Projecten: Warmoesstraat 117-119; Zaaiersweg 3-9

Herzberger, Herman (1932-), studeerde aan de Technische Hogeschool in Delft, waar hij in 1958 afstudeerde. Meteen na zijn studie zette hij zijn eigen bureau op. Van 1959 tot 1964 zat hij in de redactie van het tijdschrift Forum, samen met Aldo van Eyck, Jaap Bakema en anderen. Van 1959 tot 1969 was hij docent aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en van 1970 tot 1999 hoogleraar aan de TU Delft.
Hertzberger is altijd trouw gebleven aan "Het verhaal van een andere gedachte", het manifest waarmee in 1959 een nieuwe redactie aantrad van het tijdschrift Forum. Die "andere gedachte" verzette zich tegen het bloedeloze functionalisme van de wederopbouw dat, aldus de redactie, tot een kille en fantasieloze architectuur had geleid. Meer dan een architectuur en stedenbouw van functies stond zij een architectuur van (menselijke) relaties voor; een architectuur van ontmoeting en vervlechting. Hertzberger neemt dit principe in zijn eerste ontwerpen als uitgangspunt; altijd proberen zijn ontwerpen het ontmoeten van mensen te stimuleren en een meervoudig gebruik van de architectuur mogelijk te maken. De ontwerpfilosofie die hij daarbij hanteerde wordt ook wel structuralisme genoemd.
Hertzberger ontving verschillende nationale en internationale prijzen en onderscheidingen, waaronder twee keer de scholenbouwprijs (2000 en 2004) en de Oeuvreprijs Architectuur van het Fonds BKVB in 2004. Eveneens in 2004 een Honorary Fellowship van het American Institute of Architects. Uit het juryrapport: "... he has changed the way other architects view large urban projects by his mastery of making places human in scale." In 2012 ontving hij The Royal Gold Medal van de RIBA (Royal Institute of British Architects) als zesde Nederlandse architect ooit voor zijn bijdrage aan de architectuur. In 2012 werd hij door zijn collega's uitgeroepen tot beste Nederlandse architect, waarop hij zei: "Dit vak is een verslaving, en ik ben zwaar verslaafd."
Van zijn hand zijn onder meer het studentenhuis in de Weesperstraat (1966) en twee schoolgebouwen aan de Apollolaan (1983).
Bij de presentatie van Bernard Hulsmans boek ‘Apenrotsen’ in 2017 uitte Herzberger kritiek op de actuele stadsarchitectuur. Hij deed een gepassioneerde oproep voor betere architectuur in Nederland: „Niet alleen kleine hokjes voor drie ton bouwen voor expats waar je in de keuken slapen moet, waar Amsterdam en Den Haag nu mee volgebouwd worden. Maak ruimte voor woningen. Bouw zo dat er ook gezinnen in je gebouwen kunnen wonen in de stad. Want de vluchtelingen gaan komen, en de baby’s gaan komen. Architectuur moet beter. En opdrachtgevers moeten daar ook aan meewerken.” „Architectuur is tegenwoordig foute boel,” zei Hertzberger, „en dat komt ook door de opdrachtgevers. Die willen met minimale middelen zoveel mogelijk geld verdienen. Hoogbouw, tot 20 verdiepingen hoog, vol kleine hokjes. Architecten leveren tegenwoordig het behangsel voor het neoliberalisme.”
Projecten: monument Bijlmerramp

Hitchcock, John Thomas (1812-1844). Hij was de zoon van Charles Hitchcock en Anna Aitchison uit Londen. Hitchcock vertrok op jeugdige leeftijd naar het geboorteland van zijn ouders. Acht jaar verbleef hij te Londen, waar hij bouwkundig onderwijs genoot van de bekende architect Philip Hardwick (1792-1870). In 1827-1829 werd werk van hem op de tentoonstellingen van de Royal Academy of Arts getoond. In 1835 vervaardigde hij een bewaard, maar niet uitgevoerd bouwontwerp voor het Fitzwilliam Museum in Cambridge. Na een twee jaar durende rondreis door Groot-Brittannië keerde hij in 1836 naar Nederland terug, waar nog dat jaar in Amsterdam enkele stadsgezichten en bouwkundige tekeningen van zijn hand tentoongesteld werden. Hij huwde in 1839 met Johanna Christina de Wilde uit Bandung, dochter van de oud-planter en projectontwikkelaar Andries de Wilde, die op Pijnenburg in Den Dolder bij Soest woonde. Dit huwelijk en de connectie met bankiershuis Hope, waarschijnlijk via David Borski, één van de commissarissen van de sociëteit De Vriendschap, bezorgde Hitchcock opdrachten in de Kennemer duinen, de Utrechtse Heuvelrug, Soestdijk en Arnhem: de nieuwe lustoorden waar het samenstromende kapitaal van een steeds kleiner en rijker wordende elite van 'late regenten' neersloeg in de vorm van landhuizen en villa's. Genoemd kunnen in deze worden: het huis van de heer Casso bij de Velperpoort te Arnhem; de buitenverblijven van de heren A.F.Insinger bij Haarlem, Frans Boekhorst, B.J.Rothuijs en Rutgers van Rozenburg bij Soestdijk, en van F.A.van Hall bij Velzen.
In zijn Nederlandse tijd was hij de protégé van de bankier Henry Philip Hope (1774-1839). De Schots-Nederlandse Hopedynastie, waarvan de bekendste telgen Henry Hope van het Haarlemse Paviljoen Welgelegen en de architectuurtheoreticus en kunstverzamelaar Thomas Hope of Deepdene waren, bezat behalve Keizersgracht 444-446 en Herengracht 509-511 ook het landgoed Groenendaal in Heemstede, waar op een kunstmatige heuvel eind jaren dertig een monumentale, door Hitchcock ontworpen Belvedère met omlopende, achthoekige veranda verrees. Zijn meest bekende gebouw is het in een neoclassicistische stijl opgetrokken sociëteitsgebouw 'De Vriendschap' aan de Dam in Amsterdam, dat vanaf 1862 het College Zeemanshoop zou huisvesten. In de zomer van 1838 solliciteerde Hitchcock vergeefs naar de post van stadsbouwmeester in Utrecht, als opvolger van Johannes van Embden.
Projecten: Dam 10

HM Architecten is een Nederlands architectenbureau dat in 1991 voortkwam uit Architectengroep Herenmarkt. Het bureau is gevestigd in Amsterdam. Will Weerkamp en Jan Pranger richtten in 1978 Architectengroep Herenmarkt op. Ondanks de bouwcrisis van begin jaren tachtig had het bureau veel opdrachten in utiliteitsbouw, bedrijfspanden en verbouwingen en restauraties voor particulieren. Veel kraakpanden werden gerenoveerd in opdracht van gemeenten en woningbouwverenigingen in Amsterdam, Haarlem en andere steden. De krakers, die als gewone bewoners terugkeerden na de vaak intensieve renovaties en restauraties, hadden daarbij veel inspraak. Voorbeeld: Prinsengracht 237 in Amsterdam.
Het bureau groeide naar 25-30 medewerkers. Jan Pranger verliet het bureau in 1991, Will Weerkamp zette het bureau voort onder de naam HM Architecten met als belangrijkste taak het leiden van het architectenteam in de conceptuele en ontwerpfase en de doorontwikkeling van de architectonische kwaliteit. In samenwerking met Winka Dubbeldam (New York) maakte HM Architecten een van de drie ontwerpen in het kader van de prijsvraag voor de Pontsteiger nabij de Houthavens in Amsterdam. Door de toegenomen omvang en het grote aantal projecten werd het rond 2004 wenselijk samen te werken met andere partijen. Er werd een samenwerking gevonden met ADP architecten in Amsterdam onder de naam HMADP. Er kwamen uitwerkopdrachten van de Portugese architect Siza voor wooncomplexen op de Rotterdamse Kop van Zuid en in Overhoeks, Amsterdam. Voor het Spaanse Cruz & Ortiz werkte HMADP aan het Rijksmuseum Amsterdam. Het bureau groeide naar ca 80 medewerkers. Als gevolg van de in 2008 begonnen economische crisis is het samenwerkingsverband HMADP rond 2011 opgehouden. Door tijdig af te slanken ontkwam HM Architecten aan een faillissement. In afgeslankte vorm werd in 2012 geparticipeerd in MVOntwikkelen bv voor de ontwikkeling van CPO-projecten (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap). (2023)
Projecten: Grasweg 49

Hoedemakers, Marie-Laure (1970-) is landschapsarchitect. Zij studeerde in 1995, na een studiejaar aan de IUAV in Venetië, af aan de Landbouw Universiteit Wageningen. Ze werkte bij Bureau Alle Hosper, landschapsarchitectuur en stedebouw en bij Karres en Brands landschapsarchitecten. Bij dit laatste bureau werkte ze aan het winnende prijsvraagontwerp voor Federation Square in Melbourne, Australië. Tussen 1998 en 2003 werkte ze in Melbourne aan de realisatie van Federation Square, was ze medeoprichter van DEEPend landscape architects en doceerde ze landschapsarchitectuur aan RMIT University in Melbourne. Na terugkeer in Nederland werkte ze bij Vista landscape and urban design. Voordat ze in dienst trad bij Lodewijk Baljon landschapsarchitecten was ze zelfstandig landschapsarchitect met projecten als de herinrichting van het Bijlmerpark, de integrale ruimtelijke visie op de Admiralengracht. Sinds 2007 is zij gastdocent aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, de Academie voor Architectuur en Stedenbouw in Tilburg en de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht.
Projecten: Nelson Mandelapark

ir.Hoen, 't, H., architect in dienst van Publieke Werken Amsterdam.
Projecten: Herengracht 34

Hoeneker, Coenraat, meester-metselaar, bouwmeester.
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 120

Hollandse Nieuwe Interieur en Architectuur is in 1992 opgericht door Hans Reineke. Zijn fascinatie ligt in het ontwerpen van oplossingen waarin specifieke gebruikerseisen, duurzaamheid en schoonheid samen komen in heldere oplossingen. Hij heeft meer dan 30 jaar ervaring in het ontwikkelen van innovatieve, contextrijke werk- en leeromgevingen. Geoffrey Timmer en Christiaan Fokkema zijn in 2020 benoemd als partners. Timmer is opgeleid als architect aan de TU Eindhoven, getraind als adviseur en gedreven door zijn expertise in design management en design thinking. Fokkema studeerde architectuur aan de TU Delft. (2024)
Projecten: Reestraat 22

Holt, ten, Friso is bouwkundig ingenieur TU Delft en heeft daarnaast een architectuur en stedenbouwkundige opleiding. Hij woonde lang in de Transvaalbuurt waar zijn architectenbureau op Pretoriusstraat 73 gevestigd was. In deze tijd maakt hij een ontwerp voor het opknappen van het Steve Bikoplein dat in 2013 wordt opgeleverd. Friso ten Holt probeert te vertalen wat de opdrachtgever wil, en deze als gids te begeleiden door alle fasen van het eerste ontwerp tot de oplevering. Zijn vakmanschap bestaat uit het adviseren van praktische oplossingen die meerwaarde krijgen door visuele toevoegingen. Of het nu gaat om een keukenontwerp of een stedenbouwkundige oplossing, het komt erop neer dat de opdrachtgever zich uiteindelijk moet terugvinden in zijn wensen, het jasje goed moet zitten, maar wel met een unieke uitstraling! (2021)
Projecten: Francisco Faleirostraat 4-10; Martin Cortesstraat 3-9; Pedro de Medinalaan 12-36f, 50-54; Pedro Nunesstraat 1-7

Hoogland, Arno deed zijn opleiding aan het Mendel college afd.techniek, het Hout- en Meubileringscollege Amsterdam waar hij zijn Master in traditioneel timmerwerk behaalde en bij de Design Academy Eindhoven afd. Mens en mobiliteit.
Arno Hoogland vestigde zich in Amsterdam als productontwerper en interieurarchitect. Met een achtergrond in zowel design als houtbewerking combineert hij moderne productietechnieken met traditionele ambachten en modelbouw. Door te experimenteren met beweging, licht, vorm en textuur onderzoekt zijn werk het menselijk gedrag binnen ruimtes en naar objecten toe. Zijn werk lokt zintuiglijke interactie uit om mensen bewust te maken van hun gewoontes en tegelijkertijd hun aandacht voor hun omgeving te hernieuwen. Behalve in opdracht ontwikkelt Arno ook zelf geïnitieerde experimentele projecten, objecten en ruimtes. Samen met François Duquesnoy was hij in 2016 medeoprichter van Studio Duqland, een interieur- en installatieontwerpstudio in Amsterdam. Sinds 2012 werkt hij samen met Bas van Tol bij MüllervanTol.
Projecten: Wibautstraat 150

Houben, Francine, 1955. Houben studeerde bouwkunde aan de TU Delft. In 1981 won ze de prijsvraag jongerenhuisvesting Rotterdam, samen met twee medestudenten. In 2008 kreeg Houben de Prix Veuve Clicquot voor Business Woman of the Year Award (Zakenvrouw van het jaar) voor de professionele organisatie van haar bedrijf. In 2010 werd ze benoemd als lid van de Akademie Der Künste in Berlijn, Afdeling Architectuur. Eind 2011 verscheen Houben's boek Dutch Mountains, een reportage over acht Mecanoo projecten uit vijf verschillende landen en over haar leven in de internationale architectuur. In 2014 werd Houben benoemd tot lid van de Akademie van Kunsten. In december 2015 ontving zij de Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs 2015. De Universiteit Utrecht benoemde haar in 2016 tot eredoctor. Francine Houben is architect-directeur en een van de oprichters van Mecanoo architecten in Delft en zij geeft lezingen over de hele wereld
Projecten: Nelson Mandelapark

Houten, van, Eelke (1872-1970), was bouwkundig (hoofd)inspecteur bij het Gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht. Hij ijverde vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw voor het behoud en de herplaatsing van historische geveltoppen van gesloopte Amsterdamse woonhuizen. Van Houten vond omstreeks 1912 de plaatwerken van het in de vergetelheid geraakte Grachtenboek van Caspar Philips terug. Dit sloot goed aan bij het besluit in 1909 door Publieke Werken en op aandringen van het Genootschap Amstelodamum om de zeventiende- en achttiende-eeuwse gevelornamenten te bewaren. Door toedoen van Eelke Van Houten zijn in de jaren twintig en dertig circa tweehonderd natuurstenen toppen op eenvoudige, nieuw gebouwde gevels herplaatst. De opeenvolgende Rijkscommissies voor monumenteninventarisatie en monumentenzorg hadden in hun begintijd begrijpelijkerwijs alleen aandacht voor grote monumenten als kerken, raadhuizen en koopmanshuizen. De minder aanzienlijke panden in de Jordaan, de middeleeuwse stad en de zijstraatjes van de grachtengordel kwamen toen nog niet in aanmerking voor restauratie. De zogenaamde Van Houtenpanden zijn dan ook panden die volgens de bepalingen van de Woningwet zijn herbouwd of nieuw ontworpen gebouwen die we nu historiserende architectuur zouden noemen. . Omdat ze zich hebben gevoegd in de gevelwanden, zouden we deze panden vandaag de dag echter niet meer willen missen. Dat is misschien wel de belangrijkste verdienste van de bouwinspecteur: de Van Houten-panden zijn van grote betekenis voor het stadsbeeld en de stedenbouwkundige structuur.
Projecten: Herengracht 246

hvdn architecten herder en van der neut architecten is opgericht door Albert Herder en Arie van der Neut. In 2010 hebben ze, een eerste vernieuwende stap gezet met de oprichting van een nieuw bureau: Studioninedots. Hierin werken ze samen met Vincent van der Klei en Metin van Zijl, voorheen partners bij NAT architecten. (2021)
Projecten: Eva Besnyöstraat 26-34; Fritz Zieglerstraat 201; IJburglaan 1491-1501

Inbo is in 1962 door architect Klaas Geerts (1932-2002) opgericht als Ontwerp- en Constructiebureau voor Industriële Bouw (INBO N.V.) dat hij samen met Han Markerink in 1961 in Zaandam was begonnen. Het bedrijf ontwikkelde de prefab-methode waarmee vele wijken zijn gebouwd. Nu is het hoofdkantoor gevestigd in Woudenberg en er zijn vestigingen in Amsterdam, Heerenveen, Eindhoven, Rotterdam en Shanghai. Oorspronkelijk werd gewerkt voor een klein aantal fabrikanten die industriële woningbouw wilden realiseren in Nederland. Tussen 1965 en 1975 werd een aantal grote woonwijken vormgegeven. In de loop der jaren is het werkterrein van Inbo uitgebreid met utiliteitsopdrachten en bredere advies- en onderzoeksactiviteiten. Ondanks de economische neergang wist Inbo in de jaren tachtig zijn marktpositie te vergroten en te verbreden door zich te richten op de plaatselijke markt. De adviesgroep werd een structureel onderdeel van het bureau.
In november 2015 opende het bedrijf een kantoor in Shanghai, nadat het in 2013 een grote opdracht in deze stad had gekregen. (2021)
Projecten: Aart Kleinhof 1-12; Emmy Andriessestraat 344-380; Erich Salomonstraat 641-675; Eva Besnyöstraat 2-24; Fritz Dietrich Kahlenbergstraat 36-38 George Sliekerkade 2-22; Groeneveen; Hakfort; Huigenbos; IJburglaan 1473-1489; IJburglaan 1504-1550; Jan Vrijmanstraat 1-55; Kikkenstein; Lumièrestraat 58-102; Theo Frenkelhof 1-19, 2-120

Ingels, Bjarke Bundgaard (1974). is een Deens architect en oprichter en partner van de Bjarke Ingels Group (BIG). Zijn vader was ingenieur, zijn moeder tandarts. Oorspronkelijk wilde hij striptekenaar worden, maar koos uiteindelijk voor de studie architectuur aan de Koninklijke Deense Kunstacademie. Daarnaast studeerde hij aan de Escola Tècnica Superior d'Arquitectura in Barcelona. In 1999 keerde hij terug naar Kopenhagen en haalde zijn diploma. In het derde jaar van zijn studie in Barcelona won hij zijn eerste competitie als architect. Ingels begon zijn carrière in 1998 bij het Rotterdamse OMA (Office for Metropolitan Architecture). In 2001 keerde hij terug naar Kopenhagen om samen met oud-OMA-collega Julien de Smedt het bureau PLOT op te richten. Een belangrijk vroeg werk was het huizenblok VM Houses (2005) in de Kopenhaagse wijk Ørestad, geïnspireerd door het werk van Le Corbusier. In 2006 richtte Ingels zijn eigen bureau op: Bjarke Ingels Group. (2024)
Projecten: Haringbuisdijk 1-911

Ingenohl, Jonas (1855-1925). De Amsterdammer Jonas Ingenohl studeerde bouwkunde aan de Polytechnische School in Hannover. Met studiegenoot Karel Muller (1857-1942) begon hij terug in Amsterdam een bureau, dat tot ongeveer 1900 heeft bestaan. Ingenohls eerste ontwerpen waren vermoedelijk enkele woonhuizen aan de Weteringschans bij de Spiegelgracht (1881). Hij is vooral bekend vanwege zijn sportgebouwen: het Turngebouw in de Nieuwe Passeerdersstraat (1887), de Wielrijschool in de Hobbemastraat (1898) en het inmiddels gesloopte zwembad aan de Heiligeweg (1896). Bij het Turngebouw en het Heiligewegbad waren Ingenohl en Muller ook betrokken als initiatiefnemers. Ingenohl was een van de negentiende-eeuwers die veel heil zagen in hygiëne en lichamelijke ontwikkeling. Hij ontwierp ook een clubhuis voor een roeivereniging, een volksbadhuis in de Van Lennepbuurt en in 1905 verbouwde hij een oude kerk op Keizersgracht 489 tot 'Instituut voor Physische Therapie'. In 1892-1893 was hij voorzitter van architectuurgenootschap het Architectura et Amicitia. Ook buiten het kringetje van architecten pleitte hij voor aandacht voor het ontwerp van gebouwen. Mede op zijn initiatief stelde de gemeente in 1898 de eerste schoonheidscommissie van Nederland in. Die 'Commissie van advies inzake de bebouwing van Gemeentebouwterreinen in Amsterdam' moest erop toezien dat ontwerpen goed stonden in de omgeving: welstand. Ingenohl was zelf enkele jaren voorzitter van de commissie.
Projecten: Begijnensteeg 2; Kalverstraat 130

Ingwersen, Arnoldus Ulricus (Arnold) (1882-1959) werd geboren in Amsterdam als zoon van koopman Cornelis Ingwersen en Anna Elisabeth Rootlieb. Hij leerde het bouwvak in de praktijk, voordat hij naar de Industrieschool ging. Hij leerde het vak van Huibertus Bonda. Hij was collega van architect Tjeerd Kuipers en ontwierp met hem een woonblok uit 1913 aan de Baarsstraat, Vlietstraat, Schinkelkade en Vaartstraat voor Woningbouwstichting Patrimonium in Amsterdam, zestig huizen met 200 arbeiderswoningen. Het complex werd in 2009 benoemd tot gemeentelijk monument. In 1914 volgde een zevental woningen aan de Laing's Nekstraat, dat wellicht tot monumenten wordt uitgeroepen (stand 2017). In 1919 kwam een van hun grootste projecten van de grond. Er moesten 3600 heipalen de grond in voor hun complex tussen Zaanstraat, Hembrugstraat en Spaanrdammerdijk; het is sinds 2003 een rijksmonument. Van zijn hand kwamen verder een Gereformeerd Gymnasium aan de Keizersgracht en de school van het Leger des Heils in Amstelveen. Hij werkte mee tijdens de verbouwing van de Valeriuskliniek. Hij was voorts als gereformeerde vooral betrokken bij projecten uit die geloofsgemeenschap. Naast zijn werk als architect, schreef hij ook wel artikelen voor Heemschutzaken in Amsterdam en De Telegraaf. Hij zou daarmee onder andere hebben voorkomen dat naast het Rijksmuseum hoogbouw geplaatst zou worden. Hij was wars van de nieuwe architectuur die in de jaren 1930 opgang maakte. In een beschouwing in De Telegraaf in 1935 vergeleek hij de Bergpolderflat van Van Tijen in Rotterdam met de treinwagons waarmee kippen naar de slacht werden vervoerd. Hij trouwde twee keer, met Antje Huizinga en Margaretha van Wijk; in geen van die huwelijken werden kinderen geboren. Hij overleed in 1959, in de Valeriuskliniek, en werd begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats.
Projecten: Valeriusplein 9

Inside Outside is in 1991 door Petra Blaisse opgericht. Zij wordt nu terzijde gestaan door Jana Crepon en Aura Luz Melis. Inside Outside creëert dynamische omgevingen, zowel binnen als buiten. Inside Outside is gespecialiseerd in landschapsontwerp en interieurarchitectuur. Ons werk introduceert een flexibele vorm van architectuur en ruimtelijke compositie door te werken met zachte en buigzame - vaak levende - materialen die beweging en steeds veranderende effecten creëren. Geluid, licht, klimaat en de effecten van tijd zijn onze tools. Voor elke nieuwe opdracht wordt de gegeven architectonische en culturele context zorgvuldig bestudeerd voordat we onze ideeën ontwikkelen. Petra Blaisse begon haar carrière in 1978 bij het Stedelijk Museum in Amsterdam, afdeling Toegepaste Kunsten. Vanaf 1986 werkte ze als freelance tentoonstellingsontwerper en won ze onderscheidingen voor haar installaties van architecturale werken. Geleidelijk verschoof haar focus naar het gebruik van textiel, licht en afwerkingen in de binnenruimte en tegelijkertijd naar het ontwerp van tuinen en landschappen. Vanaf 1999 nodigde Blaisse specialisten van verschillende disciplines uit om met haar samen te werken en momenteel bestaat het team uit een tiental mensen met verschillende beroepen en nationaliteiten.
Projecten: Halvemaansteeg 4-6

Jacot, A., & W.Oldewelt architecten. De Amsterdamse architect Jacot (1864-1927) verwierf befaamdheid en expertise als architect voor het gegoede winkelbedrijf, aanvankelijk vooral met verbouwingen van winkelgevels en -interieurs in Amsterdam en vanaf omstreeks 1910 ook met indrukwekkende winkelpanden in de andere grote steden. Daarnaast ontwierp Jacot woonhuizen en villa's, in veel gevallen voor dezelfde opdrachtgevers als die van zijn winkels. Jacot had gedurende zijn carrière twee belangrijke medewerkers: van 1887 tot 1906 dreef hij een bureau met Willem Oldewelt (1865-1906) en vanaf omstreeks 1906 tot aan zijn dood in 1927 werkte hij nauw samen met chef de bureau August Zinsmeister (1867-1941).
Alphonsus Maria Leonardus Aloysius Jacot (Albert) (1864-1927). Vanaf 1881 bezocht Jacot, na zijn vijfjarige H.B.S.-opleiding te hebben voltooid, in de ochtenduren de Quellinusschool in Amsterdam. De rest van de tijd deed hij praktijkervaring op bij gemeente-ingenieur Th.G.Strengers. In het najaar van 1883 was hij in dienst van de architect H.Moen GPzn. en in juli 1884 voerde hij op twintigjarige leeftijd zijn eerste werk uit: de verbouwing van een winkelhuis in de Utrechtsestraat. Tot aan 1885 werkte Jacot onder bekende architecten als A.Salm GBzn. en A.L.van Gendt, in welke hoedanigheid hij vooral verbouwingen en uitbreidingen uitvoerde. Jacots eerste zelfstandige opdracht dateert van oktober 1885 en betreft een verbouwing van de koffiebranderij Geels & Co. aan de Warmoesstraat 67-69. Vanaf 1887 werkte Jacot samen met zijn vroegere schoolkameraad Willem Oldewelt, met wie hij tot 1906 onder de naam 'A.Jacot & W.Oldewelt architecten' een bureau dreef. Samen voerden ze vooral verbouwingen en uitbreidingen van bestaande (winkel)panden in Amsterdam uit. Na het overlijden van Oldewelt in 1906, werkte Jacot samen met zijn chef de bureau A.H.Zinsmeister. Op het bureau van Jacot in Amsterdam werkte verder tal van medewerkers, waaronder enkele die bekende architecten zouden worden: G.F.la Croix, J.F.Repko, C.J.Blaauw en J.Crouwel.
In de tweede helft van de negentiende eeuw volgde de winkelstraat de markt op als belangrijkste handelsplek in de stad. Woonstraten kregen de functie van winkelstraten waarbij bestaande woonhuizen werden aangepast aan de nieuwe winkeleisen. Aanvankelijk liet men de oorspronkelijke structuur van het woonhuis zoveel mogelijk in tact en werd slechts de gevel van de begane grond omgebouwd tot winkelpui. Hiertoe werden stalen skeletconstructies gebruikt die werden ingevuld met grote glasoppervlakten voor de etalages teneinde de koopwaren zo goed mogelijk aan te prijzen. Vanaf 1880 werden echter ook steeds vaker gehele panden afgebroken en vervangen door nieuwbouw waarbij de combinatie van winkel op de begane grond en woning op de eerste verdieping, het zogenaamde winkelwoonhuis, gebruikelijk werd. Jacot, Oldewelt en later ook Zinsmeister hadden een grote ervaring verworven met de speciale eisen die de winkelbouw vergde. Alleen al in de Kalverstraat, ook aan het einde van de negentiende eeuw de winkelstraat van Amsterdam, waren zij betrokken bij de nieuwbouw of verbouw van 32 winkels en magazijnen, en tientallen meer op de Nieuwendijk en elders in Amsterdam en Nederland. Deze ontwerpen kenmerkten zich 'wat het inwendige betreft, op gerieflijkheid en practische indeling; wat het uiterlijk aangaat, op een zoo groot mogelijke gelegenheid tot uitstallen'. Jacot vestigde in de kringen van opdrachtgevers een grote reputatie waarbij een 'winkel van Jacot' synoniem werd voor een 'gezellige ruimte, waarin het aangenaam was te verkoopen, goed om te etaleeren en waar de klanten zich thuis gevoelden'. In de jaren 1910 kreeg Jacot opdracht een aantal grote warenhuizen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam te bouwen. Zo ontwierp hij in 1911 aan het Leidseplein het monumentale 'Maison Hirsch', dat destijds met een vloeroppervlakte van 21.000 m2 en een centrale lichtkoepel van 38 meter het grootste warenhuis van Nederland was. In datzelfde jaar maakte hij een plan voor het warenhuis 'Maison de Bonneterie' in Den Haag. Deze en tal van andere winkel- en bedrijfsgebouwen werden opgetrokken in een elegante en representatieve variant van het neoclassicisme en de neobarok met als bijnaam 'stijl van het kapitaal'. De stijl was vooral populair bij het gegoede, wat conservatieve publiek.
Willem Oldewelt (1865-1906). Over Oldewelt is niet zeer veel bekend. Hij begon zijn opleiding in de bouwkunde op het bureau van architect A.C.Bleijs te Amsterdam, waar hij onder meer als leerling-opzichter de bouw van de St.Nicolaaskerk aan de Prins Hendrikkade meemaakte. In Parijs volgde hij ter verdere voltooiing van zijn studies drie jaar lessen aan de Académie des Beaux-Arts. In 1887, op 23-jarige leeftijd keerde hij terug naar Amsterdam en associeerde hij zich met zijn vroegere schoolkameraad Jacot onder de firma 'A.Jacot & W.Oldewelt architecten'. Hun eerste gezamenlijke project was de verbouwing van het perceel Keizersgracht 554 van tandarts Rogmans. Daarna volgde een groot aantal nieuwbouwprojecten, verbouwingen en uitbreidingen van winkels, vooral in Amsterdam, maar ook industriële gebouwen en villa's. In 1903 was Oldewelt wegens ziekte genoodzaakt zich geheel terug te trekken uit de zaak. Drie jaar later overleed hij.
August Heinrich (Hendrik) Zinsmeister (1867-1941) Zinsmeister werd in Rotterdam geboren, maar het is niet bekend wanneer en waar hij zijn opleiding genoot. Met uitzondering van zijn betrokkenheid bij het ontwerp voor het gemeentehuis van Nieuwer-Amstel rond 1890 (Amsteldijk), zijn van Zinsmeister geen werken van vóór 1900 bekend. Uit 1899 dateert Zinsmeisters bekendste project: de Studentensociëteit 'Placet Hic Requiescere Musis' aan het Janskerkhof in Utrecht. De opzet en afwerking van dit monumentale gebouw laat duidelijk de invloed van de Beurs van Berlage zien, alsook het meubilair en de interieurafwerking. Ook hield Zinsmeister zich bezig met grafische vormgeving, eveneens in een op Berlage en de Jugendstil geïnspireerde trant. Het is niet duidelijk hoe Zinsmeister en Jacot elkaar hebben leren kennen, maar in 1915 werkte Zinsmeister als chef de bureau bij Jacot. Het is aannemelijk dat Jacot na het overlijden van Oldewelt in 1906 aan Zinsmeister heeft gevraagd bij hem te komen werken. Dit samenwerkingsverband bleef bestaan tot het overlijden van Jacot in 1927. In de jaren 1910 en '20 realiseerde hij samen met Jacot verbouwingen, uitbreidingen en nieuwe ontwerpen van winkels in de grote steden.
Stadhouderskade 100-101 (1907) en het Persilhuis (latere naam) Stadhouderskade 19-20 (1911, gesloopt 1972) zijn werken uit de koker van dit architectenbureau.
Projecten: Jonge Roelensteeg 1-21; Kalverstraat 16-18; Kalverstraat 183; Rokin 140; Zwanenburgwal 13-17

Janák, Pavel (1881-1956) was een Tsjechisch architect en ontwerper. Als leerling van Otto Wagner werd hij na 1910 een van de voornaamste vertegenwoordigers van het Tsjechisch kubisme, waarvan hij de belangrijkste ideoloog was en waaruit hij vanaf 1918 de "nationale stijl", het rondokubisme, ontwikkelde. Janák voltooide zijn architectuuropleiding vanaf 1906 bij Otto Wagner aan de Academie van beeldende kunsten in Wenen, waarna hij in 1908 in Praag in dienst trad bij diens leerling Jan Kotěra. In hetzelfde jaar behoorde hij tot de oprichters van het atelier Artěl. In 1909 kreeg hij de opdracht voor de Praagse Hlávkabrug. De piramidevormige sokkels voor de door Jan Štursa vervaardigde beelden op dit bouwwerk wijzen vooruit naar Janák latere kubisme. Restaureerde de Praagse Burcht.
Projecten: Valeriusplein

Jansen, J. Van deze bouwmeester is weinig bekend, afgezien van de vele spellingen die voorkomen: J.J.Janssen(s) en J.Janson. Van J.Jansen is terug te vinden dat deze omstreeks 1820 onderdirecteur was bij Publieke Werken en dat hij verschillende architecten als Isaac Warnsinck en Abraham Uijtenboogaard bij hun praktische ontwikkeling heeft begeleid. Hij wordt dan gekenschetst als 'in die tijd de tweede architect te Amsterdam'.
Projecten: Groenburgwal 42

Janssen, Frederik Lodewijk (1850-1925). Hij is zoon van bakker/gistkoper Ulfert Ulferts Janssen en Christina Wilhelmina Steenmeijer. Hijzelf is in 1881 getrouwd met Hendrika Catharina Zimmermann en kreeg met haar een aantal kinderen, van wie Frederik Lodewijk Janssen junior eveneens architect en Ferdinand Willem Janssen (1893-1975) ingenieur werd. Hij ontwierp onder meer het dubbele woonhuis Stadhouderskade 82-83 dat hij voor een aantal jaren bewoonde. Hij was naast architect ook aannemer en makelaar.
Projecten: Verversstraat 26

Janssen, Ronald Van 1994 tot aan de start van zijn bureau in 1999 werkte Ronald Janssen als projectarchitect achtereenvolgens bij JHK architecten en Claus en Kaan Architecten. Ronald Janssen Architecten is actief op het gebied van stedenbouw, architectuur, interieur en tranformatie. Voor de transformatie van de tandwielenfabriek kreeg hij de Arie Kepplerprijs 2016, de Geurt Brinkgrevebokaal 2015 en in 2015 de nominatie voor de Zuiderkerkprijs. (2021)
Projecten: Nieuwe Ridderstraat 43-53

Jansz., Lambert meester-timmerman en aannemer. (2022)
Projecten: Herengracht 481

Jantzen F.Gzn, Ferdinand Bernardus (1895-1987). Hij volgde de in zijn tijd gebruikelijke combinatie van een opleiding aan de ambachtsschool met praktijkwerk op architectenbureaus. Aansluitend volgde hij het avondonderwijs aan de in 1908 door W.Kromhout en A.J.Derkinderen opgerichte opleiding Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht van het Genootschap Architectura et Amicitia. Daar studeerde hij af bij Jan Gratama. Jantzen werkte op de bureaus van C.B.Posthumus Meijes, Ed.Cuypers, H.A.J. en J.Baanders en van A.D.N.van Gendt. In 1920 vestigde hij zich als zelfstandig architect. Van 1919 tot 1932 was hij als architect lid van het genootschap "Architectura et Amicitia".
Jantzen ontwierp het kerkelijk dienstgebouw Pniël aan de Marnixstraat 81-83 (1922), en woningen en winkels op de hoek Amstelveensweg-Kalfjeslaan (1930). Hij ontwierp meerdere kerken, waaronder in Amsterdam de kerk 'Westerwijk' met bovenliggende woningen aan de Admiraal de Ruyterweg (1926), de Jeruzalemkerk aan het Jan Mayenplein (1929) en de Augustanakerk (1957).
Zijn oeuvre van voor 1940 wordt gekenmerkt door een persoonlijke interpretatie van het idioom van de Amsterdamse School, geïnspireerd op het expressionistisch kubisme van Frank Lloyd Wright.
Projecten: Dintelstraat 134, Eerste Hugo de Grootstraat 13

Jaspersz, Pieter meester-timmerman en aannemer. (2024)
Projecten: Reestraat 4

Jeanne Dekkers architectuur Jeanne Petronella Theodora Dekkers (1953) studeerde af aan de Technische Universiteit Eindhoven aan de faculteit Architectuur (1978). Van 1978 tot 1998 werkte zij voor EGM Architecten Eindhoven waarvan de laatste vier jaar als directielid. In 1998 richtte zij haar eigen architectenbureau op en sinds 2011 is zij tevens hoogleraar aan de TU Eindhoven bij de faculteit Architectuur. (2021)
Projecten: Eva Besnyöstraat 491-505

JHK architecten is een middelgroot, landelijk opererend architectenbureau. Gebouwen beïnvloeden op allerlei manieren ons dagelijks leven. Hoe we werken, wonen, leren en ontmoeten wordt in grote mate bepaald door onze gebouwde omgeving, het werkdomein van JHK. Zij streven in hun ontwerpen naar schoonheid door eenvoud. Begin 2023 is JHK Architecten toegetreden tot Sweco, Europa's grootste architecten- en ingenieursbureau. (2023)
Projecten: Grasweg 52-54

Joling, Antonius Jacobus (Anton) (1857-1934) was een Nederlands architect. Anton was de zoon van horlogemaker Antonius Joling en Theodora Antonia van de Paverd. Hij trouwde met Adriana Henrica Schwiep. Hij werd begraven op Begraafplaats Buitenveldert. Zijn opleiding begon al op dertienjarige leeftijd toen hij les kreeg van zijn oom, een aannemer en bouwkundige. Daarbij moest hijzelf als timmerman aan de slag. Op twintigjarige leeftijd begon hij in Amsterdam te werken, waar zijn loopbaan verder ging als opzichter. Hij bleef werken en ontwerpen. Een belangrijke stap richting architectuur werd gezet toen hij als tweeëntwintigjarige ging werken op het bureau van Pierre Cuypers. Hij zou er acht jaar praktijkervaring opdoen. Hij is dertig jaar als hij als zelfstandige het vak gaat uitoefenen. Zijn specialismen werden kantoren, fabrieken, scholen en ziekenhuizen. Anton Joling was bestuurslid van de Maatschappij tot bevordering van de bouwkunst, was aangesloten bij Architectura et Amicitia en lid van kunstkring De Violier. In 2016 diende de Architect Anton J.Joling Stichting, die waakt over zijn nalatenschap als architect, een verzoek in bij de gemeente Amsterdam om een brug naar hem te vernoemen. Brug nummer 20 (over Herengracht bij Leliegracht) draagt sindsdien zijn naam.
Enkele van zijn werken: Bensdorp chocoladefabriek aan de Binnenamstel (1889), Het Kasteel van Aemstel voor dagblad De Tijd (Nieuwezijds Voorburgwal 67-73, 1904), poorthuis Begijnhof (Spui, 1907) met beeldhouwwerk van Rien Hack, pakhuis Afrika voor Blauwhoedenveem (Oostelijke Handelskade 1913), Stadionweg 40-42 (1929), Mariaschool en andere bijgebouwen van de kerk De Liefde (Da Costakade 22, 1910, gesloopt), Herengracht 141-145 (1907), Prinsengracht 612-622 (1920) en scholen aan de Lauriergracht, Lindengracht en Elandsstraat.
Projecten: Dam 20

Jong, de, Hijman Louis (1882-1944). De Jong ontwikkelde zich van timmermansleerling en meubelmaker tot architect. Hij heeft als tekenaar bij P.H.Berlage gewerkt. Hij heeft meerdere woningen in Amsterdam ontworpen onder andere aan de Hacquartstraat 15-17, De Lairessestraat 104-128, de Reinier Claeszenstraat, de Willem de Zwijgerlaan, de Jan van Galenstraat en de Sophialaan. Hij ontwierp omstreeks 1920 het bouwplan voor de Amsterdamse bioscoop Tuschinski. Vanwege problemen met Abraham Tuschinski kreeg hij niet de gelegenheid om zijn ontwerp te voltooien. Tuschinski schakelde tijdens de bouw een andere architect in. Het conflict leidde tot een rechtszaak tussen De Jong en Tuschinski. Het conflict met Abraham Tuschinski ging over de betaling van het door hem verrichte werk, wat heeft geleid tot het minimaliseren van de inbreng die hij heeft gehad in het uiteindelijke ontwerp. Het ging hem vaker niet voor de wind want op 12 juni 1931 is hij failliet verklaard, wellicht ten gevolge van de in dat jaar uitgesproken tussen hem en zijn vrouw met wie hij 24 getrouwd was.
De Jong werd door de Duitsers op 14 februari 1944 op transport gezet naar Westerbork waarvandaan hij schreef ‘ïk heb nooit iets misdaan maar ben toch gevangen genomen maar het heeft ook wat positiefs want zo zie ik nog eens iets van de wereld’. Vandaar ging het naar Theresiënstadt en vervolgens naar Auschwitz, waar hij op 30 oktober 1944 werd vergast. (20210
Projecten: Herengracht 613; Reguliersbreestraat 26-28

Jongh, de, Paulus Johannes (Paul) (1869-1924) was een Nederlands architect. Hij was zoon van winkelier Paulus de Jongh en Joanna Alida Greven. Hij trouwde in 1897 te Breda met Henrietta Francisca Maria Hofman. Hij was naast architect ook zeer actief in het verenigingsleven. Hij was aanvankelijk secretaris en vanaf 1913 voorzitter van architectuurgenootschap Architectura et Amicitia. In 1916 volgde Jan Gratama hem op als voorzitter. In 1908 was hij betrokken bij de oprichting van de Bond van Nederlandse Architecten. In 1910 richtte hij de Permanente Prijsvraagcommissie op en later was hij voorzitter van de schoonheidscommissie. Aan het eind van zijn leven was hij voorzitter, van de inmiddels gereorganiseerde Bond van Nederlandse Architecten. (2024)
Projecten: Nieuwe Passeerdersstraat 2

Joosten, Jan metselaar in dienst van het Burgerweeshuis in de 16de eeuw. (2021)
Projecten: Kalverstraat 71

Jurriaen timmerman. In de Gouden Eeuw was het beroep van architect zoals we dat nu kennen nog niet bekend, de meeste bouwmeesters waren timmerman. (2021)
Projecten: Keizersgracht 203

Kamphuis, Berend Jan Frederik (1921-?) werkte met Willy Ulrich samen in hun architectenbureau van 1956 tot 1977. (1922)
Projecten: Groenburgwal 32-34

Kasteel, van, Bart (1921-1988) wordt in Amsterdam geboren als zoon van een aannemer. Hij volgt de MTS Bouwkunde in Amsterdam in de periode 1938-1942, en vervolgt na de Tweede Wereldoorlog zijn opleiding aan het Voortgezet Bouwkunst Onderricht (1947-1949) en het Hoger Bouwkunst Onderricht (1949-1952) eveneens in Amsterdam. Onderwijl werkt hij voor korte tijd overdag in de praktijk bij J.W.H.C.Pot en van 1947 tot 1955 bij architect F.A.Eschauzier. In 1955 begint Van Kasteel als zelfstandig architect en voert veel werk uit in zijn geboorteplaats Amsterdam. In opdracht van Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, verzorgt hij een nieuwe ingangspartij voor het museum en realiseert hij een tussenverdieping, waardoor een restaurant, een leeszaal en het prentenkabinet onderdak kunnen vinden. Samen met architect J.Schipper verbouwt hij het Burgerweeshuis tot Amsterdams Historisch Museum (1966-1975). De prachtige overdekte Schuttersgalerij, die doorgang biedt naar het Begijnhof, maakt deel uit van deze verbouwing. Bij het Pulitzercomplex aan de Prinsen- en Keizersgracht laat Kasteel zien, hoe oude huizen een nieuwe bestemming kunnen krijgen zonder schade toe te brengen aan het stadsbeeld. Bij Prinsengracht 323 legt hij de voorgevel nauwelijks opvallend enkele meters terug om het gewenste voorpleintje voor het hotel te kunnen creëren. Met zijn restauratie van de Hollandse Manege aan de Vondelstraat weet hij een actueel centrum voor de paardensport tot stand te brengen. (1924)
Projecten: Prinsengracht 315; Prinsengracht 317; Prinsengracht 319; Prinsengracht 321; Prinsengracht 323; Prinsengracht 325; Prinsengracht 327; Prinsengracht 329; Prinsengracht 331; Pulitzer Hotel

Kat, de, Kees architect. (1923)
Projecten: Plantagekade 2-67; Plantage Kerklaan 169-199

KCAP Kees Christiaanse Architects & Planners, is een Nederlands architectenbureau dat in 1989 door Kees Christiaanse werd opgericht. Kees Christiaanse (1953) is een architect en stedenbouwkundige, vooral actief in Nederland en Duitsland. Nadat hij bij Rem Koolhaas had gewerkt startte hij twee firma's: Kees Christiaanse Architects & Planners (KCAP) in Rotterdam en het bureau Architects and Planners (ASTOC) in Keulen in 1990. Voor 2018 had Kees al drie partners aangesteld, Ruurd Gietema, Irma van Oort en Ute Schneider. In 2018 werd dit uitgebreid met Xavier Blaringhem, Jeroen Dirckx, Anouk Kuitenbrouwer, Edward Schuurmans en Renske van der Stoep. Zij leiden nu gezamenlijk het bureau. (2021)
Projecten: Alexandrine Tinnehof 1-22; Bundlaan 134-268; IJburglaan 725-835; Maria Austriastraat 2-52; Nicolaas Hennemanhof 1-16; Talbotstraat 3-21

Kempen, van, Hendrik Willem (Henk) (1899-1984) was architect BNA. Hij behaalde in 1920 het diploma aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten te Haarlem. Hij begon zijn eigen architectenbureau omstreeks 1928 en stopte rond 1973. Het merendeel van zijn werk bestaat uit villa’s waarvan vele in en rond zijn woonplaats Bloemendaal.
Projecten: Nes 85

Keyser jr, de, Hendrick (1613-1665), (de jonge) was de vierde zoon van de beroemde architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser (de oude). De jonge Hendrick werd in Amsterdam geboren en ging op zijn twintigste naar Londen. Daar werkte hij tot 1647 in de werkplaats van de beeldhouwer en architect Nicholas Stone, zijn zwager (Stone was getrouwd met Hendricks zus Maria). In 1647 kwam De Keyser terug naar Amsterdam, alwaar hij zich liet inschrijven in het metselaarsgilde.
Projecten: Kloveniersburgwal 29

Keyser sr, de, Hendrick (1565-1621), bijgenaamd "de oude", was een Amsterdamse architect en beeldhouwer. Hendrick de Keyser bouwde in een typische, zelfs Amsterdamse, renaissancestijl. Hendrick de Keyser kwam uit een geslacht van beeldhouwers. Hij was een leerling van de Utrechtse beeldhouwer Cornelis Bloemaert. De Keyser ging omstreeks 1590 met Bloemaert mee naar Amsterdam. Tijdens een verblijf in Londen werd hij beïnvloed door Inigo Jones, die zijn classicistische inspiratie op zijn reis naar Rome had opgedaan. De Keyser werd in 1595 stadsarchitect en stadssteenhouwer in Amsterdam, waar hij verschillende gebouwen ontwierp. Daartoe behoren het Oost-Indisch Huis, het Bestuurs- en administratiekantoor van de voormalige V.O.C. en de Westerkerk met de beroemde Westertoren, die na zijn dood door zijn zoon Pieter werd voltooid en zijn beroemdste werk zou worden. Naast deze gebouwen ontwierp en bouwde hij ook woonhuizen voor rijke particulieren. Beroemd zijn het mogelijk door hem voltooide Huis met de Hoofden en het Huis Bartolotti. Of het Huis Bartolotti van zijn hand is wordt van verschillende kanten betwist. Daarnaast heeft hij nog in vele andere plaatsen gebouwd en gebeeldhouwd. De stijl van De Keyser is rijk en herkenbaar, met veel losse elementen van witte steen in gevels van rode baksteen. Kenmerkend zijn de kleine pilasters, kroonlijsten, frontons en decoratieve elementen als vazen en zelfs al even monumentale pinakels. De laatste jaren van zijn leven woonde en werkte hij op de Verwersgracht (nu Groenburgwal 42).
Na zijn overlijden is hij begraven in de door hem ontworpen Zuiderkerk. Zijn grafsteen is er nog steeds aanwezig. Op 10 juni 2009 ging in de Zuiderkerk een verbouwing van start om de grafzerk van Hendrick de Keyser weer aan de oppervlakte te krijgen.
Van de zonen van Hendrick de Keyser werden Pieter de Keyser (1595-1676), Willem de Keyser (1603->1674) en Hendrick de Keyser jr (1613-1665) beeldhouwer. Thomas de Keyser (ca.1596-1667) werd een bekend kunstschilder.
Projecten: Groenburgwal 42; Haarlemmerpoort (4de); Jan Roodenpoortstoren; Keizersgracht 123; Nes 57; Nes 59-63; Nes 85; Singel 140-142

Keyser, de, Pieter (1595-1676) was een Nederlandse bouwmeester en beeldhouwer. Hij volgde zijn vader Hendrick de Keyser op en voltooide na zijn vaders dood een aantal van diens bouwwerken. In opdracht van zijn vader overzag Pieter de Keyser rond 1617 de bouw van het Huis Bartolotti aan de Herengracht. Na de dood van zijn vader in 1621 nam hij diens functie over als stadssteenhouwer en voltooide de Westerkerk en Noorderkerk en het Huis met de Hoofden op de Keizersgracht. Ook buiten Amsterdam voltooide hij nog werkzaamheden van zijn vader. Andere Amsterdamse bouwwerken van zijn hand waren onder meer de Saaihal (1641) in de Staalstraat en de galerij en jongensschool van het Burgerweeshuis, nu het Amsterdam Museum. Het Accijnshuis (1637) wordt meestal toegerekend aan Jacob van Campen maar was mogelijk een ontwerp van Pieter de Keyser.
Projecten: Keizersgracht 123; Staalstraat 7

Kerssens de Ruiter architecten. Het bureau is opgericht op 1 april 2001 door de twee vennoten John Kerssens en Peer de Ruiter, die elkaar in 1993 hebben leren kennen op de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Tijdens hun studie bleek al snel dat beiden op dezelfde manier dachten over de essentie van architectuur. Na het afstuderen in 2000 besloten ze om kerssens | de ruiter architecten op te richten. De ontwerpers, projectleiders en tekenaars hebben naast een solide bouw- en proceskennis een voorliefde voor architectuur. Samen met alle partijen kwalitatief hoogwaardige en gedegen duurzame projecten te realiseren is het doel.
Projecten: Lisdoddelaan 13

Kesper, Neil heeft sinds 1989 als adviseur restauratieplannen gewerkt bij het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg en is in 2001 voor zichzelf begonnen met Architectenbureau Lines B.V., later Buro Lines. De huidige bedrijfsnaam is NeilKesper BV. De werkzaamheden van NeilKesper variëren van het ontwerpen van nieuwbouw-, verbouwprojecten en tuinhuizen, inclusief het geven van de totale trajectbegeleiding, alsmede het opmeten en in kaart brengen van de bestaande situatie. Interieuradvies, interieur design, lichtadvies en interieurstyling behoren bij de werkzaamheden. Naast het begeleiden van deze bouwkundige activiteiten adviseert NeilKesper op het gebied van historische kleurgebruik en begeleidt bij de aanschaf van historische bouwmaterialen.
Projecten: Keizersgracht 532; Singel 390

Kirch, Jules H.M. (1919–1998) architect die veel bouwde voor katholieke opdrachtgevers waaronder verschillende winkels voor C&A.
Projecten: Diepenbrockstraat 3

Klaphout, D.C. als ir., architect en ontwerper was hij vooral actief als aannemer. Hij werd door Abraham Tuschinski aangezocht om de plaats van de in onmin geraakte Hijman Louis de Jong in te vullen bij de bouw van het Theater Tuschinski.
Projecten: Reguliersbreestraat 26-28

Klarenbeek, Hein (1915-1997) was een Nederlands architect. Hij studeerde aan de Technische Hogeschool te Delft van 1934-1942, waar hij afstudeerde op zowel Bouwkunde als Waterbouwkunde. Hein Klarenbeek is van 1934 tot 1975 actief als architect. Vanaf 1959 voerde hij tot 1975 een zelfstandig architectenbureau. Klarenbeek heeft vooral gebouwen ontworpen in Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, en Muntendam, waarbij woonhuizen, winkels, scholen, kerken, kantoren en bejaardenhuizen de hoofdmoot van zijn werk vormen.
Projecten: zie Berghoef & Klarenbeek

Klerk, de, Gerard (1925-2003). De Amsterdamse architect Gerard de Klerk is bekend geworden door de bouw van grote hotels en kantoren, die in de jaren '70 in de Amsterdamse binnenstad verrezen op de plaats van grote bedrijfscomplexen. Over opleiding is niets terug te vinden, maar wel in de privé sfeer zijn er enkele verhalen.
Gerard was de opvolger van dr.Jan Gajentaan in de rol van Amsterdamse Sinterklaas. Hij startte zijn carrière als goedheiligman in 1963 en was daarmee eenmalig op de televisie te aanschouwen. Vanaf 1964 zou de intocht op televisie jaarlijks in een andere plaats gefilmd worden, eerst met een onbekende Sinterklaas uit Hoorn en van 1965-1985 met Adrie van Oorschot in de hoofdrol. De Klerk was van 1963-1988 de Amsterdamse Sinterklaas en is daarmee de langstzittende Sint van Amsterdam (26 jaar). De enige rimpel in zijn ambtsperiode was het relletje in 1971 nadat er appels in plaats van pepernoten aan de kinderen waren uitgedeeld en de trouwe schimmel moest kokhalzen van de gevoerde klokhuizen. Een minder geslaagde traktatie op initiatief van de Vereniging van Amsterdamse Ziekenfondsen om de melktandjes te sparen. Het bleef bij deze ene misstap.
Liesbeth List komt bij hem op kantoor als secretaresse. Liesbeth zegt hierover: Ik ging in dienst bij Gerard de Klerk, een architect die ik had leren kennen doordat hij toevallig op bezoek was bij een huisgenoot. Hij klopte gewoon bij me aan, en vroeg of ik interesse had in secretaressewerk. Naast de modeopleiding deed ik Schoevers, een secretaresseopleiding van een dag in de week waar je voornamelijk leerde tikken, die opleiding deed iedereen in die tijd. Ik zei ja tegen de architect. Drie of vier ochtenden in de week zat ik in het architectenkantoortje aan de gracht. Het bureau was toen nog klein, maar later is De Klerk heel beroemd geworden. Hij heeft bijvoorbeeld het Marriotthotel op de plaats van de Amsterdamse Koepelkerk ontworpen en het hoofdstedelijke Sonestahotel (later Renaissance Hotel) aan de Stroomarkt. Ik moest brieven, facturen, overeenkomsten en aanbevelingen uittypen. Het was een hel, want ik schreef heel vaak een woord verkeerd. Dat kon je niet corrigeren, dus dat betekende dat ik weer helemaal opnieuw moest beginnen. Dat deed ik stiekem, ik schaamde me rot. Pas heel veel later bleek dat ik een beetje dyslectisch ben. Gelukkig kon ik heel goed koffie en thee zetten en rondbrengen. Bovendien had de architect geduld met mij. Het was een heel lieve man, die trouwens tot zijn dood ieder jaar Sinterklaas speelde in Amsterdam. Ik denk dat hij het interessant vond, zo'n meisje van de modevakschool met zangles. Tientallen jaren later heeft hij bekend dat-ie altijd een beetje verliefd op me was. De dagen op kantoor waren allemaal hetzelfde. Vroeg met de tram erheen, ik heb nog steeds een ongelofelijke hekel aan vroeg opstaan, en tikken. Ik wist dat ik gek zou worden als ik dit mijn hele leven moest doen. Ik heb tijdens die baan dan ook niks geleerd. Ik hoefde ook niks te leren, ik moest doen wat men vroeg.
Projecten: Kalverstraat 15-17; Prinsengracht 323; Pulitzer Hotel; Rokin 14-16

Klerk, de, Michel is een Nederlands architect (24 november 1884 – 24 november 1923). Hij is een zoon van de dan inmiddels 78-jarige diamantslijper Joseph Leman de Klerk en Rebekka Roeper. Michel is het 25e kind. De Klerk groeit op onder armoedige omstandigheden in de Amsterdamse Jodenbuurt. Na de dood van zijn vader wordt het weinige dat er over was door een broer van zijn moeder verkwanseld en moet zijn moeder als wasvrouw het gezin zien te onderhouden. In korte tijd verhuist het gezin minstens acht keer in de Jodenbuurt. Dit zou de opmaat kunnen zijn van een sombere en donkere architectuur maar niets is minder waar.
Doordat hij op de lagere school over een groot tekentalent bleek te beschikken, kon hij een vervolgopleiding volgen op de ambachtsschool. In 1898 nam architect Eduard Cuypers hem in dienst als hulpje. Eduard Cuypers had een groot bureau waar zowel kunstnijverheid als architectuurontwerpen werden gemaakt. De Klerk was bij aanvang van zijn dienstbetrekking amper veertien jaar oud. Hij zou twaalf jaar op het bureau van Cuypers blijven werken. Hier werkten ook Van der Mey en Kramer, waardoor later op dit bureau de kiem kon worden gelegd voor de bouwstijl van de Amsterdamse School.
Hoewel Cuypers een erg traditionele architect was, liet hij zijn medewerkers veel vrijheid en bood ze toegang tot zijn omvangrijke bibliotheek. Cuypers besteedde bovendien extra aandacht aan De Klerk en liet hem een opleiding tot bouwkundig tekenaar volgen. In dit klimaat kon De Klerk (en diens collega's) zijn talent verder ontwikkelen.
In 1910 trouwde De Klerk met Lea, de secretaresse van Cuypers. In hetzelfde jaar maakte hij een studiereis door Scandinavië en vestigde De Klerk zich als bouwkundig tekenaar in Sloten. Het echtpaar kreeg twee zonen.
Zijn eerste uitgevoerde opdracht was een huis in Uithoorn in 1911.
Architect en projectontwikkelaar H.A.J.Baanders bezorgde De Klerk daarna de opdracht voor het ontwerpen van een blok arbeiderswoningen aan het Johannes Vermeerplein in Amsterdam. Door deze opdracht zou zijn naam voor goed verbonden blijven met volkshuisvesting.
In 1915 nemen zijn tekeningen een prominente plaats in op de lustrumtentoonstelling van het Architectura et Amicitiae. Deze tentoonstelling betekent een doorbraak voor de stijl van De Klerk en geestverwanten die daarna de Amsterdamse School genoemd zal worden .
Michel de Klerk is bekend geworden als een van de voormannen van de bouwstijl de Amsterdamse School, naast Van der Mey en P.L.Kramer.
De ideeën van De Klerk komen optimaal tot uitdrukking in wat het icoon van de Amsterdamse School zou worden: Het Schip, een complex arbeiderswoningen in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam gebouwd voor woningbouwvereniging Eigen Haard.
Samen met Kramer ontwierp De Klerk ook een groot complex voor de sociaaldemocratische Algemeene Arbeiderscoöperatie De Dageraad aan de P.L.Takstraat, eveneens in Amsterdam. De Klerks socialistische opvattingen hebben bij het verkrijgen van deze opdrachten ongetwijfeld meegespeeld.
Toen in 1918 een begin werd gemaakt met de uitbreiding van Amsterdam volgens Berlages Plan Zuid was De Klerk een van de betrokken architecten. De grootschaligheid van het project en de belangrijke politieke inbreng daarbij hadden tot gevolg dat De Klerk sterk in zijn creativiteit werd beperkt. In plaats van op volkshuisvesting ging hij zich op particuliere opdrachten richten.
In 1923 werd zijn keuze voor deze lijn van opdrachtgevers bekroond met een opdracht voor het ontwerp van warenhuis De Bijenkorf in Den Haag. Michel de Klerk stierf echter een half jaar later. Eén van zijn laatste werken, de torenspits van de hervormde kerk in IJsselstein, werd na zijn dood op verzoek van zijn vrouw Lea alsnog uitgevoerd. De opdracht van De Bijenkorf werd overgenomen door zijn vriend en collega Piet Kramer.
Michel de Klerk stierf op 24 november 1923, zijn 39ste verjaardag, aan de gevolgen van een longontsteking. Architect Karel de Bazel, collega van De Klerk, overleed terwijl hij onderweg was naar de begrafenis van De Klerk.
Zijn vrouw en jongste zoon werden in de Tweede Wereldoorlog omgebracht in Duitse vernietigingskampen; Lea in Auschwitz en Edo in Sobibór. De oudste zoon overleefde de oorlog.
Projecten: Zwanenburgwal 29

Klein, Christiaan Willem Marinus (1788-1860) is opgegroeid in de 'Utrechtse fundatie van Renswoude', waar hij ook is onderwezen in de beginselen van de mathematische wetenschappen, waterbouwkundig tekenen en praktische waterbouwkunde. Klein was van 1812-1822 werkzaam bij Rijkswaterstaat als opzichter en laatstelijk als conducteur. Hij was landmeter en architect van het Hoogheemraadschap der Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland. Hij heeft vele belangrijke sluis-, haven- en zeewerken helpen ontwerpen, begroten, in tekening brengen en daarna in uitvoering gebracht, onder andere aan het Nieuwe Diep, te Hoorn, Alkmaar, Enkhuizen, Medemblik en elders. Het plan voor de Schut- en Uitwaterende sluis te Edam was ook van Klein afkomstig. Dat al zijn werken de stormen en hoge vloeden van 1824 konden doorstaan, bewees zijn waterbouwkundige vakbekwaamheid. In opdracht van het College van Uitwaterende Sluizen begon hij in 1817 aan het in kaart brengen van Noord-Holland. In 1826 verscheen een nieuwe, 16 vel tellende, kaart van Noord Holland. Hij ontving veel lof voor dit omvangrijke werk, o.a. van de Gouverneur van de Provincie en hoge rijksambtenaren. Van Zijne Majesteit Koning Willem II ontving hij goedkeuring en een extra beloning voor een door hem ontworpen kaart van het bedijkte Koegras. In december 1828 werd Klein benoemd tot directeur van Stadswaterwerken en volgde daarmee dhr. J.J.Ronzelen op. In 1835 werd besloten Klein te benoemen als directeur van het Fabrieksambt. Ook bleef hij directeur van de Stadswaterwerken (ook wel Sluis- en Modderwerken genoemd). Beide functies bekleedde hij tot april 1840. In 1839 werd Klein bij Raadsvergadering tot Commissaris der Publieke Werken benoemd. De Publieke Werken omvatten onder andere de Stadswerken, Het Stadsfabrieksambt en de Stadswaterwerken. In 1848 werd Klein 'eervol ontslagen' wegens gebreken aan het Oude Beursplein. Diverse architectonische ontwerpen zijn van hem bekend, waaronder enkele voor Natura Artis Magistra. (2023)
Projecten: Entrepotdok 85, 86, 87-98

Klinkhamer, Jacob Frederik (Jaap) (1854-1928) was een Nederlandse architect en hoogleraar bouwkunde. Jacob Klinkhamer groeide op in Amsterdam. Hij was de zoon van Hendrik Abraham Klinkhamer (1810-1872) en Theresia Smaale (1817-1871). Hendrik Abraham was eerste hoofdopzichter aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Daarnaast was hij tekenaar. Al op 18 jarige leeftijd was Jacob zijn beide ouders verloren. Hij studeerde toen nog aan de HBS. Vanafdat moment werd hij onder voogdij geplaatst van zijn oom Wijnand Klinkhamer die getrouwd was met Jeannette Arentine Bredius. In 1873 rondde hij de HBS af en vertrok voor een jaar naar Dresden, waar hij chemie studeerde aan de Polytechnische School. Hij maakte in die periode ook een reis door Duitsland met Geo Poggenbeek, een Amsterdamse schilder. Na deze ervaring in het buitenland begon hij aan zijn opleiding aan de Polytechnische School Delft. Klinkhamer heeft les gehad van Eugèn Gugel (vormleer en geschiedenis), Jan Morre (bouwtechniek), Eugène Lacomblé (boetseren), Paul Tétar van Elven (tekenen) en Adolf Lecomte (ornamenttekenen). Op 4 juli 1878 behaalde hij zijn diploma tot architect waarna hij nog drie jaar als assistent werkte bij professor Gugel. In 1882 keerde Klinkhamer terug naar zijn geboorteplaats Amsterdam en vestigde zich als zelfstandig architect. Hij moet voor een dergelijk keuze vrij veel financiele zekerheden hebben gehad en nuttige contacten. In 1883 trouwde hij Margaretha Elisabeth Bosscha. Zij was de dochter van Paulina Emilia van Kerkhoven en prof.dr.J.Bosscha. De Familie van Kerkhoven was in Nederlands-Indië actief in de theeplantages en later ook bij de aanleg van spoorwegen. Via deze connectie kreeg Klinkhamer aan het einde van zijn periode als zelfstandig architect de kans om ook overzee te bouwen. Hij bouwde het administratiekantoor voor de Nederlands-Indische Spoorweg-Maatschappij (1902) en een goederenloods in Semarang (1910), een villa in Bandung (1903) en een administrateurswoning in Sinabang (1913).
In 1892 kwam Bert Johan Ouëndag voor hem werken, waarmee hij zich associeerde in 1899 toen hij naar Delft vertrok voor een hoogleraarschap aan de Polytechnische School. Andere architecten die bij het bureau Klinkhamer & Ouëndag gewerkt hebben zijn A.van der Lee en C.Citroen. Het bureau is nog lange tijd blijven bestaan onder voortzetting van Ouëndags zoon.
De eerste stadsvilla's die Klinkhamer ontwierp bevonden zich binnen de Amsterdamse grachtengordel, en later ook in de nieuwe stadsuitbreiding van het plan Kalf, het huidige Oud-Zuid. Pas vanaf 1891 ontwierp hij ook landelijke villa's buiten Amsterdam. Kenmerkend aan het oeuvre van Klinkhamer (en passend in diens tijd) is het zoeken naar een juiste stijl zodat een bouwwerk schikt in zijn omgeving en functie. Hij ontwierp niet in een dominante persoonlijke stijl, maar koos een stijl naar het type opdracht.
Op 19 juni 1883 verwoestte een hevige ontploffing de Muidense kruitfabriek van de familie Bredius. Kruitfabrieken werden vaker geteisterd door ontploffingen, en werden dan meestal ook weer opgebouwd. Dit keer kreeg Klinkhamer de opdracht om de fabriek te herbouwen. Hierin werd hij geadviseerd door Jan Springer, stadsarchitect van Amsterdam. Dit was zijn kans om ervaring op te doen in de utiliteitsbouw. Bij een vergelijking van Klinkhamers fabrieksontwerpen met zijn openbare gebouwen valt het volgende op: Het gevelontwerp is altijd verbonden met de plattegrond. Bij zijn openbare gebouwen, past hij de plattegrond aan om symmetrie in de gevel te krijgen. Esthetica weegt hier zwaarder dan functionaliteit. Bij een fabriek gaat de functionaliteit echter voor, aangezien de hoofdzaak van een fabriek een efficiënte productielijn is en uiterlijk vertoon een nevenfunctie beslaat.
Na 13 jaar in opleiding en 17 jaar lang een bloeiende architectenpraktijk belandde Klinkhamer in een nieuwe fase van zijn carrière toen hij gevraagd werd als hoogleraar in Delft. De opvatting van Klinkhamer over de rol die de opleiding tot bouwkundig ingenieur moest vervullen was het aanleren van 'degelijke beginselen'. Daarna ontwikkelt de student zich verder tot 'bouwmeester' tijdens zijn loopbaan. Leerlingen van Klinkhamer en Evers, de eerste generatie moderne functionalisten, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het Nederlands architectuurlandschap van de twintigste eeuw. Onder deze groep zitten onder andere B.Bijvoet, J.Duiker en Henri Maclaine Pont. Naast zijn activiteiten als architect en docent is Klinkhamer gedurende zijn hele carrière actief geweest bij de Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst. Hij is een periode voorzitter geweest van de afdeling Amsterdam en jureerde regelmatig bij prijsvragen. Ook gaf hij vanaf 1903 dikwijls bouwtechnisch advies bij projecten. Hij heeft zijn werk op verschillende tentoonstellingen geëxposeerd, waaronder de wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1894. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan vh.48

Klous + Brandjes Hendrik Willem (Henk) Brakel (1925-2000) en Wijbrand Buma (1922-2006) hebben in 1952 het architectenbureau Brakel & Buma opgericht. Zij waren studiegenoten aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Cees Brandjes studeerde aan de TU Delft architectuur (1985). Hij is samen met F.Klous eigenaar sinds 1987 van Klous + Brandjes architecten. Zij gaan een samenwerking aan met Brakel & Buma als BBKB. Op een later moment bleven alleen Klous en Brandjes over onder de naam Klous + Brandjes architecten. (2021)
Projecten: Emmy Andriessestraat 382-440; Fritz Dietrich Kahlenbergstraat 32-34; Jan Vrijmanstraat 57-123; Jan Vrijmanstraat 227-321; Peter Martensstraat 33-35, 37-45

Knol, Chris (1926-2014) is vanaf 1956 architect bij bureau Kraaijvanger waar hij van 1966-1987 directeur is. In 1966 komt ook Ben Kraaijvanger aan het bureau werken. Hij is de zoon van Herman Kraaijvanger die samen met zijn broer Evert in 1927 het bureau oprichtte. Wanneer de in 1969 de broers terugtreden, treedt ook Ben Kraaijvanger toe tot de directie. Eén van Knols eerste werken vormt een hoogte punt in zijn oeuvre: Citykerk Het Steiger Sint Dominicus in Rotterdam (1960). De kerk is in 2013 benoemd tot Rijksmonument toen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 90 waardevolle en kenmerkende bouwwerken uit de wederopbouwperiode 1959-1965 selecteerde als wederopbouwmonument. Onder leiding van Knol, Jan Maas en Kraaijvanger ontwikkelt het bureau een herkenbare stijl: degelijke, chique en sobere 'corporate architecture'. Opdrachten worden netjes binnen de tijd en het budget afgerond. Het bureau was in deze tijd succesvol en nog nooit zo groot. In 1986 realiseert Knol het kantorencomplex Mariahoeve in Den Haag met het hoofdkantoor van verzekeringsbedrijf Aegon en verhuurbare kantoren. Een jaar na de oplevering van Aegon treedt Chris Knol in 1987 terug uit de directie. Twee jaar later wordt hij voor vier jaar benoemd tot voorzitter van de Bond van Nederlandse Architecten (BNA). In die rol stimuleerde hij architecten om hun werkterrein te verbreden naar bijvoorbeeld huisvestingsadvies, onderzoek en project- en productontwikkeling.
Projecten: Wibautstraat 150

Koers Zeinstra van Gelderen Jurjen Zeinstra (1961) studeerde architectuur aan de TU Delft (1988). Hij had zijn eigen bureau Jurjen Zeinstra (1993-1996) en ging in 1996 samen met Ira Koers en Mikel van Gelderen in Koers Zeinstra van Gelderen architecten. Ira Koers verliet in 2003 het bureau om voor zichzelf te beginnen. Vanaf 2003 is het Zeinstra van Gelderen architecten.
Mikel van Gelderen (1963) studeerde architectuur aan de TU Delft (1994). Hij begon zijn loopbaan in 1994 bij Steigenga Smit Architecten. Van 1995 tot 1996 werkte hij bij Atelier Zeinstra van der Pol, waarna hij in 1996 samenwerking begon met Ira Koers en Jurjen Zeinstra in Koers Zeinstra van Gelderen. Met het vertrek van Ira Koers in 2003 werd dat Zeinstra van Gelderen architecten.
Ira Koers studeerde architectuur aan de Gerrit Rietveld Academie. Na haar vertrek bij Koers Zeinstra van Gelderen begon zij in 2003 haar eigen bureau.
Projecten: Daguerrestraat 3-53; IJburglaan 551-725; Johan van der Keukenstraat 2-150; Joris Ivensplein 2-116

Kok, Abel Antoon (1881-1951) werd kort na 1900 één van de architecten die zich inzette voor een behoedzame vernieuwing van de Amsterdamse binnenstad en een actief behoud van het historisch stadsbeeld. In zijn werk is de grens tussen restaureren en vernieuwen lastig waarneembaar geworden. De stedelijke bouwwerken moesten zoveel mogelijk gerespecteerd worden en Kok en zijn medestanders bekritiseerden de blinde vooruitgangsdrift van de negentiende eeuw en wezen op de maatschappelijke betekenis van het erfgoed dat door velen werd beschouwd als oude troep. Hij was vele jaren een actief lid van de Bond Heemschut.
Kok had een betrekkelijk eenvoudige opleiding genoten. Na het lager onderwijs bezocht hij de driejarige HBS, om vervolgens in de praktijk het timmervak te leren. Tegelijkertijd volgde Kok op de avondschool aanvullend onderwijs in de bouwkunde. Hij trad in dienst bij toonaangevende architectenbureaus als C.B.Posthumus Meyjes sr. en F.W.M.Poggenbeek. Hier leerde hij de finesses van het vak waarbij de lessen in detailleren richtinggevend werden voor zijn werk.
Zijn eerste zelfstandige werk in Amsterdam kwam tot stand in samenwerking met A.R.Hulshoff. Hun architectenbureau heeft slechts van 1908 tot 1915 bestaan. Gebrek aan werk gedurende de oorlogsjaren was reden om in dienst van de gemeente te treden. Kok besloot in 1920 om weer zelfstandig architect te worden en hij vestigde zich Herengracht 495 onder de naam architectenbureau A.A.Kok. Als particulier architect bewoog Kok zich vooral op het gebied van de restauratie, waarin hij tussen 1915 en 1940 een belangrijk aandeel heeft gehad, niet alleen in Amsterdam, maar ook daarbuiten. De door zijn ervaring verkregen kennis van de historische bouwkunst zette hem er toe om een eigen Atlas op te bouwen, een verzameling tekeningen en afbeeldingen van gebouwen met vooral documentaire waarde. Deze Atlas is aanwezig op het Stadsarchief Amsterdam. Hij was actief lid van Genootschap 'Architectura et Amicitia' en de Bond Heemschut. In 1939 werd door hem de Heemschut-serie opgezet, waarbinnen hij zelf het auteurschap van vijf boekjes voor zijn rekening nam. Binnen deze serie zijn de delen Amsterdamsche Woonhuizen (1941) en Historische Schoonheid van Amsterdam (1941) geliefde lectuur geworden voor Amsterdam-kenners.
Projecten: Herengracht 410; Herengracht 412; Herengracht 476; Herengracht 556; Oudezijds Voorburgwal 136; Recht Boomssloot 39; Staalstraat 7

Kok, IJsbrand (1911-1980), zoon van Abel Antoon Kok. Hij volgde zijn opleiding aan de Industrieschool, afdeling Bouwkunde, in Amsterdam. Ook hij is vooral bekend geworden als restauratiespecialist. IJsbrand werkte op het architectenbureau van zijn vader en heeft het bureau na zijn dood voortgezet. Met zijn eigen overlijden kwam een eind aan Architectenbureau A.A.Kok.
Projecten: Dam 11

Köther Salman Koedijk Architekten bestond van 1989 tot 2011 en was het architectenbureau van Ton (Antonius Maria Henricus) Salman (1955), Pim Köther (1959) en Ad Koedijk (1959). Pim en Ad kennen elkaar al vanaf het eerste jaar op de HTS, waar zij civiele techniek studeerden, voordat ze in 1988 afstudeerden aan de afdeling Bouwkunde van de TU Delft. Sinds 2011 werken Pim Köther en Ad Koedijk samen als KENK (Köther EN Koedijk). (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 4-10; Fritz Zieglerstraat 2-152; Johan van der Keukenstraat 99-125; Joris Ivensstraat 1-13; Krijn Taconiskade 304-408 ; Mata Harihof 1-12; Pampuslaan 27-43

Korth Tielens architecten is in 2001 opgericht door Mike Korth en Gus Tielens. Gus is afgestudeerd aan de TU Delft richting architectuur (1998). (2021)
Projecten: Eva Besnyöstraat 36-92; IJburglaan 1503-1571; IJpromenade

KOW architectuur is gesticht door Hans Kuiper en Aad Wubben. Op 1 juni 2009 aanvaardde Hans Kuiper de positie van hoofd dienst Stedenbouw van de gemeente Den Haag. De leiding van het architectenbureau werd overgedragen aan een jonge vierkoppige directie, René Marey (1969), Anjelica Cicilia (1977), Edward van Dongen (1967) en Victor Verstappen (1968). In 2019 heeft Hans Kuiper als grondlegger van het bureau afscheid genomen. René Buur, Roel Jansen, Pieter Sitsen en Sebastiaan Jansen vormen de nieuwe directie. (2021)
Projecten: Emmy Andriessestraat 206-336

Kraaijvanger Architecten Het oeuvre van bureau Kraaijvanger Architecten, geleid door de gebroeders Evert en Herman Kraaijvanger, behoort tot één van de meest omvangrijke van de afgelopen eeuw in Nederland en is onlosmakelijk verbonden met de wederopbouw van Rotterdam. Niet alleen vanwege het grote aantal gebouwen dat het bureau hier tussen 1940 en 1965 realiseerde, maar ook vanwege de cruciale rol in de planvorming en implementatie van het wederopbouwplan. Hoewel het totale oeuvre van het bureau sterk leunt op de bijdragen aan de wederopbouw van Rotterdam, vindt men de door Kraaijvanger gerealiseerde ontwerpen verspreid over heel Nederland. Opvallend is de grote verscheidenheid aan opdrachten die het bureau heeft uitgevoerd. Het repertoire is typologisch en programmatisch zeer breed: bankgebouwen, warenhuizen, woonhuizen, flatgebouwen, kantoortorens, bedrijfsgebouwen, ziekenhuizen, scholen en kerken. De katholieke signatuur van het bureau zorgde voor een grote hoeveelheid gelijk gezinde opdrachtgevers en bepaalde lange tijd de aard van de opdrachten. In de jaren vijftig en zestig steeg de productie tot haast duizelingwekkende hoogte. De grote klantenkring die in deze jaren werd opgebouwd, vormde een solide basis voor latere opdrachten en verdere groei van het bureau.
In 1927 zetten Evert en Herman Kraaijvanger op jonge leeftijd het bureau van hun vader B.Th.Kraaijvanger voort. Vader Kraaijvanger noemde zich aanvankelijk nog architect-timmerman. In de beginjaren van het bureau was de ambachtelijke werkwijze, zoals het vak door vader Kraaijvanger werd uitgedragen, nog sterk aanwezig. De opdrachten, voornamelijk in Rotterdam, waren overzichtelijk qua maat en programma. Uitgangspunten voor het ontwerp waren de functie, de plek en vooral de betekenis van het gebouw. Voor de voornamelijk katholieke opdrachtgevers werden met name scholen, kerken en kloosters gebouwd. In de vormgeving werd aansluiting gezocht bij de tradities van de Nederlandse baksteenarchitectuur en het werk van architecten als H.P.Berlage, A.J.Kropholler en G.Friedhoff. De Kraaijvangers zagen hun werk als voortzetting van een eeuwenlange bouwtraditie. In de architectuur dienden maatschappelijke normen en waarden tot uitdrukking te komen. Het ambacht van de bouwkunst werd de beide broers met de paplepel ingegoten.
Everhardus Hubertus Antonius Kraaijvanger (Evert) (1899-1978) studeerde aanvankelijk bouwkunde aan de T.H. in Delft, maar maakte na zijn propedeutisch examen een overstap naar civiele techniek. De colleges bouwkunde bleef hij echter volgen. Hermanus Maria Josephus Hubertus Kraaijvanger (Herman) (1903-1981) werd binnen het bureau aangeduid met 'HK'. Herman studeerde bouwkunde aan de HTS in Utrecht en voltooide zijn opleiding aan de Academie voor Hoger Bouwkunde Onderricht in Amsterdam.
Tezamen vormden ze een ideale en zeer profijtelijke combinatie. In snel tempo groeide hun samenwerking uit tot één van de grootste architectenbureaus van Nederland. De taakverdeling zou gedurende de ruim veertig jaar die ze aan hun architectenpraktijk besteedden, dezelfde blijven. Evert leverde de technische expertise en was bovenal organisator van het bureau. Herman was de vormgever en had de leiding over ontwerpers en tekenaars.
Het bureau werd in de jaren zeventig onder de naam Kraaijvanger Architecten voortgezet door Hermans zoon Ben Kraaijvanger, die in 1992 terugtrad. Dirk Jan Postel en stedenbouwkundige Donald Lambert vormden toen Kraaijvanger Urbis. In 2012 werd de naam veranderd in Kraaijvanger Architects. Donald Lambert ging in 2007 zelfstandig verder met stedenbouwkundig bureau Urbis.
Naast hun loopbaan als architect vervulden Evert en Herman Kraaijvanger diverse publieke functies. Evert Kraaijvanger werd in 1928 voor de Roomsch Katholieke Staatspartij (RKSP) lid van de Rotterdamse gemeenteraad. Over zijn rol als raadslid is weinig bekend, maar het ligt voor de hand dat onderwerpen op het gebied van architectuur en stedenbouw zijn bijzondere aandacht trekken. Zijn opvattingen over architectuur en maatschappelijke vraagstukken worden sterk bepaald door het katholieke geloof. Illustratief voor zijn levensovertuiging is zijn commentaar op het uitbreidingsplan voor de Rotterdamse wijk Blijdorp, dat in 1929 in de raad werd behandeld. Evert Kraaijvanger toonde waardering voor het ontwerp van W.G.Witteveen en W.Kromhout, maar merkte op dat er meer behoefte was aan ruime huizen voor grote gezinnen. Daarnaast bepleitte hij meer ruimte voor scholen en kerken. Maar hij toonde zich bovenal architect door zijn zorg uit te spreken over de kwaliteit van de architectuur. Om die reden stelde hij voor om binnen de dienst Stadsontwikkeling een aparte afdeling op te richten ter beoordeling van de architectonische ontwerpen.
Projecten: Wibautstraat 150

Kramer, Pieter Lodewijk (Piet) (Amsterdam, 1 juli 1881 – Santpoort, 4 februari 1961) was een Nederlands architect en één van de voornaamste vertegenwoordigers van de Amsterdamse School. Hij is vooral bekend als architect van de Haagse Bijenkorf en van honderden bruggen in Amsterdam.
Piet Kramer werd geboren aan de Prinsengracht in het gezin van de van oorsprong Friese arts Folkert Nicolaas Kramer en Anna Rolff. Vader Kramer was gedurende langere tijd Officier van gezondheid 2e klasse in Nederlands-Indië.
Van de kinderen uit de twee huwelijken van Piet Kramer werd:
Friso Kramer (1922) industrieel vormgever.
Melisande Kramer (1928) kunstenares. Haar peetmoeder was Ellen Wijdeveld, kunstenares met stoffen en vrouw van collega-architect Hendrik Wijdeveld. Melisande zei zelf beïnvloed te zijn door haar vaders liefde voor oosterse kunst. Kramer maakte onder andere kleding en wandkleden in oosterse stijl. Een "portret" van haar is te vinden in een van de beelden aan het Muzenplein.
Annemarie Kramer is ook vastgelegd in één van de beelden aan het Muzenplein; waarschijnlijk in het beeld "Een meisje met kat en vogel".
Kramer werkte van 1903 tot 1913 op het architectenbureau van Eduard Cuypers, waar ook Michel de Klerk en Jo van der Mey werkzaam waren. Het drietal Kramer, De Klerk en Van der Mey ontwierp in 1911 het Scheepvaarthuis, dat geldt als eerste grote voorbeeld van Amsterdamse Schoolarchitectuur. Na 1913 was Kramer werkzaam op het bureau van K.P.C.de Bazel.
Van 1917 tot 1952 was hij architect bij de afdeling Bruggen van de Gemeentelijke Dienst der Publieke Werken. In totaal ontwierp Kramer zo'n tweehonderd bruggen. Bij die bruggen ontwierp hij ook vaak de bijbehorende brughuisjes, het smeedwerk en zelfs de beplanting. Het beeldhouwwerk werd meestal door Hildo Krop verzorgd. Van deze vele bruggen draagt de P.L.Kramerbrug zijn naam, deze verbindt de Jozef Israëlskade met de Amstelkade ter hoogte van de Amsteldijk.
Ook ontwierp Kramer in de jaren 20 diverse woonblokken in de nieuwe wijken Plan West en Plan Zuid. De meest bekende hiervan zijn de arbeiderswoningen De Dageraad van de gelijknamige woningbouwvereniging in de Nieuwe Pijp uit 1921, die in samenwerking met De Klerk tot stand kwamen. De hoekpartij van het complex Pieter Lodewijk Takstraat- Burgemeester Tellegenstraat is hier zeer opvallend. Net als bij het torentje van De Klerk aan de Hembrugstraat had deze geen functie, maar was puur als versiering bedoeld.
Buiten Amsterdam ontwierp Kramer onder meer de Bijenkorf (1924-1926) in Den Haag en een tuinmanswoning en drie villa's in Park Meerwijk in Bergen. De drie villa's werden al spoedig door brand verwoest. Ook leverde Kramer bijdragen aan het tijdschrift Wendingen.
Een overzicht van de vele ontwerpen waar hij alleen of met collega’s aan heeft gewerkt: 1921: Het Zwarte Huis of Huize Windroos, Okeghemstraat; 1921: Brug nr. 400 (naderhand P.L.Kramerbrug genoemd); 1923: Plan West, Hoofdweg-Postjesweg; 1925: Vierwindstrekenbrug (brug nr.381); 1927: woningcomplex en leeszaal Coöperatiehof, met Van Buurenmonument (1936); 1928: winkelinterieur van de hedendaagse Patisserie Holtkamp (Vijzelgracht); 1936: Mariniersbrug (brug nr.272); 1937: Stadionbrug (brug nr.413), Zuider Amstelkanaal; 1947: Vondelbrug (brug nr.200), Vondelpark; 1953: Brug nr.604, met pergola's, Burgemeester Röellstraat over Burgemeester Cramergracht; Woonblok met winkels aan het Van der Helstplein 1-17.
Projecten: brug 341, Fré Cohenbrug

Kromhout, A.C. (1923-) gaat in 1973 tijdelijke een samenwerking aan met Jacob Groet voor de bouw van meerdere flatgebouwen in Amsterdam-Noord en de Bijlmermeer.
Projecten: Dennenrode

Kuijt, Johannes Theodorus Aloysius Maria (Jan) (1884-1944) werd geboren als tweede zoon in een kinderrijk katholiek gezin. Zijn vader Wilhelmus Petrus Kuijt was commissionair in koloniale waren, gevestigd op de Prinsengracht, en zijn moeder Bernadina ter Meulen stamde van de bekende Rotterdamse manufactuurfamilie Ter Meulen. Kuijt bekwaamde zich in de bouwkunde, mogelijk samen met zijn toekomstige zwager Charles Estourgie, die de Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkenden Stand in Amsterdam bezocht, kweekplaats van vele later vooraanstaande architecten. Hij trouwde in 1914 met Anna Tissot van Patot, dochter van een winkelier in herenconfectie. Ze kregen 10 kinderen. Haar oudere zuster Elisa Tissot van Patot was getrouwd met bovengenoemde Estourgie, toentertijd werkzaam bij het vooraanstaande bureau van Eduard Cuypers.
Op jonge leeftijd werd Kuijt in 1906 lid van het Genootschap Architectura et Amicitia, dat een belangrijk aandeel had in de architectuurvernieuwing in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Kuijt werd tot de vooruitstrevende katholieke architecten gerekend. Zijn werkzame leven valt deels samen met de opkomst en de neergang van het expressionisme in de Nederlandse architectuur, ook bekend onder de naam Amsterdamse School. Kuijt verwerkte elementen van de Amsterdamse School, maar later ook van de art deco en de Nieuwe Zakelijkheid in zijn ontwerpen. Het eigen idioom dat hij zo ontwikkelde, wordt wel zakelijk expressionisme genoemd. Werden zijn gebouwen door het publiek zeer gewaardeerd, bij stijlzuivere beoordelaars had hij geen goede pers, reden dat weinig over zijn werk is geschreven. Daar droeg toe bij dat hij bij een revolutionaire reorganisatie van het genootschap A et A in 1917 niet bij de zelfbenoemde voorhoede van afgevaardigde leden werd ondergebracht.
Gezien zijn katholieke achtergrond en de culturele scheiding die de verzuiling in die tijd inhield, is het niet verwonderlijk dat Kuijts opdrachten vooral van katholieke ondernemers en religieuze instellingen afkomstig waren. Aanvankelijk waren dit vooral winkeliers in de kledingbranche. Vanaf midden jaren twintig nam zijn werk als hoofdarchitect voor Vroom & Dreesmann in omvang sterk toe. Toch was hij daar zeker niet van afhankelijk, want Kuijt had een afwisselend opdrachtenpakket, dat bankfilialen, villa's, scholen, kerken, kloosters en de Fordfabrieken aan de Hemweg in Amsterdam omvatte. Ook in de Amsterdamse volkshuisvesting was Kuijt actief; hij ontwierp diverse woningblokken voor de woningbouwvereniging Dr.Schaepman.
Jan Kuijt woonde zijn hele leven in Amsterdam. Eerst op de Paleisstraat 8 (1914-1921), vervolgens Rokin 32 (1921-1927), P.C. Hooftstraat 15 (1927-1938) en als laatste woonadres Oranje Nassaulaan 15 (1938-1944). Hij overleed op 9 februari 1944 aan een hartstilstand en werd bijgezet in het familiegraf op de R.K.Begraafplaats Buitenveldert.
Projecten: Kalverstraat 213-215; Kloveniersburgwal 47; Rokin 168

Kuipers, Foeke (1871-1954) was een zoon van een Friese timmerman-aannemer die zich aan het einde van de jaren 1870 in Amsterdam vestigde. Foeke ontving zijn bouwkundige opleiding bij J.F.Klinkhamer en H.P.Berlage aan de Quellinusschool, een kunstnijverheidsschool opgericht door P.J.H. Cuypers om ambachtslieden te kweken voor de bouw van het Rijksmuseum in Amsterdam. Hij behaalde daar ook de zilveren medaille, de hoogste onderscheiding van de school. Na zijn opleiding werkte Kuipers achtereenvolgens op het bureau van Klinkhamer en C.B.Posthumus Meyjes. Zijn eerste opdracht als zelfstandig architect was, in samenwerking met zijn broer Roelof Kuipers, het ontwerp voor het pakhuiscomplex van het Nederlandsche Veem aan de Van Diemenstraat. Zijn oudere broers Tjeerd en Roelof waren eveneens architect. Foeke's oeuvre bestaat grotendeels uit villa's veelal uitgevoerd in cottagestijl.
Projecten: Dam 25-29

Laarman, Petrus Franciscus (1842-1914). Hij was een zoon van de boekdrukker en handelaar Johannes Hermanus Laarman en Eleonora Henrica Schmedding. Hij trouwde op 23 augustus 1888 met Maria Hendrika Thuyn de Ligny. Na zijn studie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten was Laarman als architect actief vanaf 1866. Hij voerde veel verbouwingen uit van woonhuizen en winkels in Amsterdam en ontwierp enkele monumentale gebouwen, waaronder Villa Betty (1877) aan de Overtoom en een villa aan de Weteringschans.
Projecten: Nes 120; Warmoesstraat 139

Lafour & Wijk Na zijn studie was Lucien Lafour (1942) werkzaam op de architectenbureaus van Piet Blom, Aldo van Eyck en Theo Bosch. Lafour, wiens familie uit Suriname kwam, heeft altijd een sterke band gehad met Suriname. In 1970 vertrok hij naar Suriname om daar een architectenpraktijk op te bouwen. Lafour ontwierp woningen, gezondheidscentra en scholen in Suriname. In 1977 werkte hij samen met Rikkert Wijk aan de bouw van een school in Galibi aan de oostgrens van Suriname. Dat leidde tot regelmatige samenwerking en in 1981 vestigden Lafour en Wijk zich in Amsterdam. Daar maakte het Architectenburo L.Lafour en R.Wijk naam met diverse woningbouwprojecten in Amsterdam. In veel gevallen ging het om projecten die moesten worden ingepast in de bestaande stedelijke structuur. Voorbeelden zijn de bebouwing op het Realeneiland, de nieuwbouw op het voormalige abattoirterrein, het Olympisch kwartier en de Zeeburgerdijk-Oost. Daarnaast bleef het bureau projecten realiseren in Suriname zoals de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Lafour is de drijvende kracht achter de Stichting Brasa die zich sinds 2000 inzet voor volkshuisvesting in Suriname. In 2009 heeft Rikkert Wijk, voormalig partner architect, zich teruggetrokken en is Inez Liem tot de directie toegetreden. Inez Liem is sinds eind jaren ’80 werkzaam binnen het bureau. Sindsdien is het bureau bekend als Lafour Architecten.
Projecten: Ben van Meerendonkstraat 75-213; Erich Salomonstraat 207-223; Johan Huijsenstraat 44-54; Marius Meijboomstraat 22-160; Mattenbiesstraat 1-47, 163-209; Peter Wotkehof 2-16; Ruisrietstraat 3; Talbotstraat 111-165; Vennepluimstraat 2

Lammers, Theodorus Johannes (1890-1972). Architect Lammers begon zijn opleiding met het doorlopen van de Kunstnijverheidsschool Quellinus, afdeling bouwkunde. Daarna ging hij naar de Rijksschool voor tekenleraren op de bovenverdieping van het Rijksmuseum en heeft daar onder andere les van Kromhout. Lammers wilde echter geen leraar worden en besloot te gaan studeren aan de Stadtisches Politechnisch Institut Friedberg te Hessen, afdeling Architectur-Hochbau. Later vestigde hij zich weer in Holland en was werkzaam bij het architectenburo van G.van Arkel. Vervolgens werkte Lammers bij het buro Baanders, waar ook De Klerk en Blaauw werkzaam waren. Hij was nadien werkzaam op het bureau van Warners en heeft meegewerkt aan de plannen voor een flatgebouw aan de Lairessestraat te Amsterdam. Als zelfstandig architect kwam in 1913 de eerste opdracht; een villa in het Willemspark te Amsterdam. Deze opdracht werd gevolgd door vele werken, zoals het Laboratorium van de Vrije Universiteit; scholen in Bergen en Amsterdam; kantoorgebouwen; woningenblokken en complexen. Lammers werd door architect J.F.Staal in de toen heel kleine B.N.A. als lid geintroduceerd. (2021)
Projecten: Ferdinand Bolstraat 32; Uiterwaardenstraat 285-291

Landlab studio voor landschapsarchitectuur is een samenwerkingsverband van Bram Breedveld en Ed Joosting. Het bureau zet zich consequent in als pleitbezorgers van groene steden. Landlab benadert projecten in simpele stappen, maar nooit in een rechte lijn. Het is een kwestie van sites verkennen, (bodem)archieven doorspitten, het verleden respecteren, naar de toekomst kijken, ordenen en vereenvoudigen. Binnen een zorgvuldige interpretatie van deze brede context zoekt LANDLAB naar elementen van verandering en continuïteit. De ontwerpen streven naar een evenwicht tussen alle betrokken belangen – economisch, ecologisch en sociaal. Lokale bewoners, belanghebbenden en professionals dragen allemaal bij aan het onderzoeks- en ontwerpproces van het team. Samen met een doordachte materiaalkeuze, functionaliteit en flexibiliteit worden plannen veerkrachtig, klimaat- en toekomstbestendig gemaakt.(2023)
Projecten: IJpromenade

Langhout, Gerard Johan (1879-1962) was een zoon van de architect en makelaar Willem Langhout. Hij studeerde civiele techniek aan de Polytechnische School in Delft en werkte daarna samen met zijn vader vanuit hun kantoor aan de Weesperzijde. In 1912 trouwde hij met Johanna Geertruida (Hansje) Jonker. Langhout was gespecialiseerd in fabrieksgebouwen. Voor de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal (Werkspoor) bouwde hij in de jaren 1910 diverse gebouwen op het fabriekscomplex in Utrecht-Zuilen. Nadat enkele hallen op het Amsterdamse Werkspoor-terrein in 1922 door brand waren verwoest, werden ze door Langhout herbouwd. Begin jaren '30 tekende hij enkele nieuwe hallen op het Werkspoorterrein, die er nog altijd staan maar verscholen gaan achter gevelplaten. Vanaf 1919 werkte Langhout aan de nieuwe werf van scheepsbouwer NSM in Noord. (2021)
Projecten: Nes 5-7; Nes 9

Langhout, Willem (Woubrugge 1850 - Bussum 1936). Langhout is een niet zo bekende architect omdat zijn naam niet verbonden is aan één of meerdere grote publieke gebouwen. Hij was een architect van de particuliere sector. Hij bouwde woonhuizen, winkels, een hypotheekbank, grote en kleine fabrieken en villa’s en was zo betrokken bij de bouw van een aantal panden in Amsterdam. Hij werd geboren als zoon van Gerard (Gerrit) Langhout die metselaar en handelaar in bouwmaterialen was en gespecialiseerd in de levering van zesruits schuifkozijnen met binnenpanelen. Hij zal de kneepjes van het vak dus in eerste instantie wel in het bedrijf van zijn vader hebben geleerd. Midden jaren zeventig werkte hij een tijdlang als opzichter bij de Leidse architect J.G.van Parijs totdat hij zich in 1877 in Amsterdam vestigde. Enkele jaren later liet hij zich beëdigen als makelaar in onroerende en roerende goederen waardoor hij gemakkelijker toegang kreeg tot de wereld van bouwondernemers, verhuurders en exploitatiemaatschappijen.
Zo nam hij deel in een ontwikkelingsmaatschappij die zich roerde op het bolwerk De Wetering waar Eerste Weteringplantsoen 6 van zijn hand is. Andere gebouwen aan de toenmalige buitenrand van Amsterdam van zijn atelier zijn Frederiksplein 12, Leidsekade 103 (de woning van Harry Mulisch), het grote buitenhuis ‘Buitenlust’ aan de Weesperzijde. Samen met J.W.Meijer bouwde hij aan de Weesperzijde de Deli-brouwerij en samen met J.van Looy de Utermühlen verbandstoffenfabriek en een aantal woonhuisblokken. Hij maakte bovendien stratenplannen en leverde ontwerpen voor woonblokken in onder meer de Grensstraat, de Schoolstraat, Burmanstraat en Gijsbrecht van Aemstelstraat 4-14. In 1881 bouwde hij Weesperzijde 59-62. Hij ging er omstreeks 1887 zelf wonen en bouwde in de tuin een kantoor annex atelier in vakwerk- en chaletstijl. Dit schilderachtige gebouwtje staat er nog steeds puntgaaf, inclusief de karakteristieke vensterroetjes en het oude tuinhek langs de Burmanstraat. Het is waarschijnlijk het oudste vrijstaande architectenatelier van Amsterdam. Veel van het werk van Langhout in de Weesperzijdebuurt is bewaard gebleven.
Verdere gebouwen van zijn hand zijn Heiligeweg 43-45, ’s-Gravenhekje 4 (1889), Keizersgracht 18 en op de hoek van Dam 4-6 en Nieuwendijk het voormalig kledingmagazijn Kattenburg en ernaast, onder één dak en in dezelfde stijl, het expeditiekantoor van Van Gend & Loos.
Af en toe werkte hij samen met zijn zoon, ir.G.J.Langhout (1879-1962), die met J.F.Staal in 1930 het Telegraafgebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal zou bouwen. Vader en zoon werkten onder meer samen bij de bouw van de villa Van Eeghenstraat 90.
Projecten: Dam 4; Eerste Hugo de Grootstraat 13

Langkemper, A.J.A. Bouwkundige met Jordanese roots uit een geslacht van timmerlieden/aannemers. Vormt als voorzitter met nog twee bouwkundigen en zes andere Jordaanbewoners de Stichting Blijvend Jordaan die zich inspant voor het behoud van de Jordaan. Zij proberen de overheid weer in beweging te krijgen en de bevriezingsverordening die voor deze buurt al sinds 1948 geldt van tafel te krijgen. Volgens de stichting kunnen de monumenten voor veel geld worden hersteld en bewaard. Van zijn hand verschijnt er in 1968 een boekje ‘De noodklok luidt over de Jordaan...!’ Hij maakt zich tevens hard voor een vergroting van het subsidiebedrag per woning, dat al 15 jaar op hetzelfde bedrag is vastgesteld en geen enkele rekening houdt met de sterk gestegen materiaalprijzen.
Projecten: Lindengracht 149-163; Lindengracht 165-169

Lansdorp, Nicolaas (Nico) (1885-1968) begon zijn carrière als gemeentelijk architect tijdens de Eerste Wereldoorlog in Rotterdam, maar maakte in 1919 de overstap naar Amsterdam. De eerste tien jaar werkte Lansdorp er onder toeziend oog van A.R.Hulshoff. Hij was een populaire kandidaat voor gemeentelijke schoonheidscommissies, hij was lid in Amsterdam, Rotterdam, Delft, Kampen, Schiedam en Zandvoort, en nam regelmatig deel aan ontwerpprijsvragen. Samen met collega's Gerrit Jan Rutgers, Arend Jan Westerman en Th.R.Luyken won hij de Grand Prix in Parijs. Zijn bijdrage aan de Amsterdamse inzending werd gevormd door zijn ontwerp voor het raadhuis (het huidige The Grand) en drie scholen: aan het Hygieaplein, de Kattenburgerkade en de Jan Lievensstraat. In 1929 werd hij benoemd tot hoofdarchitect van de Amsterdamse gemeentelijke woningdienst, en werd hij verantwoordelijk voor de bouw van tientallen monumentale gebouwen, waaronder een groot aantal scholen. Het Vossiusgymnasium is het laatste schoolgebouw dat volgens de visie van Lansdorp werd gebouwd. Lansdorp was toen inmiddels benoemd als hoogleraar bij de opleiding Bouwkunde in Delft.
Projecten: Gerrit van der Veenstraat 99

Laumanns, Hans J. was hoofdambtenaar bij Groen van Publieke Werken van Amsterdam ten tijde van de bouw van de Bijlmermeer. De stads- en landschapsplanoloog Laumanns, werkte aan de invulling van de Bijlmermeer en later aan de invulling van Almere-Haven en Muziekwijk.
Projecten: Nelson Mandelapark

Leeghwater, Jan Adriaanszoon (1575-1650) was een Nederlandse molenmaker en waterbouwkundige. Hij bedacht de houten achtkant en de bovenkruiende oliemolen. Daarmee was het mogelijk de molen altijd recht in de wind te kruien. Hij was betrokken bij diverse droogmakerijen.
In 1640 vestigde hij zijn timmerwerf bij de Haarlemmerpoort in Amsterdam. Later, toen hij naar Amsterdam verhuisd was, maakte hij ook een ontwerp voor de toren van de Nieuwe Kerk, die echter nooit gebouwd is om de architectuur van het nabijgelegen stadhuis, nu paleis op de Dam, waar hij overigens metselaar van was geweest, niet te schaden. Muzikaal was hij ook, zo zou hij de carillons voor de Zuider- en de Westertoren hebben gemaakt, die uiteindelijk niet helemaal zuiver klonken en later omgesmolten zijn. Van prins Maurits kreeg hij een octrooi-recht op de in die tijd door hem en slechts zeer weinig anderen beoefende kunst van het onderwaterzwemmen. In 1605 ontwikkelde hij de ‘waterconste’, feitelijk de eerste duikerklok waarmee hij kans zag drie kwartier onder water te blijven.
De faam van Jan Adriaanszoon Leeghwater begon met een spektakel. Tijdens de Amsterdamse kermis van 1606 gaf hij een demonstratie met wat hij zijn ‘waterconste’ noemde. Even buiten de stad dook hij voor het oog van wel ‘zeven of agt hondert menschen by malkander’ in het water van de Boerenwetering. Onder water at hij zestien peren, schreef hij iets op een briefje en speelde hij psalmen op een ‘schalmey’, een fluit. Pas na drie kwartier kwam hij weer boven, zo stelde iemand met een zandloper vast. Waarschijnlijk had Leeghwater zich verborgen in een omgekeerde waterdichte houten tobbe. Zijn stunt typeerde hem ten voeten uit. Als geen ander verstond hij de kunst de aandacht op zich te vestigen. Een vaardigheid waarvan hij zijn leven lang de vruchten zou plukken.
Projecten: Torensluis

Leeuwenberg, Godefridus Maria (1899-1967) werd geboren in een katholiek gezin. Hij was de kleinzoon van de oprichter van de ijzerhandel Leeuwenberg & Zonen (Groenburgwal). Zijn vader, J.P.G.H.Leeuwenberg was in 1911 uit de vennootschap gestapt. Over zijn jeugd is verder weinig bekend, behalve dat hij in 1917 vanuit Nijmegen naar Delft verhuisde. In 1926 studeerde hij uiteindelijk af als bouwkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool Delft. Een jaar later hield hij een expositie van de schetsen die hij maakte tijdens een studiereis in Zuid-Frankrijk, die te zien was in Den Haag, Amsterdam en Nijmegen. Omstreeks 1930 vestigde hij zich in Utrecht. Hij was bestuurslid van architectenorganisatie BNA en van 1931 tot 1939 regelmatig medewerker van het katholieke architectenblad R.K.Bouwblad. Van 1935 tot 1966 was hij lid van de Utrechtse stadsraad van de katholieke partij RKSP en haar opvolger KVP.
Zijn eerste werken zijn onder meer een huizenblok in Nijmegen en meerdere panden voor de firma Leeuwenberg. Een oom van hem, P.J.M.Leeuwenberg, was een van de eigenaren en directeuren van auto- en motorfabriek Simplex, waarvoor hij in 1936 eveneens een pand ontwierp.
Tussen 1933 en 1964 ontwierp Leeuwenberg een groot aantal katholieke kerken, evenals andere gebouwen voor de katholieke gemeenschap, altijd in traditionalistische stijlen. Zijn profane gebouwen later in zijn carrière vertonen invloeden van het functionalisme. Hij was ook betrokken bij verschillende restauraties van middeleeuwse kerken. Zijn kantoor werd voortgezet door J.L.Volders onder de naam Leeuwenberg & Volders.
Projecten: Groenburgwal 5-13; Overtoom 263-271; Raamgracht 58-88; Verversstraat 2-10; Verversstraat 5-11; Verversstraat 27-29; Zwanenburgwal 20; Zwanenburgwal 50-60

Leliman, Johannes Hendrik Willem (1878-1921). Architect Leliman is onder meer bekend als ontwerper van de ANWB-paddenstoel en het Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis. De nadruk in zijn werk ligt echter op de woningarchitectuur. Hij werd geboren als zoon van de bekende architect J.H.Leliman. Hij begon zijn bouwkundige carrière met een opleiding aan de Polytechnische School te Delft. In 1899 studeerde hij hier af als bouwkundig ingenieur. Leliman begon als architect in Amsterdam en vestigde zich daarna in Baarn. Hier liet hij zijn eigen huis In de Leli bouwen. In 1915 ontwierp Leliman als bestuurslid van de ANWB de eerste wegwijzer voor fietsers in de vorm van een paddenstoel. Deze betonnen paddenstoelen werden in de omgeving van Baarn geplaatst. De eerste stond aan de Rijksweg, maar is inmiddels verdwenen. Het oudste exemplaar, nummer 2 dus, staat aan het fietspad van Baarn naar 't Bluk bij Laren. Alle paddenstoelen werden nadien omgedoopt en kregen een getal van 5 cijfers, beginnend met een 2. De oudste paddenstoel kreeg aldus nummer 20002. De latere paddenstoelen hebben de vorm van een afgeknotte piramide. Vanaf 1919 was Leliman lid van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg. In 1921 stierf hij te Baarn. Johan Herman Willem Leliman ligt begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam.
Projecten: Kalverstraat 8

Lenderink, Jan is timmerman-architect. (2022)
Projecten: Zwanenburgwal 3-9

Ley, Paul De (1943-), bezoekt de H.T.S. in Utrecht en volgt vanaf 1964 een avondopleiding aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en werkt overdag op verschillende architectenbureaus. Op de Academie was De Ley in contact gekomen met Theo Bosch en hij kwam via Bosch op het bureau van Aldo van Eyck terecht, waar 'het verhaal van een andere gedachte' een antwoord aanreikte op actuele problemen als grootschaligheid en anonimiteit en de verstoorde relatie tussen de mens en zijn omgeving. De thema's die op dit bureau een rol speelden, ziet men steeds terugkeren bij De Ley, wiens oeuvre vrijwel geheel uit woningen bestaat. Paul De Ley voelde zich duidelijk geïnspireerd door het werk en de vormgeving van Theo Bosch en Lucien Lafour, die beiden zoals hijzelf afkomstig waren van het bureau van Aldo van Eyck, de 'school van Van Eyck'. Ze deden over en weer veel inspiratie van elkaar op en groeiden uit tot een herkenbare groep architecten met details als overstekende kroonlijsten, verdiepte balkons, gestucte gevels en grote ronde erkers, maar vooral ook ontmoetingsplekken als toegevoegde waarde aan hun gebouwen. Voor De Ley vormde het maatschappelijk engagement een van belangrijkste drijfveren voor zijn werk. Hierdoor raakt Paul tijdens zijn studie betrokken bij buurtacties in de Amsterdamse binnenstad waaronder het Bickerseiland. Bouwen in menselijke schaal en zorgvuldige inpassing in de stedenbouwkundige context van de oude stad zijn geliefde uitgangspunten van zijn generatie. In 1973 richt De Ley zijn eigen architectenbureau op in Amsterdam, in 2003 samen met Fenna Oorthuys (bureau De Ley en Oorthuys Architecten), met stadsvernieuwing en sociale woningbouw als speerpunt.
De Ley (De met een hoofdletter) verwijst naar de Belgische afkomst van zijn vader die in de Eerste Wereldoorlog als vluchteling naar Nederland komt. (2022)
Projecten: Staalstraat 21; Zwanenburgwal 218-230

LIAG architecten De voorloper van LIAG is in 1919 opgericht door Dirk Roosenburg, tijdgenoot van architecten als Dudok, Oud en Rietveld. Dirk Roosenburg (1887-1962) studeerde van 1905 tot 1911 aan de Technische Hogeschool in Delft. Daarna volgde hij nog een jaar aan de école des Beaux Arts in Parijs. Hij vond een baan bij Jan Stuyt voor de Rijksgebouwendienst. Later werd hij leerling van en tekenaar voor Berlage. Vanaf 1919 werkte hij met A.H.op ten Noort en L.S.P.Scheffer samen binnen het bureau TABROS, in 1921 kocht hij zichzelf uit en startte zijn eigen bureau. Toen hij bijna zestig was, ging Roosenburg een samenwerkingsverband aan met twee medewerkers: Verhave en Luyt, en later kwam De Iong ook als compagnon in het bureau. Het bureau kreeg later de naam LIAG architecten en bouwadviseurs. Roosenburg is vader van beeldhouwer Teun Roosenburg en grootvader van twee architecten: Rem Koolhaas van bureau 'OMA' en Dirk A.Roosenburg. Zijn kleinzoon Dirk fuseerde zijn eigen bureau in de jaren negentig met LIAG.
Nu bestaat Liag uit de partners Arie Aalbers, Erik Schotte (sinds 2004) en Thomas Bögl (sinds 2011). Erik Schotte studeerde in 1991 af aan de TU Delft, faculteit Bouwkunde. Hij deed internationale ervaring op als projectarchitect bij Dam en Partners en als (project)directeur bij OMA / Rem Koolhaas. Erik won met zijn ontwerpen diverse prijzen, waaronder voor het IJburg College de VKG Publieksprijs.
De visie van Liag is: architectuur moet voorwaarden scheppen voor het geluk van haar gebruikers. Dat is onze verantwoordelijkheid naar de maatschappij. Een geslaagd gebouw toont respect voor de gebruikers en daagt hen tegelijk uit het beste uit zichzelf te halen. (2021)
Projecten: IJburglaan 1681-1725; Pampuslaan 1

Linden, van der, Jacob J. (1899-1978). Van der Linden studeerde aan de Technische Hoogeschool te Delft. Hij behaalde het diploma bouwkundig ingenieur en ontving een beurs uit het Lelymanfonds, welke hem in staat stelde een studiereis van 7 weken door Frankrijk te maken. Daarna trad hij in dienst bij architect B.J.Ouëndag. In 1926 associeerde hij zich met architect C.B.Posthumus Meyjes in het architectenbureau 'Posthumus Meyjes en van der Linden' te Amsterdam. Hij ontwierp onder andere de 5e Ambachtsschool en het bijkantoor van de Amsterdamsche Bank (AMRO-Bank) aan de Sarphatistraat.
Projecten: Keizersgracht 666

Loco-Motief (1990) is een maatschap van Koen Go en Marien Meijering. Een gemeenschappelijke interesse in andere vormen van wonen en werken leidde in 1990 tot de oprichting van het bureau. Marien is de tekenaar en Koen de regelaar. Samen ontwerpen ze. Naast Loco-Motief hebben zij samen twee dochters Bo Shan ('95) en Mulan ('98).
Koen Go (1957), bouwkundige heeft in 1987 zijn architectuurstudie afgebroken om te werken in het mede door hem opgerichte collectieve bouwbedrijf waarin een aannemerij werd gecombineerd met een architectenbureau. Hoewel in vele landen gebruikelijk bleek in de Nederlandse bouwpraktijk de combinatie van een architectenbureau en een aannemerij erg lastig. Loyaliteits conflicten speelden op bij vele facetten van het werk.
Marien Meijering (1962), architect studeerde in 1990 af aan de TU in Delft. Haar afstudeerwerk betrof een verzorgingshuis voor senioren gecombineerd met allerlei stedelijke functies zoals een theaterzaal voor het verzorgingshuis Tabita, een stage bij architect M.Wijnen. Na de oprichting van Loco-Motief heeft zij enkele uitstapjes gemaakt naar andere bureau's waaronder Edhoffer & v Exel-architecten, CASA-architecten en ADP architecten. Een verlangen naar onafhankelijk zijn, een in grote lijnen met Koen overlappend esthetisch en sociaal gevoel beïnvloedt de keuze voor het hebben van een eigen bureau. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan 8-12

Loerakker Rijnboutt Ruijssenaars bestaat uit de architecten Ben Loerakker (1931-), Kees Rijnboutt, Hans Ruijssenaars en is in 1981 opgericht. In 1988 gestopt onder deze naam. (2021)
Projecten: Hoptille

Loghem, van, Johannes Bernardus (1881-1940). Hij was een socialist, wat onder meer tot uiting kwam in zijn ontwerpen van tuindorpen, zo werkte hij bijvoorbeeld mee aan Betondorp. Van Loghem ontwikkelde zich gaandeweg in zijn carrière tot een vurig pleitbezorger van het Nieuwe Bouwen en zou dat tot aan zijn dood in 1940 blijven. Van Loghem studeerde in 1909 af in bouwkunde. Na zijn afstuderen vestigde hij zich als architect in Haarlem. In 1911 trouwde hij met kunstenares Bertha Neumeier, ze kregen vier kinderen. Neumeier was een van de stichters van de Haarlemse Montessorischool en was een verdienstelijk kunstenaar.
In zijn beginperiode was Van Loghem nog niet stijlvast, wel zette hij zich af tegen de 19de-eeuwse neostijlen waarmee hij was opgevoed en waarin hij was opgeleid. Van Loghem koos voor modern en strak. Naast 'modern en strak' liet hij zich inspireren door oude Hollandse tradities, zoals de boerderijbouw, 17de- en 18de-eeuwse patriciërs- en buitenhuizen en de Engelse landhuisbouw. Van Loghem werkte vanaf 1917 ook aan sociale woningbouwprojecten, waarin hij zich liet inspireren door de tuinstadbeweging. Een tuindorp was voor Van Loghem een socialistisch ideaal, etagewoningen - zo vond Van Loghem - waren een kapitalistische en mensonwaardige oplossing en alleen bedoeld om arbeiders op te bergen. Van Loghem hoopte dat zijn architectuur een bijdrage kon leveren aan de verbetering van de leefomstandigheden van de minder bedeelden. Eén van de bekendste woningbouwprojecten waaraan Van Loghem van 1922 tot 1923 meewerkte, was het betonnen tuindorp Watergraafsmeer in Amsterdam, het zogeheten Betondorp - bekend uit De Avonden van G.K. van het Reve. Betondorp was een door gemeente Amsterdam opgezet experiment met systeembouw. Dit project was Van Loghem op het lijf geschreven omdat het niet alleen sociale woningbouw betrof maar hij ook kon experimenteren met nieuwe constructies en materialen.
Van 1926 tot 1928 is hij werkzaam in Siberië. Was zijn bureau tot 1926 in Haarlem gevestigd, in 1928 maakt hij een herstart in Rotterdam. Van Loghem ontwikkelde zich in deze jaren tot een vurig pleitbezorger van de Nieuwe Zakelijkheid of het Nieuwe Bouwen en zal dat tot aan zijn dood in 1940 blijven. Van de publicaties van zijn hand is wat dat betreft vooral zijn boek 'Bouwen - Holland - Nieuwe Zakelijkheid' zeer illustratief. Het boek, geschreven als een betoog, voorzag in de behoefte alle discussiepunten binnen het Nieuwe Bouwen nog eens krachtig samen te vatten en opnieuw aan de orde te stellen. Van Loghem stelde in dit boek dat een architect zich open moet stellen voor de culturele en materiële waarden van zijn tijd. Achteraf kan worden gezegd dat Van Loghem zijn tijd ver vooruit was. Met de publicatie van dit boek richtte Van Loghem nationaal en internationaal de aandacht op de Nederlandse nieuw-zakelijke architectuur in het algemeen en op zichzelf in het bijzonder. Een tweede boek dat van belang is, is zijn in 1936 gepubliceerde 'Acoustisch en thermisch bouwen voor de praktijk'. Het is het eerste overzichtswerk op het gebied van de moderne praktische geluids- en warmteleer. Van Loghem achtte het hoogst noodzakelijk dat architecten zich deze kennis eigen maken, zodat hun gebouwen in de toekomst probleemloos aan de hogere kwaliteitseisen konden voldoen. Al voor dit boek wordt er onderzoek gedaan op dit gebied, maar Van Loghem is de eerste die een zo complete samenvatting geeft van de destijds bekende theorieën en deze zo consequent betrekt op de architectuur. Hij had geheel eigen opvattingen over begrippen als ‘De nieuwe architectuur’, het 'Nieuwe Bouwen', ‘De bouwsector en de productiestructuur’ en ‘Vormgeving en schoonheid’.
Projecten: Zwanenburgwal 118-154 (vh 54-56)

Loof en Van Stigt architecten Marianne Loof studeerde in 1989 cum laude af aan de TU Delft. Ook Jurriaan van Stigt studeerde in 1989 cum laude af aan de TU Delft. In hetzelfde jaar richtten zij samen het bureau Loof & van Stigt Architecten op. In 2005 werd Adriaan Mout partner bij LEVS architecten, om mede vorm te geven aan het groeiende profiel en de nieuwe visies van het bureau. Na zijn studie aan de TU Delft, leerde hij het vak op een klein bureau. Daarna werkte hij vijftien jaar bij de Architecten Cie. Met ingang van 1 oktober 2010 is Loof en van Stigt Architecten verder gegaan onder de naam LEVS architecten. De naamsverandering viel samen met het twintig jarig bestaan van het bureau. (2021)
Projecten: Daguerrestraat 2-36; Erich Salomonstraat 341-393;

Loogman, Gerardus Alphonsus Maria (1892-1976) is architect en makelaar. Er zijn slechts flarden bekend over deze katholieke architect. Hij was vooral actief in de jaren 1920 en 1930 en zijn bekendste nog bestaande werk is een complex met sociale woningbouw aan de Amstelkade 95-105 / Maasstraat 1-23 / Slingerbeekstraat 2-28 / Churchilllaan 110-132 (1924).Dit complex heeft inmiddels de gemeentelijke monumentenstatus. Opvallend is dat het een lagere bebouwing betreft dan de rest van Plan Zuid. Loogman ontwierp daarnaast veel winkels en winkelpuien. Voor de firma Presburg ontwierp Loogman meerdere winkels door het hele land in art deco stijl. In onder andere Haarlem, Groningen (1929), Den Haag (1933) en Enschede. Het onmiskenbare hoogtepunt is het inmiddels verdwenen filiaal aan de Kalverstraat 167-169 (1927), dat opviel door een enorme verlichte glas in lood gevel die in samenwerking met Willem Bogtman tot stand was gekomen. Loogman ontwierp meer winkels en winkelpuien in de Kalverstraat en de rest van de stad. Helaas is door de steeds veranderende eisen aan puien het grootste deel van zijn oeuvre inmiddels verdwenen of verminkt.
Projecten: Ferdinand Bolstraat 36

Loos architects is een bureau voor stedenbouw, architectuur en interieur. Het bureau werd in 2005 opgericht door Miguel Loos (1970 Caracas, Venezuela). Hij volgde zijn opleiding aan de TU Berlijn (1997) en werkte daarna tot 2005 als projectleider, architect bij de architectengroep. (2021)
Projecten: Jan Vrijmanstraat 280-290; Peter Martensstraat 2-18; Nico Jessekade 195-255

Looy, van, Jan (1852-1911) was de zoon van tekenaar Pieter van Looy en Elizabeth Smits. Hij trouwde met artsendochter Maria Agnes Carolina Frederica van der Hout. Hij overleed tijdens een verblijf in Kleef voor een medische behandeling. Jan was architect te Amsterdam en verantwoordelijk voor aan aantal gebouwen in de stad. Ook was hij enige tijd secretaris van Arti et Amicitiae. Gebouwen van zijn hand zijn: Rokin 50 voor boekhandel Gebroeders Schröder; Rokin 74 voor Scheltema; Damrak 62 voor boekhandel Allard de Lange; gebouw voor Mercuur Stoomdrukkerij tussen de Rustenburgerstraat en Kuiperstraat; Oudezijds Voorburgwal 241; winkels op de Heiligeweg; Keizersgracht 455 Gebouw New York; deel van Theater Frascati aan de Nes; Woonblok Maatschappij voor Volkswoningen in Amsterdam Oud-West. Een van zijn laatste scheppingen was het gebouw Eikenplein 2-22 voor de Elisabeth Otter-Knoll-Stichting, het was nog niet opgeleverd toen hij overleed.
Projecten: Amstel 17-19; Gebed zonder End 4; Nes 59-65; Nes 73-87; Zwanenburgerstraat 16-18

Lubbers, Bernardus Antonius (1881-1968). Na de voltooiing van de Ambachtsschool in Amsterdam in 1898, werkt hij in verschillende plaatsen. In 1903 komt Lubbers als tekenaar in dienst bij de architect J.A.van Straaten Jr. Van Straaten krijgt rond 1910 de opdracht voor de bouw van een nieuw warenhuis voor de firma 'De Bijenkorf' op het terrein van de oude koopmansbeurs aan het Damrak in Amsterdam. Dit gebouw wordt tot op heden toegeschreven aan Van Straaten. Lubbers claimt echter al tijdens de bouw de eigenlijke ontwerper te zijn, hetgeen ook uit de archiefstukken naar voren komt. Tussen Lubbers en Van Straaten ontstaat de nodige spanning, gevolgd door een rechtzaak en ontslag. Lubbers is nog lange tijd op zoek naar erkenning, hetgeen onder andere blijkt uit zijn visitekaartjes, waarop uitdrukkelijk wordt vermeld: 'architect van DE BIJENKORF'. In 1919 wordt Lubbers aangesteld als tijdelijk architect-bureauchef bij de Dienst der Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. In 1921 volgt een vaste aanstelling als architect, in 1930 gevolgd door zijn benoeming tot hoofdarchitect. Lubbers wordt in 1946 eervol ontslag verleend. (2021)
Projecten: Dam 1

Luyten, Jan meester-timmerman, aannemer.
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 94

M3H Architecten is in 1994 opgericht door Machiel Spaan (1966) en Marc Reniers (1968). Machiel studeerde in 1992 af aan de Technische Universiteit Eindhoven. Van 2000 tot 2007 was hij onderwijscoördinator van de Academie van Bouwkunst in Arnhem en van 2007 tot 2013 hoofd van de afdeling Architectuur van de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Marc studeerde in 1992 af aan de Technische Universiteit Eindhoven. (2021)
Projecten: Emmy Andriessestraat 58-204; Jaap Speyerstraat 2-4

Maaskant en Van Velzen architecten. Madeleine Maaskant studeerde architectuur aan de TU Delft. Zij werkte van 1990-1996 voor Lafour en Wijk architecten. Richtte in 1996 samen met Victor van Velzen het bureau Maaskant en van Velzen Architecten op. Hier was zij tot 2010 werkzaam. Zij werkte van 2010-2015 als architect en hoofd van de bouwafdeling bij Natuurmonumenten. Sinds 2015 is zij directeur van de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Victor van Velzen is later voor zichzelf begonnen. (2021)
Projecten: Daguerrestraat 118-124; Erich Salomonstraat 58-72; Lisdoddelaan 76; Maria Austriastraat 13-31; Talbotstraat 23-27

Mama architecten is van Marchel Ruygrok en werkt graag met particuliere opdrachtgevers. We hebben veel ervaring opgedaan met projecten waar particulieren kunnen bouwen. Mama-architecten gaat graag het gesprek aan met de opdrachtgever en gaat ver in op alle persoonlijke ideeën en woonwensen totdat er een heel persoonlijke woning ontstaat. Tot nu toe levert het een bonte collectie van kleine tot grote, van bescheiden tot extraverte en van betaalbare tot luxe woningen op maar het geeft vooral ook enthousiaste opdrachtgevers.
Projecten: Jan Olphert Vaillantlaan 77-79; Pedro Nunesstraat 12

Man, de, J.P.H.
Projecten: Herengracht 537

Marc Koehler Architects is in 2005 opgericht. Marc heeft zijn studie gedaan aan de TU Delft.
Projecten: Pedro Nunesstraat 22

Marc Prosman architecten is een in 1995 door Marc Prosman opgericht Amsterdams architectenbureau. Het bureau focust op projecten die leiden tot zorgvuldig uitgevoerde gebouwen.
Projecten: Larikslaan 19

Margry, Everardus Joannes (Evert) (Harderwijk, 28 december 1841 – Rotterdam, 8 augustus 1891). Margry was een leerling van P.J.H.Cuypers en deed voor hem zijn meesterproef als opzichter van de bouw van de Sint-Dominicuskerk in Alkmaar. Hij was één van de belangrijkste architecten van de neogotiek in Nederland.
Margry was de zoon van een kastelein/koopman. Na zijn middelbare school ging Margry, naar voorbeeld van zijn oudere broer Jan, bouwkunde studeren aan de tekenschool te Amsterdam. Via het genootschap Architectura et Amicitia en de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst raakte hij vertrouwd met de bouwwereld en ontmoette hij de toen reeds bekende architect P.J.H.Cuypers. Als leerling op diens bureau kreeg Margry de kans zich de opvattingen over de nieuwe gotische bouwkunst eigen te maken. Ter afsluiting van deze stage kreeg hij als 22-jarige het zelfstandig toezicht over de bouw (1864-1866) van de Sint-Dominicuskerk.
In 1865 richtte Evert een eigen architectenbureau op in Rotterdam. Daar bouwde hij nog datzelfde jaar zijn eerste kerk: de H.Antonius aan het Boschje, verwoest in het bombardement van 1940. Zijn werkterrein beperkte zich aanvankelijk voornamelijk tot de provincie Zuid-Holland.
Vanaf 1880 werkte hij samen met zijn veel jongere broer Albert Margry en, ten aanzien van de meubilering en decoratie, met Jos.M.Snickers. Omdat deze laatste naaste familie was van de bisschop van Haarlem (1877-1883) en later de aartsbisschop van Utrecht (1883-1895), kon het bureau toen mogelijk eenvoudiger opdrachten verwerven. Margry overleed in 1891 op de leeftijd van 49 jaar. Het bureau werd voortgezet door zijn broer Albert en Snickers, die in 1908 weer bij het bureau vertrok.
Evert Margry ontwierp voornamelijk kerken, pastorieën, scholen, kloosters, gestichten etc. Daarnaast restaureerde hij enkele belangrijke middeleeuwse monumenten. Hij is tevens de bekendste vertegenwoordiger van de verschillende architecten en stedenbouwkundigen uit de familie Margry.
Projecten:

Maring, Hanna interieurarchitect.
Projecten: Wibautstraat 150

Marot, Daniël (1661-1752) is de schepper van de Nederlandse Lodewijk XIV stijl en de belangrijkste architect in de Republiek van de achttiende eeuw. De Franse koning Lodewijk XIV liet in 1671 zijn minister Colbert een ‘Académie Royale d’Architecture’ oprichten, waar een Franse Barokstijl werd ontwikkeld. Het belangrijkste voorbeeld van deze stijl is het Paleis van Versailles. De stroom van Franse kunstenaars die na de opheffing van het edict van Nantes naar Holland kwamen heeft de stijl van Lodewijk XIV naar ons land gebracht. Eén van deze vluchtelingen was Daniël Marot. Tussen 1685 en 1715 ontwierp hij interieurs, na 1715 ook hele gebouwen. Zijn voorbeelden zijn eigenlijk meer Barok dan die in Frankrijk, waar het exterieur een meer ingetogen classicistisch karakter behield: Marot paste de interieurstijl ook aan het exterieur toe. Het is niet bekend welke huizen in Amsterdam door Marot zijn ontworpen, maar enkele van de mooiste huizen en hofjes worden aan hem toegeschreven.
Projecten: Halvemaansteeg 12; Nieuwe Keizersgracht 28-44

Marx & Steketee Architecten was actief sinds 1989. Zij vormden een architectenbureau dat op een intensieve en creatieve manier ontwerpopgaven ter hand neemt en ontwikkelt met als doel het realiseren van architectuur van hoge kwaliteit. De ambitie van Marx & Steketee is door grondige analyse van de organisatie van de opgave en een creatieve vertaalslag een innovatief resultaat te bereiken op het vlak van inspirerende architectuur, functioneel en economisch gebruik en duurzaam bouwen. Een degelijke voorbereiding, waarbij de architect en de verantwoordelijke opdrachtgevende partij fundamenteel en communicatief samenwerken, is bij de totstandkoming van ieder project een primair vereiste. Alleen op deze manier kan de bewaking van kosten- en tijdsplanning intrinsiek deel uitmaken van het ontwerp- en uitvoeringsproces.
Marx & Steketee was actief in alle richtingen van bouw: particuliere en projectmatige woningbouw in alle financieringscategorieën, zorggebouwen, scholenbouw, kantoren en bijzondere utiliteitsbouw; renovaties en herbestemmingen zowel als nieuwbouw, en met name die in veeleisende en complexe stedenbouwkundige en landschappelijke situaties. Zij houden alle facetten, tot en met de werktekeningen, in eigen hand en gaan indien noodzakelijk op specialistische gebieden samenwerking aan met professionele partners.
In 2019 is het architectenbureau gesloten en volgen Annette Marx en Ady Steketee de architectuurontwikkeling als onderzoekers, auteurs en docenten.
Projecten: Barkasstraat 9-61; Barkentijnkade 111-135; Boeierstraat 1; Brigantijnkade 1-43; Doggerstraat 50; Galjootstraat 93-111, 112-166, 113-141; Windjammerdijk 82-110

Mastenbroek, Gerard F. architect waarvan slechts terug te vinden is dat hij meerdere bouwwerken in het Gooi heeft ontworpen.
Projecten: Kalverstraat 122

Architectenbureau Mecanoo. Mecanoo is in 1984 opgericht door Francine Houben, Henk Döll, Roelf Steenhuis, Erick van Egeraat en Chris de Weijer. De eerstgenoemde drie architecten hadden daarvoor in 1981 samen meegedaan aan een wedstrijd voor studenten in verband met jongerenhuisvesting in Rotterdam en daarbij de eerste prijs gewonnen. In de loop der jaren hebben Steenhuis, Van Egeraat, De Weijer en Döll het bedrijf verlaten. Francine Houben is als creatief directeur nog steeds bij het bureau betrokken.
Projecten: Nelson Mandelapark; Spadinalaan 92-266

Meij, van der, Joan (Jo) Melchior is in Delfshaven geboren. Zijn moeder, Akke van der Meij, is naaister en afkomstig uit een Workumse timmermansfamilie. Zijn vader, Franciscus (Frans) Hubertus Edelman, is notarisklerk. In 1878 verhuizen ze naar Delfshaven. Na vijf jaar wordt de woonplaats Amsterdam. Hier gaat Joan naar de HBS en daarna naar de ambachtsschool en de avondtekenschool. In 1901 behaalt Joan Melchior het opzichtersdiploma van de Maatschappij ter Bevordering van de Bouwkunst en wordt hij lid van het Amsterdamse kunstenaarsgenootschap Architectura et Amicitia.
Het bouwkundig ambacht leert Joan onder andere van de architect Eduard Cuypers en hier leert hij ook zijn latere collega’s Michel de Klerk en Piet Kramer kennen.
Na het winnen van een aantal prijsvragen en gestimuleerd door Eduard Cuypers wint hij in 1906 de Prix-de-Rome. In het zelfde jaar trouwt Van der Meij met Sara Herweyer. De eerste Prix-de-Romereis maakt hij naar Duitsland en Denemarken. De tweede Prix-de-Romereis gaat naar Italië. De derde en vierde reis hebben bestemming Frankrijk en Engeland. Vooral de Franse bouwkunst maakt grote indruk op Joan Melchior. Tussen de Prix-de-Romereizen door woont het echtpaar Van der Meij afwisselend in Amsterdam en bij de schoonouders van Van der Meij in Limburg.
In 1910, na de laatste Prix-de-Romereis, koopt het echtpaar in het Limburgse Geulle een oude, zestiende-eeuwse, vakwerkboerderij. Van der Meij start tevens, in Amsterdam, een architectenbureau. Als net gevestigd architect krijgt hij de opdracht voor de verbouwing van de Hortus Botanicus. In de zelfde periode aanvaardt hij de functie van esthetisch adviseur bij de gemeente Amsterdam. Deze functie zal hij tot 1919 vervullen. Vanaf 1910 pendelt de architect tussen Geulle en Amsterdam.
Vanaf 1911 had hij onder Wichert Arend de Graaf een tijdelijke betrekking bij de Dienst der Publieke Werken in Amsterdam. In 1911 kreeg hij de opdracht om het esthetische ontwerp voor het Scheepvaarthuis in Amsterdam te verzorgen. Het constructieve deel van het pand werd verzorgd door de gebroeders van Gendt. Van der Meij vroeg naast Piet Kramer en Michel de Klerk diverse kunstenaars om mee te helpen. Het Scheepvaarthuis zal zijn beroemdste ontwerp worden.Mede door dit gebouw wordt Van der Meij gezien als één van de grondleggers van de Amsterdamse Schoolstijl samen met Michel de Klerk en Piet Kramer.
De Waalseilandbrug (brug 283), naast het Scheepvaarthuis, werd ook door hem ontworpen, de lantaarns zijn van Kramer. Daarna heeft hij nog een groot aantal huizenblokken in Amsterdam-Zuid en in de buurt van het Mercatorplein gebouwd, maar geen van deze waren zo uitgesproken als het Scheepvaarthuis. Ook ontwierp hij de in 1955 deels ingestorte en in 1963 afgebroken flat Amstelstein aan de Vijzelstraat.
In juni 1916 begint Van der Meij zijn eigen woningbouwvereniging ‘de Lairesse’. Hierdoor wordt hij als het ware zijn eigen opdrachtgever. Van der Meij werkt vervolgens onder andere samen met architecten als De Klerk, Kramer, Franswa, Grolle, gebroeders Van Gendt en het architectenbureau Gulden & Geldmaker.
In 1937 gaat zijn architectenbureau failliet. Door de crisisjaren en de kenteringen in de architectuuropvattingen krijgt de al iets oudere architect nog maar moeilijk opdrachten. Als op 62-jarige leeftijd de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, is het helemaal gedaan met zijn architectenloopbaan. Plannen voor na de oorlog, waaronder een groot woningbouwvraagstuk, blijft hij maken, maar het blijven plannen. Als hij dan ook nog noodgedwongen zijn eigen huis in Geulle moet verlaten, wordt de situatie er niet beter op. Maar, hij blijft hopen dat na de oorlog alles beter zal gaan. De tijd dringt; hij zit vol architectonische ideeën. Echter zijn nieuwe verblijf is alles behalve luxe. Fysiek kan hij niet meer. Op de avond van 24 juni 1949 overlijdt de zeventigjarige architect.
Projecten: Raampoort

Meijer, J.W. was een technisch zeer goed onderlegde werktuigkundig officier bij de Amsterdamse brandweer zonder ervaring als architect. Toch zag hij kans een groot aantal opdrachten voor woningen en utiliteitsbouw in de wacht te slepen. Zijn voorkeur ging hierbij uit naar bouwen in neorenaissance. In Hilversum zijn veel van de huidige villa’s in gebruik bij de omroepen door hem gebouwd. Ook in Amsterdam zijn veel gebouwen aan hem te linken zoals bijvoorbeeld de diamantslijperij in de Albert Cuypstraat 2-6, waar hij de opdracht voor kreeg kort na de ingebruikname van de grote slijperij van Boas.
Projecten: Kalverstraat 10; Nieuwe Uilenburgerstraat 173-175; Verversstraat 16-18; Verversstraat 57

Meijer, de, Johan Bernard Adriaan (Jan) (1878-1950), architect. De Meijer had boetseerlessen bij de beeldhouwer Mendes da Costa en volgde tekenlessen bij de architect Van der Pek. Zijn architectenloopbaan had het klassieke patroon van die tijd, overdag praktisch werk en de theoretische vorming op avondschool. Zo was hij overdag werkzaam in het timmer- en meubelmakersvak en deed in de avonduren zijn bouwkundige opleiding. Van 1898 tot 1900 was hij als tekenaar werkzaam op het bouwbureau van de Koopmansbeurs bij H.P.Berlage, in 1900 werkte hij op het bureau van P.J.H.Cuypers, later bij J.van As en B.J.Ouëndag. Ook in 1900 volgde zijn vestiging als zelfstandig architect. Van 1905 tot 1910 was hij als leraar verbonden aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem, in 1912 werd hij docent aan de opleiding van Voortgezet Hoger Bouwkundig Onderricht, waar hij van 1919 tot1937 het voorzitterschap bekleedde. Hij maakte studiereizen naar Italië, Griekenland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Engeland en Hongarije. Naast de beoefening van het architectenvak zette Jan de Meijer zich ook in voor het Genootschap Architectura et Amicitia, waar hij bestuursfuncties vervulde en zitting nam in commissies. Hij zond werk in voor een tentoonstelling, gaf lezingen en maakte deel uit van de redactie van het blad 'Architectura'. Voor de gemeente Amsterdam nam hij zitting in de Commissie voor het behoud van het Stadsschoon (1912) en in de Schoonheidscommissie (1933). Zijn oeuvre omvat zowel nieuwbouw (raadhuis Ransdorp; Tehuis voor Ontspoorde Jongens, Vosmaerstraat 1 - J.J.Cremerplein; Johannes Vermeerstraat 16 samen met E.P.Messer (1912); Valeriusplein, toiletgebouwtje (1922) en Singel 440), als restauratie (Huis aan de drie grachten; Makelaarscomptoir, Nieuwezijds Voorburgwal; 'De Drie Hendrikken', Bloemgracht 87-91 en Oudezijds Voorburgwal 14). Jan de Meijer is begraven op Huis te Vraag. Het architectenbureau van Jan de Meijer is in 1951 overgenomen door Henk Rappange sr. Hij gaf het de naam Architectenbureau Rappange en droeg het omstreeks 1970 op zijn beurt over aan zijn zoon Henk Rappange jr.
Projecten: Valeriusplein; Valeriusplein 7-8

Mendini, Alessandro (1931-2019) was een Italiaans ontwerper, auteur en architect. Hij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van Italiaans design. Hij werkte daarnaast ook voor de tijdschriften Casabella, Modo en Domus. Na zijn studie architectuur aan de Technische Hogeschool in Milaan (1959) werd Mendini hoofdredacteur van enkele vaktijdschriften, waarin hij zijn ideeën over architectuur en kunst weergaf. In de jaren zeventig was hij een van de belangrijkste persoonlijkheden bij de protestbeweging 'Radical Design'. In 1973 was hij medestichter van de groep Global Tools een school voor 'contra-architectuur' en ontwerp. In 1977 werd hij lid van Alchimia, een avant-gardistische ontwerpersgroep. Deze groep was tegen het fabriceren van onpersoonlijke massaproducten. Aangezien volgens Mendini ieder mens uniek en anders is, zouden allerlei voorwerpen ook anders moeten zijn. In 1989 richtte hij samen met zijn broer Francesco het ontwerpbureau Atelier Mendini op. In Nederland heeft Mendini als hoofdarchitect het Groninger Museum ontworpen en het . In 1997 hebben het Groninger Museum en de Nederlandse Spoorwegen het initiatief genomen voor dit gezamenlijke project. De Groninger Museum Trein bestaat uit drie intercityrijtuigen waarvoor Mendini onder andere de kleur van het interieur heeft veranderd. Tot in 2005 rijdt de trein door Nederland. Samen met de Nederlandse Spoorwegen participeert het museum hiermee in een niet alledaags, grensverleggend project. Voorts ontwerpt Mendini gebruiksvoorwerpen voor Alessi en Venini. De kurkentrekker AnnaG, die hij ontwierp voor Alessi groeide uit tot een icoon van het hedendaagse design.
Alessando Mendini heeft een uitgesproken mening over kitsch: Als men kitsch beschouwt als een zo uitgebreid mogelijke en een zo up-to-date mogelijke visie voor het interpreteren van de ons omringende cultuur, dan kan de stap naar een 'methodologie van het ontwerpen van kitsch' klein zijn: dit wil dus zeggen een stap naar een neo-kitsch die cultureel bekend met zichzelf is. De kitsch explosie veroorzaakt een kettingreactie: waarom zouden we de natuurlijke, intieme en mythische verhouding die tussen de mens en het zogenaamde 'lelijke' voorwerp in iedere maatschappij optreedt, niet uitsluiten? Kitsch mens, kitsch voorwerpen, kitsch schilderijen en kitsch huizen: een paradoxale verheerlijking van tradities, een triomf van het falende oorspronkelijke, een ommezwaai van de goede smaak, de beschikbaarheid van een esthetische huichelarij die overeenkomt met de huichelarij van het dagelijks teven: geen inzet vragend, niet dramatisch, maar wel vragend om sympathie en ontspannend. Koekoeksklokken, niet-Franse cognac, vetplanten naast de divan, stijlvolle villa's, doorkijkjes op de Vesuvius die zijn uitgevoerd in fosforiserend plastic: dit zijn de gebruikelijke ideeën over kitsch, zelfs de ideeën zelf zijn kitscherig. Maar de fenomenologie van de kitsch is heel wat uitgebreider en ingewikkelder, je kunt het niet terugbrengen tot Eiffeltorens die parfumflesjes geworden zijn en ook niet tot Madonna's van Lourdes die op badpakken worden afgedrukt. Er zit echter ook een andere kant aan kitsch! Kitsch betekent bijvoorbeeld ook het zich bewust worden van het dagelijks leven, het is de existentiële verhouding van de mens met de kleine esthetiek, het is een soort spiegelbeeld van de kunst. Kitsch is een politiek feit dat rechtstreeks verbonden is met de kracht van de middenklasse, het is het paard van Troje van de volksmassa's om zich weer kunst toe te eigenen. De massamens vindt kitsch mooi, omdat het door hemzelf gemaakt is, want het is per definitie een kwantitatief verschijnsel, het heeft de verdienste dat de afgezonderde intelligentie van het meesterwerk erdoor afgewezen wordt. Maar juist omdat kitsch in staat is om langzaam maar zeker 'zuivere' betrekkingen tot stand te brengen tussen de mens en de voorwerpen die hij gebruikt en die hem omringen, komt aan het licht dat kitsch die 'zekere' esthetiek, die werkelijk creatieve capaciteit, dat formele model is dat zich werkelijk in een groot aantal personen manifesteert. Kitsch is toegepaste kunst en geschikt gemaakt voor een 'ieders' leven en voor 'alledag'. Kitsch is ontzettend sterk, onuitroeibaar, zeer uitgebreid en overheersend aanwezig: daarom kunnen we er beter ons voordeel mee doen.
Hij ziet een huis als volgt voor zich. Ruimtes onderscheiden zich meer door een verschil in sfeer dan door verschil in functie. Iedere ruimte weerspiegelt als het ware een aspect van de persoonlijkheid van de bewoner.
Projecten: Recht Boomssloot 41

MIR architecten. Claudia Schmidt, algemeen directeur, richtte in 2000 MIR architecten op. Zij heeft haar ingenieursdiploma architectuur behaald aan de RWTH Universiteit te Aken (1988-1995). Het bureau begon met hoogwaardige woonprojecten, interieur en kleinschalige stedenbouw. Het oeuvre omvat nu culturele gebouwen, erfgoed en contextarchitectuur, retail en gezondheidszorg. De gemeenschappelijke basis van alle projecten is de wens om eenvoudige oplossingen te creëren voor complexe problemen en om ruimtes verbinding te geven. (2021)
Projecten: Ligusterhof 9; Lisdoddelaan 15; Lisdoddelaan 35

Moele, Gerrit (1796-1857) meestertimmerman, later architect en makelaar.
Projecten: Kalverstraat 58

Moeton jr., Hendrik (1846-1895) is van huis uit makelaar en bouwkundig opzichter bij het Burgerweeshuis.
Projecten: Nieuwe Kerkstraat 141

Mohr, Philip Theodorus (1843-1919) metselaar, bouwkundige, hoofdopzichter van de entrepotdokken. (2023)
Projecten: Entrepotdok 3-12

Molenaar & Van Winden architecten is in 1985 opgericht door ir.Joris Molenaar en ir.Wilfried van Winden, waarvan laatstgenoemde per 1 januari 2009 het bedrijf verlaten heeft. Joris Molenaar is opgeleid aan de Technische Universiteit Delft. Naast het bureauwerk verricht hij onderzoek, publiceert over architectuur en historie en maakt deel uit van adviescommissies. Het bureau werkt landelijk en is met name sterk in ontwerpen voor complexe stedelijke vernieuwingsopgaven, in ontwerpen van gebouwen met bijzondere programma’s waarvoor een eigen typologie en architectonische karakteristiek is vereist en in restauratie en herbestemming van jonge monumenten. Sfeervolle en karakteristieke woon- en werkomgevingen zijn een specialiteit. Vanaf 2012 is het bedrijf verder gegaan onder de naam Molenaar & Co architecten. Wilfried van Winden heeft in 2009 zijn eigen bureau WAM architecten opgericht.
Projecten: Zwanebloemlaan 64-122

Molkenboer, Theodorus (1796-1863) was een Nederlandse architect die vooral bekend is geworden door zijn vele kerkgebouwen. Molkenboer was een van de belangrijkste architecten van het neoclassicisme en de vroege neogotiek en enige tijd de belangrijkste kerkenarchitect van Nederland. Hij werd opgeleid tot timmerman en metselaar, werd bouwkundig ingenieur en aannemer en werkte vanaf ongeveer 1828 als architect. In eerste instantie werkte hij vooral in Leiden en omgeving, maar rond 1840 werd dit werkgebied uitgebreid tot andere delen van Nederland. In totaal ontwierp Molkenboer ongeveer 70 kerken, vooral in de provincies Noord- en Zuid-Holland. Aanvankelijk werkte hij in neoclassicistische stijl. Rond 1845 verwerkte hij voor het eerst aan de gotiek ontleende vormen, die vaak in hout en stucwerk werden uitgevoerd, in zijn ontwerpen. Kort daarna probeerde hij ook de gotische constructie, althans visueel, na te bootsen. Een van de meest geslaagde voorbeelden hiervan, en een hoogtepunt in zijn werk, is de Redemptoristenkerk in Amsterdam uit 1852-1854, waarvan hij het ontwerp overigens baseerde op dat van de Redemptoristenkerk in Bergen, België. Veel van Molkenboer’s neogotische werk wordt gekenmerkt door merkwaardige verhoudingen en ontstijgt het niveau van de Willem-II- of Stucadoorsgotiek niet of nauwelijks. Naarmate de kennis van, en de waardering voor, de gotiek toenam, nam de waardering voor Molkenboer af en verloor hij zijn positie als belangrijkste kerkenarchitect van Nederland aan Pierre Cuypers. Veel van Molkenboers kerken zijn inmiddels verdwenen. (2021)
Projecten: Keizersgracht 220

Moolenschot, Johannes Josephus Lambertus (1857-1941) is geboren aan het Lange Bleekerspad 79 waar zijn vader timmerman was. Moolenschot is in 1882 getrouwd met Hillegonda Maria Francisca Witte. Over de opleiding van deze architect is niets te vinden. Een groot deel van zijn projecten is uitgevoerd voor katholieke opdrachtgevers. In de tijd van de Amsterdamse School was hij één van de volgende architecten. Een aantal projecten door hem verzorgd zijn: Kapel begraafplaats Sint Barbara (1902), Leliegracht 32 (1908), Bilderdijkkade 43-45. (2022)
Projecten: Groenburgwal 30; Nieuwezijds Voorburgwal 293; Warmoesstraat 127-131

MOPET Architecten was een samenwerkingsverband van architecten Daniël Peters en Joep Mollink en heeft bestaan van 2004 tot 2018. Ze kregen landelijke bekendheid met moderne, progressieve ontwerpen, ontstaan vanuit de lokale context, bekend als ‘kritisch regionalisme’. (Het begrip ‘kritische regionalisme’ werd omstreeks 1990 voor het eerst geïntroduceerd door Alexander Tzonis en Liane Lefaivre. Zij wilden vooral de aandacht vestigen op de aanpak van een groep jonge Duitse architecten, die op zoek waren naar alternatieven voor het postmodernisme. Het kritisch regionalisme is een benadering van de architectuur die ernaar streeft om de plaatsloosheid en gebrek aan identiteit van de moderne architectuur tegen te gaan, door het gebruik van contextuele krachten om een gevoel van plaats en betekenis te geven.) Per 2019 heeft Daniël Peters het bureau DAMAST architects opgericht. Joep Mollink is als partner toegetreden in het bureau MollinkSoetersPPHP. (2021)
Projecten: Edmond Halleylaan 76; Murdoch Mackenziestraat 2-40; Overhoeksplein 51

Moriko Kira architect (1965, Tokyo). Kira volgde haar architectuur opleiding aan de Waseda University Tokyo (1990). In die tijd studeerde zij ruim een jaar aan de TU Delft. In 1998 is Kiri haar eigen bedrijf gestart op de Kloveniersburgwal 53. Na verschillende verhuizingen is ze nu terug op de Kloveniersburgwal 49, waar ze een verdieping huurt in het pand dat voorheen de film editing ruimte was van Louis van Gasteren.
Meteen nadat ik mijn eigen bureau begon, dacht ik dat het de taak van een architect was om ruimtes te creëren. Op basis van functies en de circulatie bestudeerden we de ruimtelijke proporties, de verlichting, en relaties tussen interieur en exterieur. We zetten ons in voor het creëren van one-of-a-kind rijke plekken voor het leven. Mijn geest was volop bezig met het gebouw dat we op dat moment ontworpen. Echter, na voltooiing, vormde het gebouw dat we hadden gemaakt een straat samen met de omringende bestaande gebouwen. Ik realiseerde me dat het ontwerpen van gebouwen betekende: betrokken zijn bij een veel langere tijdspanne dan ons leven, en met veel grotere gebieden. Voor renovatie van oude gebouwen is deze relatie met een langere tijd nog directer. Het ontwerpproces van restauratie is als een dialoog met beslissingen die gemaakt zijn door mensen uit vroegere tijden. (2021)
Projecten: Jan Vrijmanstraat 323-377

Mulder, Bertus (1929-) begon zijn opleiding aan de Ambachtschool, afdeling Timmeren. Daarna volgde hij lessen aan de MTSen werkte als bu\ouwkundig tekenaar. Dan volgen studies aan de Academie voor Voortgezet Bouwkunst Onderricht, de Hochschule für Gestaltung Ulm,en de Technische Hochschule Aachen. Vanaf 1959 werkzaam als zelfstandig architect onder de naam Bertus Muder. Van 1980 tot 1998 zelfstandig architect onder de naam Werkplaats voor Architectuur Bertus Mulder. (2023)
Projecten: Kadijksplein 1-2-3

Mulder Jr., Johannes Hendrik (Jo) (1888-1972) was een Nederlandse architect die vooral van belang is geweest voor de sociale woningbouw in Amsterdam en een hoofdrol heeft gespeeld in het ontwerp van de tuindorpen in Amsterdam-Noord. Hij was zoon van onderwijzer Johannes Hendrik Mulder en Elisabeth Vlaanderen. In 1918 trouwde hij als bouwkundig tekenaar met Alida Johanna Maria Catharina Boer, waarvan hij in 1920 weer scheidde. In 1925 hertrouwde hij, dan architect, met onderwijzeres Salomine Agneta Friederike Kern.
Na de ambachtsschool leerde Jo Mulder het vak van architect in de praktijk bij het architectenbureau van Eduard Cuypers. Hij ging daarna werken voor de in 1915 opgerichte Gemeentelijk Woningdienst van de gemeente Amsterdam. Hij was overtuigd socialist. Voor de Gemeentelijke Woningdienst ging hij al snel veel ontwerpen. Veel van zijn ontwerpen zijn gemaakt in de landelijke bouwstijl; met muren van baksteen, houten topgevels en een zadeldak erbovenop. Dat paste goed in tuindorpen. Jo Mulder maakte ook stedenbouwkundige plannen. Hij heeft 29 jaar gewerkt bij de Gemeentelijke Woningdienst. In die tijd heeft hij onder meer woningen in Tuindorp Oostzaan (1919-1923), de Keukenwoningen in Tuindorp Nieuwendam (1923-1927), complex Oudeschans 17A-23B (1926-1927), woningen in Floradorp (1927), woningen in de Bloemenbuurt (1927), woningen in Tuindorp Buiksloot (1930), de bankwoningen in Tuindorp Nieuwendam (1931-1933) en Verenigingsgebouw Zonnehuis (1932) in Tuindorp Oostzaan ontworpen. (2023)
Projecten: Asterdwarsweg 10 (Asterdorp); Nieuwe Uilenburgerstraat

MüllerVanTol is een Amsterdamse studio voor industrieel ontwerp en interieurarchitectuur onder leiding van Christiane Müller en Bas van Tol. Hun doel is om interieurs van uitstekende kwaliteit te maken. Om dit te bereiken, ontwerpen ze interieurs en materialen volgens de hoogste normen. Met aanvullende achtergronden in product- en ruimtelijk ontwerp, creëert het studioteam plaats-specifieke en op maat gemaakte werkplekken, tentoonstellingen en horecagelegenheden. Daarnaast ontwikkelen ze kleur- en materiaalconcepten en oppervlaktematerialen voor toonaangevende fabrikanten in de internationale projectmarkt.
Projecten: Wibautstraat 150

MVSA Architects is opgericht door Roberto Meyer en Jeroen van Schooten (1960). Het kantoor ontwierp onder meer het ING House in Amsterdam, gebouwd tussen 1999 en 2002 en de bruggenfamilie Groene Tunnel van zes bruggen over het gelijknamige kanaal op IJburg. Jeroen Van Schooten was van 2006 tot 2010 voorzitter van de Bond van Nederlandse Architecten (BNA). Van 2008 tot 2015 was hij lid van het bestuur van het CPI, een kenniscentrum van de TU Delft. Van 2008 tot 2017 was Van Schooten bestuurslid van de Dutch Green Building Council. De samenwerking met Roberto Meyer kwam in 2013 ten einde, waarna Meyer verderging met MVSA en Van Schooten met Do Janne Vermeulen en anderen het bureau Team V Architectuur opzette. Sinds 2018 is Jeroen bestuurslid van het Professional Experience Programme voor jonge architecten (PEP).
Projecten: Grote Rieteiland; Valeriusplein 9

Nassuth, Georg Siegfried (1922-2005) is geboren in Nederlands-Indië uit een van origine Duitse vader en moeder. Tijdens zijn studie aan de Technische Hogeschool Delft, kreeg hij les van onder anderen Cornelis van Eesteren en Th.K. van Lohuizen. Beide hoogleraren waren verantwoordelijk voor het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam uit 1934. Na zijn afstuderen trad hij in dienst van de toenmalige Afdeling Stadsontwikkeling van de Dienst der Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. Nassuth was vooral geïnspireerd door de ideeën van de CIAM en de Zwitserse architect Le Corbusier, met een strikte scheiding tussen wonen, werken en recreëren.
Hij is altijd een grote onbekende gebleven, de stedenbouwkundige die in de jaren zestig samen met zijn zogenoemde Bijlmermeerteam de plannen ontwikkelde voor een nieuwe uitbreiding in Amsterdam. Deze anonimiteit was deels zijn eigen keuze. Aan journalisten had hij bijna net zo'n grote hekel als aan ceremonieel vertoon. Hij bleef het liefste in de luwte toen zijn baanbrekende ontwerp voor een verticale tuinstad met veel ruimte, licht en groen door het gemeentebestuur werd omhelsd als de fonkelende kroon op de Amsterdamse stedenbouw. Dat veranderde niet toen de Bijlmermeer al snel na de oplevering toch niet die gedroomde stad van de toekomst bleek. Geldgebrek en verschillen van inzichten waren ook dit maal de reden van diverse malen gewijzigde plannen.
Waar in de eerste plannen was nog sprake was van flats met zes verdiepingen in plaats van tien en een maximale afstand van de woning tot de lift van dertig meter gingen in de onderhandelingen met de verschillende gemeentelijke diensten deze (kostbare) uitgangspunten op de schop. De mislukking van de Bijlmermeer betekende ook meteen het einde van de grootschalige verbeelding in de Nederlandse stedenbouw. Vanaf dat moment was de wens van de consument (huisje, tuintje, parkeerplaats voor de deur) een onwrikbaar uitgangspunt voor nieuwbouwplannen.
Nassuth vond het verschrikkelijk dat in de jaren negentig een groot aantal van de beroemde honingraatflats tegen de vlakte ging. Het actiecomité dat zich tegen de sloop keerde, kreeg van Nassuth een bijdrage in de kosten.
In 1998 ontvangt Siegfried Nassuth de oeuvreprijs van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst vanwege zijn verdiensten als stedenbouwkundige.
Projecten: Bijlmermeer

NAT architecten bestaat uit Frank van Manen en een gemotiveerde groep medewerkers waar architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur wordt uitgeoefend. Goede architectuur start bij een sterk concept. De ambitie is om innovatieve, originele en onverwachte oplossingen een kans te geven. Het concept ontstaat na een juiste inventarisatie van wensen van de opdrachtgever en de directe omgeving van de woning. NAT architecten heeft veel ervaring met het ontwerpen en het begeleiden van de bouw van villa’s. IJburg bezit specifieke eigenschappen waardoor ook het wind en waterdicht krijgen van de villa’s bijzondere aandacht vergt. NAT architecten zorgen voor strakke detaillering om het concept te realiseren tot prachtige ontwerpen die degelijk gebouwd zijn. NAT staat voor Nieuwe Architectonische Typologieën.
Projecten: Edmond Halleylaan 76; Lisdoddelaan 124; Murdoch Mackenziestraat 2-40

Next Architects is een internationaal architectenbureau dat sinds 1999 werkt aan ontwerp- en onderzoeksprojecten op het gebied van stedenbouw, architectuur, interieur en infrastructuur. NEXT architects is gevestigd in Amsterdam. In 2004 heeft NEXT een tweede kantoor opgericht in Beijing, China. In 2000 keken we met goede moed en ambitie uit naar het nieuwe millennium. Architectuur was voor ons het startpunt van een ontdekkingsreis om de grootste grootstedelijke gebieden van de wereld te verkennen. In een poging om Het Beeld van Metropolis vast te leggen, vertrokken we voor een tour rond de wereld en analyseerden we de moderne metropool in het tijdperk van globalisering. Deze verkenning gaf ons niet alleen een blik op de toekomstige uitdagingen voor onze stedelijke samenleving, het legde ook de basis voor onze agenda voor een architectuur die verbindt.
Een onderzoekende houding koesteren we tot op de dag van vandaag en vormt het uitgangspunt van elk NEXT project. We ontwikkelen visies die verder gaan dan de gebouwen die we maken: visies op de fietsstad, onze waterhuishouding en de toekomst van Nederland. We organiseren workshops, betrekken buitenstaanders en vertalen concepten naar ontwerpen. Inspiratie wordt gevoed vanuit onverwachte hoeken; het sijpelt door van buiten de grenzen van de architectuur en beantwoordt opgave daardoor met verrassende, maar vanzelfsprekende oplossingen. Door het onbekende te verkennen, ontsnappen we aan de meest voor de hand liggende ontwerpen en ontwikkelen we ideeën die rijker en zinvoller zijn. (2023)
Projecten: Grasweg 87-225

Ney, Laurent (1964) is een Luxemburgse burgerlijk ingenieur die sinds 1984 in België woont en werkt. Van 1984 tot 1989 studeerde hij aan de Faculteit Toegepaste Wetenschappen van de Universiteit van Luik, waar hij een diploma burgerlijk ingenieur behaalde. Na van 1989 tot 1996 als ingenieur voor het Greisch Bureau d'études te hebben gewerkt, werd hij in 1996 onafhankelijk ingenieursadviseur. Samen met zijn echtgenote, de architect Nathalie Ries, richtte hij in 1996 in Luxemburg het ingenieurs- en architectenbureau T6, Société .à responsabilité limitée op, dat in 2005 tot T6-Ney & Partners, S.à r.l. werd omgedoopt. In 1998 begon hij het ingenieursbureau Ney & Partners, s.a. waarvan hij sindsdien gedelegeerd bestuurder is. Ney & Partners is een bureau van ingenieurs en architecten dat structuren en infrastructuur ontwerpt. Het hoofdkantoor is in Brussel en er zijn vestigingen in Namen, Luxembourg, Hanoï, Tokyo, Bordeaux en Delft. (1921)
Projecten: Kattenburgerplein 1

Nielsen, Spruit en Van de Kuilen Christiaan (Chris) Nielsen (1910-) volgde de lagere school op Vlieland. In Amsterdam doorliep Nielsen de driejarige H.B.S. en de Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkende Stand. In 1937 behaalde Nielsen zijn diploma aan het Hooger Bouwkunstig Onderricht te Amsterdam. Nog voor het einde van zijn studie aan het H.B.O. in 1936, trad Nielsen in dienst bij het architectenbureau van F.A.Eschauzier waar hij 9 jaar bleef. Pas na de Tweede Wereldoorlog vestigde Nielsen zich als zelfstandig architect in Amsterdam waar hij hoofdzakelijk samenwerkte met J.H.Chr.Spruit (1910-1988). Met Spruit richtte hij in 1945 ‘Architectenbureau Nielsen en Spruit’ op.
In 1952 treedt Wouter van der Kuilen (1923-2003) als vennoot toe. Wouter studeerde van 1946 tot 1952 aan de Academie van Bouwkunst en was in die tijd bij Nielsen en Spruit chef de bureau. Van 1952 tot 1961 vormden zij de maatschap Nielsen, Spruit en Van de Kuilen.
Deze maatschap werd in 1969 veranderd in een B.V. onder de naam ‘Architectengroep 69’. De naam Architectengroep 69 is ontstaan vanuit de gedachte dat de naam niet persoonsgebonden mocht zijn vanwege de continuïteit van het bureau.
In 1989 fuseerde Architectengroep 69 met het bureau Obbe Groenhout, waarbij de naam werd veranderd in ‘Architectengroep 69 Groenhout’. Sinds 1955 was Nielsen bestuurslid van de Kring Amsterdam van de Bond Nederlandse Architecten (BNA). In 1957 werd hij benoemd tot voorzitter van deze kring. Tevens maakte hij deel uit van de Commissie Regulering Architectenberoep van de BNA. Van 1956 tot 1962 was Nielsen lid van de Amsterdamse Schoonheidscommissie en supervisor van verscheidene delen van Osdorp en Slotervaart. In 1962 werd Nielsen benoemd tot stadsbouwmeester van Amsterdam. Hij volgde hierbij B.Merkelbach op die plotseling was overleden.
Nielsen was met Spruit in die tijd vooral bekend als architect van verschillende protestantse kerken, woonwijken en enkele scholen. In Amsterdam ontwierpen Nielsen en Spruit de verbouwing van Proost & Brand aan het Rusland (1957), drukkerij Kampert & Helm aan de Plantage Doklaan (1957), de HTS aan de Multatuliweg (1958) en woningen in de tuinsteden Amsterdam-Slotermeer en Buitenveldert.
Als bouwmeester (1962-1969) had Nielsen als taak ‘het coördineren en organiseren van alle bouwkundige activiteiten van de dienst Publieke Werken’. Nielsen zou zijn werkzaamheden als particulier architect geleidelijk afbouwen om zich vervolgens voor de volle 100% op het stadsbouwmeesterschap te kunnen richten. De gedachte was dat hij na een periode van 5 tot 7 jaar, geheel ter beschikking zou staan als stadsbouwmeester. Deze voorspelling is echter te optimistisch gebleken. Met name de nieuwbouw van de Vrije Universiteit te Amsterdam-Buitenveldert vergde veel tijd waardoor Nielsen het besluit nam in maart 1969 zijn functie als stadsarchitect te beëindigen. Hij voorzag dat werkzaamheden aan de VU nog zeker 5 tot 7 jaar zouden voortduren. Dit zou betekenen dat deze ambivalente positie zou aanhouden tot het einde van zijn ambtsperiode. Na zijn aftreden in 1969 bleef hij nog enkele jaren actief voor de gemeente Amsterdam als bouwadviseur van burgemeester Samkalden. (1923)
Projecten: Plantage Doklaan 8-12

Nieukerken, van, Johannes Jacobus (Middelburg, 22 februari 1854 - Den Haag, 7 oktober 1913). De Nederlands architect Johannes van Nieukerken ontving zijn opleiding aan een praktijkleerschool. Hij werkte van 1880 tot 1887 op het bureau van rijksbouwkundige Jacobus van Lokhorst en werd daar geschoold in de bouwwijze van Pierre Cuypers.
In 1887 richtte hij zijn Architectenbureau Van Nieukerken op. Johannes van Nieukerken was een meester in het opbouwen van een netwerk van opdrachtgevers, in zijn geval vooral aristocraten, hoge ambtenaren en figuren uit de wereld van handel en industrie. Deze kapitaalkrachtige groep kon zich de kostbare bouwwerken veroorloven, die de Van Nieukerken’s graag ontwerpen. Een serie landhuizen van ongekende schaal en enkele grote kantoorgebouwen vormen markante objecten in het oeuvre van de Van Nieukerken’s. Hun hoofdwerk vormt onmiskenbaar het toenmalige Koloniaal Instituut in Amsterdam, het huidige Koninklijk Instituut voor de Tropen. (1913-1926)
Johannes van Nieukerken (1854-1913) was volgens de oude traditie als architect in de praktijk gevormd. Hoewel in 1863 de Polytechnische School, de latere TU Delft, was opgericht prefereerde hij ook voor zijn zoons Marie Adrianus (1879-1963) en Johan (1885-1962) een praktijkleerschool. Hierna traden zij in dienst bij het architectenbureau van hun vader, dat zij tot de opheffing in 1960 zouden leiden. Van Nieukerken senior droeg zijn opvattingen op zijn zoons over. Zo werd de negentiende-eeuwse traditie van historiserende vormen een rijke detaillering en een ambachtelijke bouwwijze tot ver in de twintigste eeuw voortgezet.
Van Nieukerken senior deed zijn architectuurvisie op in de negentiende-eeuwse discussie om een nationale architectuurstijl en ontwikkelde zich in navolging van P.J.H.Cuypers tot een rationalist, werkend in een neorenaissance-idioom. Zijn zoons waren minder principieel in hun vormkeuze en gingen meer en meer eclectisch te werk.
Vanaf de jaren dertig liep de belangstelling voor de historiserende vormen, die de Van Nieukerken’s bleven toepassen, terug. Ze bleven echter in hun visie geloven. Marie van Nieukerken’s ideeënplan voor de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog toont negentiende-eeuwse steden op de schaal van de twintigste eeuw en tot in de jaren vijftig bleven ze gebouwen ontwerpen in een stijl die zijn wortels had in een architectuurdiscussie die driekwart eeuw eerder had plaatsgehad.
In 1884 werd door Johannes van Nieukerken samen met een aantal geestverwanten de 'Kunstnijverheidsvereeniging Arti et Industriae' opgericht, waarbinnen werd gestreefd naar een betere verhouding tussen kunst, ambacht en industrie. Binnen deze vereniging speelde Van Nieukerken een grote rol en trad hij jarenlang op als voorzitter.
Projecten: Herengracht 502; Linnaeusstraat 2; Mauritskade 62-63-64

Nieukerken, van, Marie Adrianus (1879-1963) was een Nederlands architect, tevens schilder, vooral tekenaar en aquarellist van huizen en gebouwen in Den Haag. Zijn vader Johannes van Nieukerken was er een groot voorstander van dat zijn kinderen een praktische opleiding kregen, waarbij hen de nodige ambachtelijke vaardigheden werden bijgebracht. Marie volgde na de lagere school een jaar de HBS en ging vervolgens nog een paar jaar naar de ambachtsschool. In zijn vrije tijd werkte hij bij een aannemer. In 1901 volgde Marie alsnog enkele cursussen in Delft, om daar verder kennis op te doen van de theoretische vakken die hij zich door zelfstudie al enigermate had eigen gemaakt. Hij kreeg er les van bekende docenten als E.Gugel, H.Evers en K.Sluyterman. In 1896 kwam Marie op het bureau van zijn vader en vanaf 1903 werkte hij als zelfstandig architect met hem samen. Inmiddels was ook Johan op zijn vaders bureau komen werken. Met de komst van Marie en Johan ontwikkelde het bureau Van Nieukerken rond 1900 een geheel eigen stijl. Tot dan toe werd er gebouwd op een manier die aansloot bij de heersende mode op architectuurgebied. In navolging van het werk van Berlage, met name diens beursgebouw, werd de behandeling van de gevels meer sober en vlak. Wel bleven renaissancekenmerken als trap- en voluutgevels, geblokte ontlastingsbogen en versierde muurankers gehandhaafd. De Van Nieukerkens bleven op de renaissancestijl teruggrijpen, maar trachtten dat op oorspronkelijke wijze te doen, waarbij ze nadrukkelijk een slaafse navolging van historische voorbeelden wilden vermijden. Na de dood van hun vader namen de broers het bureau over en gingen grotendeels op de oude voet verder. De crisis die in 1929 uitbrak, bracht ook voor hun bureau moeilijke tijden. Het grootste deel van hun werk bestond nu uit verbouwingen en restauraties. Dit was altijd al een belangrijk onderdeel van hun werkzaamheden geweest, maar nu bleef het vrijwel hiertoe beperkt. Na de oorlog werd de hoeveelheid werk nog minder en bovendien bemoeiden Marie en Johan zich steeds minder met het werk op het bureau. Bij gebrek aan opvolging werd het architectenbureau Van Nieukerken in 1960 tenslotte opgeheven. De relatie met de opdrachtgevers speelde voor de Van Nieukerkens een grote rol. Het traditionalisme werd vooral gewaardeerd in kringen van rijke aristocraten, industriëlen en gezagsdragers, kortom het oude en het nieuwe patriciaat. Zij zagen in de historiserende bouwwijze de juiste vorm om hun status te representeren. Binnen deze groep hadden de Van Nieukerkens weer een eigen hechte kring van opdrachtgevers, die grotendeels tot hun persoonlijke kennissenkring behoorden. Deze beperkte maar trouwe kring van opdrachtgevers met een nogal behoudende smaak zorgde ervoor dat de Van Nieukerkens op hun eigen wijze konden blijven werken.
Zoals gezegd hechtte Van Nieukerken senior weinig waarde aan de nieuwe architectenopleiding aan de Polytechnische School in Delft; zijn zoons ontvingen hun vorming als architect aan de ambachtsschool en in de praktijk. Opvallend is dat Marie van Nieukerken in zijn in de jaren '50 geschreven memoires de praktijk nog steeds als de beste opleiding betitelde.
Projecten: Linnaeusstraat 2; Mauritskade 62-63-64

Niftrik, van, Piet Hein (1867-1941), zoon van J.G.van Niftrik, was getrouwd met Diederika Johanna Plugge. Piet Hein had zijn kantoor aan de Plantage Parklaan. Naast architect was hij ook directeur van de N.V.MY tot Exploitatie van Onroerende Goederen te Amsterdam. Als architect gaat hij een maatschap aan met Adriaan Willem Weissman.
Aan de noordoostkant van de Dam, rechts naast de Bijenkorf bouwde Van Niftrik in 1915 een kantoor/winkelpand in opdracht van de NV Hollandsche Woningmaatschappij 1913. Over dit ontwerp boog de Raadhuis-Dam-Commissie zich voor het eerst in februari 1914. Berlages oordeel was vernietigend: 'onbegonnen werk de gebreken alle op te sommen en de middelen tot verbetering aan te wijzen. Deze ontwerper moet zich met een bevoegd architect verstaan om er iets van terecht te brengen.' De commissie verwees het plan daarmee regelrecht naar de prullenbak. Ettelijke herziene plannen verder oordeelde de commissie eind augustus 1914 dat goedkeuring was gewettigd.
Projecten: Dam 3-7; J.J.Viottastraat 36; Nes 39

Nine Oaks is opgericht door architect Gert Anninga. Het bureau probeert architectuur te maken die verrast en tot de verbeelding spreekt. Karaktervolle gebouwen die ingaan op menselijke perceptie en voortkomen uit vakmanschap. Leidend in het ontwerpproces is het poëtisch verbinden van een gebouw aan de plek en de geschiedenis. (2023)
Projecten: Ko van Dijkhof 1-102

NOORTZAAK architecten & adviseurs is in 2014 opgericht door Maarten van Noort. Het is een onderneming die zich wil profileren als integraal werkend architectenbureau dat zich richt op renovatie- en restauratieprojecten en tegelijk zoekt naar de combinatie met nieuwbouw. Noortzaak wil zich ook inzetten als coach voor (net afgestudeerde) studenten bouwkunde en expertise delen met ondernemers in ontwikkelingslanden en opkomende markten.
In mijn 37 jaar ervaring, waarvan ruim 32 jaar als architect bij HM architecten in Amsterdam, heb ik vele en veelzijdige haalbaarheidsstudies, nieuwbouw-, renovatie- en restauratieprojecten gerealiseerd. In de loop van de jaren werden de projecten groter en werd mijn rol steeds meer die van procesarchitect, die in teamverband samenwerkt en afstemming zoekt met de andere ontwerpers en bouwkundigen. Door die regisseursrol kon ik, naast het begeleiden van het ontwerpwerk, mijn aandacht eveneens richten op die andere aspecten die van een ontwerp méér dan alleen een mooi en goed gebouw maken. Ik verdiepte mij in de manier van gebruik, wilde weten welke vraag er precies leeft bij de opdrachtgever en/of gebruiker en hoe dit zich weer verhoudt met de randvoorwaarden vanuit de overheid. Ik droeg bouwkundige oplossingen en alternatieve indelingsmogelijkheden aan. Maar ik verdiepte mij even zo goed in de constructie, W & E installaties, ICT, duurzaamheid, het interieur, kleurgebruik t/m bijvoorbeeld de maaiveldinrichting. Al die onderwerpen behoeven aandacht om evenwichtig en optimaal op elkaar worden afgestemd. En voor al die onderwerpen geldt ook dat ze zich moeten meten met een vooraf opgesteld financieel kader. Door dit onderwerp al vroeg in het proces een rol te laten spelen en te beslissen op basis van argumenten, voorkom je veel teleurstellingen achteraf. Met al deze opgedane kennis kan ik nu vrijer handelen en anticiperen op de vraag. Daarin schuilt dan ook de kracht van NOORTZAAK. (2021)
Projecten: Huntum 16

NwA architecten staat voor New World Architecture en is als ontwerpbureau in 2002 opgericht door Martijn de Potter en Tonko Leemhuis. (2021)
Projecten: Emmy Andriessestraat 325-379; Fritz Dietrich Kahlenbergstraat 40-56

OD205 is een voortzetting van architectenbureau Van Embden dat al in 1938 is opgericht door Sam van Embden. In de jaren 60 van de 20ste eeuw groeide het bureau rap en daarmee ook de directie. Vanaf 1964 is de officiële naam dan ook ‘Van Embden, Roorda van Eysinga, Smelt, Wittermans, Choisy NV’. Als Van Embden in 1969 met pensioen gaat wordt de naam omgevormd tot OD205. Het is een verwijzing naar het adres waar we dan gevestigd zijn; Oude Delft 205 in Delft en een uiting van de collectieve geest in die tijd. Stedenbouw en (landschaps-) architectuur betreffen opgaven die vooral gemeenschappelijk uitgevoerd dienen te worden. Het bureau is stevig verbonden aan het Internationale Modernisme. Elke opgave wordt functioneel, rationeel en analytisch benaderd. Op stedenbouwkundig gebied bouwt od205 deze aanpak uit tot een haast wetenschappelijk model. Op architectonisch vlak tonen de ontwerpen een fascinatie voor architectonische structuur en een intelligente industrialisatie van het bouwproces. In 1994 splitst het bureau zich in een bureau voor architectuur en een bureau voor stedenbouw en landschap.
Peter Defesche (1958) studeerde in 1984 af aan de Technische Universiteit Delft en werkte vervolgens onder andere bij Architectenbureau Cees Dam. In 1987 trad hij in dienst van OD205 architectuur, het bureau dat hij in 1998 samen met Roy Lim overnam. Defesche Van den Putte is opgericht in 2016 en is een samenvoeging van de bureaus jefvandenputte architectuur en OD205 architectuur bv.
Het huidige od205 komt uit dit laatstgenoemde voort. Sinds 2011 in eigendom en onder directie van Ralf Hottenträger. (2021)
Projecten: Diemerparklaan 14; Grote Rieteiland; Mattenbiesstraat 95-105, 100, 115-121, 135-141, 151-161; Zwanebloemlaan 5-11, 17-19, 29-31, 198-200

OeverZaaijer architectuur en stedenbouw De maatschap OeverZaaijer architectuur en stedebouw bestaat vanaf januari 2016 uit: Wouter Zaaijer, Chris Zwiers, John Bosch en Oresti Sarafopoulos.
Medeoprichter Hans van den Oever is in 2013 overleden. Van den Oever had al tijdens zijn studie Bouwkunde aan de toenmalige TH Delft (1959-’68) een eigen architectenbureau en aannemingsbedrijf. Hij bouwde vooral stands voor het reclamebureau van zijn schoonvader, waaruit later andere opdrachten uit voortkwamen. In 1970 kwam hij in dienst bij het bureau Zanstra, Gmelig Meyling, De Clerq Zubli, voorloper van het latere ZZDP Architecten. Hier had hij veel werk aan woningbouwopdrachten, vooral voor de nieuwe steden Lelystad, Dronten en Swifterbant. In 1977 trad de architect toe tot de directie van het bureau, dat ZZOP ging heten. Tot Van den Oevers portefeuille behoorden herontwikkeling (van onder meer het oeuvre van Piet Zanstra en het Gouden Hoofd op het Rembrandtplein in Amsterdam) en Geveke Electronics in Amsterdam (1984). In 1990 besluit hij samen met Wouter Zaaijer een nieuw bureau op te richten. Dit bureau groeide in ruim twintig jaar uit tot een van de meest vooraanstaande architecten- en stedenbouwkundige bureaus van Nederland. Van den Oever was onder meer betrokken bij de eigen huisvesting van het bureau in Het Planetarium in Amsterdam-Zuidoost (1994) en de renovatie en uitbreiding van het World Trade Center Amsterdam (2002). Het laatste project waar Van den Oever bij betrokken was, is het in 2010 opgeleverde eigen kantoor en bedrijfsverzamelgebouw op Steigereiland IJburg.
Projecten: Badhuiskade 35-353; Bercylaan 809-1215; Pedro de Medinalaan 1-9

Wingerden Hovenier architecten / Office Winhov Joost Hovenier (1963-2016) was medeoprichter en partner van het architectenbureau. Hovenier is in 1996 afgestudeerd aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, nadat hij eerder bouwtechniek had gestudeerd aan de mts en hts. Hij werkte voor diverse bureaus, waaronder Architectenbureau Rudy Uytenhaak en UNStudio, voordat hij in 1996 met Jan Peter Wingender het bureau Wingender Hovenier Architecten oprichtte. Na de toetreding van Uri Gilad als partner is het bureau Office Winhov gaan heten. Hovenier was tevens actief als docent aan de Amsterdamse Academie van Bouwkunst (1998-2016). In zijn werk richtte hij zich op herbestemming van monumentale gebouwen en woningbouwprojecten op complexe, stedelijke locaties met speciale aandacht voor bijzondere doelgroepen zoals studenten en ouderen.
Jan Peter Wingender, medeoprichter en partner van Wingerden Hovenier architecten, richt zich in zijn werk op complexe stedelijke ensembles, woongebouwen, civiele en publieke programma’s en de renovatie en herbestemming van monumentale gebouwen. Hij ontwerpt gebouwen die lang meegaan en is van mening dat gebouwen meer zijn dan losse objecten; ze maken deel uit van een omgeving en dragen bij aan de ontwikkeling daarvan. Het voortdurend ondervragen van de diverse en vaak complexe relaties tussen de betekenis van een plek, gebouw typologie, de toepassing van materialen en het uiteindelijk gebruik van een gebouw staan centraal in zijn werk. Jan Peter studeerde aan de Technische Universiteit Eindhoven stadsontwikkeling en architectuur (1985-1991) en aan het Berlage Instituut in Amsterdam architectuur (1992-1996). Hij geeft regelmatig lezingen, schrijft over architectuur en is lid van diverse adviescommissies en jury’s. Jan Peter is gastdocent op architectuur opleidingen in binnen- en buitenland. Van 2003 tot 2007 was hij hoofd van de architectuur opleiding van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam.
Uri Gilad, medeoprichter en partner van Office Winhov, richt zich in zijn werk op de herbestemming en uitbreiding van monumentale gebouwen, duurzame woningbouwontwikkelingen en programma’s op het snijvlak van 'hospitality', cultuur en commercie. Zijn projecten komen tot stand met een zorgvuldig begrip van de context en veel aandacht voor de toepassing van materialen. In zijn werk incorporeert hij de duurzame, sociale en culturele aspecten die in relatie staan tot architectuur en stedenbouw. Hij studeerde aan de HIT in Holon en de Academie van Bouwkunst in Amsterdam waar hij in 2007 Cum Laude afstudeerde bij Prof. Herman Hertzberger.
Bekende projecten van Wingender Hovenier Architecten/Office Winhov zijn onder meer woontorens De Loodsen (2001-2006) en het W Hotel ‘Exchange’ (2011-2015).
Projecten: Kalverstraat 213-215; Kloveniersburgwal 29; Lisdoddelaan 114; Rokin 168

Oorthuys, Fenna (1944-) is de dochter van Cas Oorthuys en Lydia Krienen. Cas is bekend als fotograaf en verzetstrijder. Fenna werkte van 2003 samen met Paul De Ley in hun bureau De Ley en Oorthuys Architecten dat stadsvernieuwing en sociale woningbouw als speerpunt had. (2022)
Projecten: Staalkade 21; Zwanenburgwal 218-230

Orange architects is opgericht in 2010 door Jeroen Schipper en Patrick Meijers. Beide partners zijn opgeleid als architect en stedenbouwkundig ontwerper aan de Technische Universiteit Eindhoven in de volle breedte van het ontwerpvak. De eerste wapenfeiten van de architecten vonden plaats in het buitenland, vandaar dat het bureau de oranje kleur geadopteerd heeft, daarmee geven ze bij buitenlandse opdrachtgevers kleur met hun Nederlandse roots. (2021)
Projecten: Grasweg 87-225; Krijn Taconiskade 1

Osborne, Donald (3 juni 1976) is in 2007 afgestudeerd aan de TU Delft afdeling Bouwkunde op Stedebouwkundig plan voor Oostenburg in Amsterdam en een ontwerp voor de Faculteit Geesteswetenschappen van de UvA (27.000m2). (2021)
Projecten: Nieuwe Ridderstraat 43-53

Osch, van, Martien (1958) is afgestudeerd aan de Rijks Hogere School voor Tuin- en landschapsinrichting in Boskoop en studeerde enige jaren landschapsarchitectuur aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam. Hij heeft de titel tuin- en landschapsarchitect behaald bij het Bureau Architectenregister. Vanaf 1987 heeft hij het vak van ontwerpen in de praktijk geleerd gedurende de 10 jaar die hij bij bureau B+B in Amsterdam heeft gewerkt. In deze tijd heeft hij veel kennis en ervaring opgedaan met name op het gebied van de openbare ruimte. In 1999 is hij gestart met zijn ontwerpbureau OSLO. In zijn ontwerpen analyseert hij grondig de ruimtelijke aspecten van de opgave. Hij is een onderzoeker naar concepten, mogelijkheden en modellen. De eigenschappen van de locatie, de geschiedenis van de plek, het gebruik en de wensen leiden tot passende ontwerpen. Martien van Osch is een ontwerper met een technische achtergrond en oog voor detail. Schoonheid en maakbaarheid liggen daarom altijd in elkaars verlengde. (2023)
Projecten: IJpromenade

Otten Husly, Jacob (1738-1796), was een veelzijdig architect en stucwerker met een grote staat van dienst. Otten Husly was een zoon van Albert Otten en Anna Hendrica Huslij. Al op jonge leeftijd verhuisde hij vanuit Doetinchem naar Amsterdam om daar onder leiding van zijn ooms, de toen befaamde stucdecorateurs Hans Jacob Huslij (1702-ca.1770) en Hendrik Huslij (1706-ca.1770), het stucwerkvak te leren. Hij deed een studie bouwkunst in Parijs. Hoewel hij geboren was als Hans Jacob Otten voegde hij vanaf ongeveer 1760 Husly (een variant van Huslij) aan zijn naam toe om deze familieband te onderstrepen, waarschijnlijk uit commerciële motieven. In 1758 was hij mede-oprichter van de maatschappij 'Vriendschap vereenigt de Kunsten', een directe voorloper van de Amsterdamse Stadstekenacademie, een instelling die een belangrijke rol zou gaan spelen in het Amsterdamse culturele leven. Otten Husly werd in 1765 één van de directeuren van deze Stadstekenacademie. In 1773 was hij de oprichter van de Leerschool der Tekenkunde. Hoewel juist opvallend door zijn brede beheersing van verschillende stijlen, geldt Otten Husly als een van de belangrijkste en begaafdste vertegenwoordigers van de zogenaamde Lodewijk XVI-stijl in Nederland. Deze stroming, oorspronkelijk bedoeld als interieurstijl, vormde een reactie op de naar de smaak van sommigen al te lichtzinnig geworden 'nieuwe zwier' van de rococo, de daarvoor heersende mode. Vanaf 1770 krijgen zowel interieurs als architectuur langzaam aan een wat strenger en soberder aanzien. Een vroeg voorbeeld van deze stijl is Otten Husly's ontwerp voor het stadhuis van Weesp (1771-1776). Zijn waarschijnlijk bekendste ontwerp is dat voor het nieuwe gebouw van het genootschap Felix Meritis (1787-1789) in Amsterdam, waarvoor in 1786 een prijsvraag werd uitgeschreven.
Projecten: Herengracht 40; Herengracht 462; Kattenburgerplein 1

Oud, Jacobus Johannes Pieter (1890-1963) is een zoon van Hendrik Cornelis Oud, tabaks- en wijnhandelaar, later makelaar in effecten, en Neeltje Theodora Janszen. Gehuwd op 27-12-1918 met Johanna Maria Augusta Dinaux. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren. Oud bezocht de lagere en de zogenaamde Franse school in zijn geboorteplaats Purmerend. Hij wilde aanvankelijk schilder worden, maar koos op aandringen van zijn vader voor architect. Hij volgde een opleiding die hem snel in de praktijk zou kunnen brengen: achtereenvolgens de Kunstnijverheidsschool Quellinus te Amsterdam (1903-1906) en de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers te Amsterdam (1908-1910). In de jaren 1907/1908 liep hij stage als opzichter-tekenaar op het architectenbureau J.Th.J.Cuypers en J.Stuyt te Amsterdam. Hij rondde zijn studie af door in de jaren 1910/1911 als toehoorder een aantal colleges te volgen aan de Technische Hoogeschool te Delft. In 1913 vestigde hij zich voor korte tijd in zijn geboorteplaats als architect. Oud is in 1918 als architect in dienst van de gemeente Rotterdam getreden. Daar werd hij bij de woningdienst belast met het ontwerpen van grote complexen betaalbare arbeiderswoningen. Het pionierswerk dat Oud hierbij verrichtte, kan slechts begrepen worden wanneer men dit vergelijkt met de woningbouw die terzelfder tijd in Amsterdam werd gerealiseerd door de aanhangers van de zeer bewonderde 'Amsterdamse School'. Was bij de laatstgenoemden stijl uitsluitend doel het componeren van boeiende, rijk gedecoreerde gevelwanden met negeren van de plattegronden, bij Oud was een zorgvuldig uitgekiende plattegrond uitgangspunt voor een tevens esthetisch bevredigend totaalontwerp.
Kort na de oorlog had Oud in 1948 en 1949 opdrachten gekregen voor de bouw van de beide nationale oorlogsmonumenten: op de Grebbeberg en op de Dam te Amsterdam. Samen met de beeldhouwer John Raedecker werden deze moeilijke opdrachten tot een bevredigende oplossing gebracht. Oud slaagde erin een tijdloze vorm te vinden door beide monumenten zodanig met de omgeving te integreren, dat ze de indruk wekken er altijd al geweest te zijn.
Ouds creatiefste produktie ligt in de jaren 1920. Later en vooral na de oorlog komt zijn talent als schrijver over architectuur meer naar voren. Zijn grootste verdiensten zijn dan zijn krantenartikelen voor een lekenpubliek, dat hierdoor misschien voor het eerst tot het besef komt hoezeer architectuur de kwaliteit van de omgeving bepaalt en dus van belang is voor het menselijk welzijn. Hij was een solist en is nooit lid geworden van enige vakorganisatie. Zijn autoriteit en gezag in vakkringen was echter onomstreden. Tekenend hiervoor is dat hij wel eens 'het geweten van de Nederlandse architectuur' werd genoemd, zoals zijn broer als staatsman door sommigen als 'het geweten van de Nederlandse politiek' werd beschouwd.
Projecten: Dam

Oudejans, Hendricus Theodorus (Har) (1928-1992) was architect te Amsterdam. Oudejans doorliep de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en startte zijn carrière bij Merkelbach en Elling. Aanvankelijk was hij vooral werkzaam in Edam, waar hij zijn jeugd doorbracht. Als architect ontwierp hij met name in de jaren vijftig en zestig veel kerken en woningen, en werkte hij bovendien aan enkele renovatieprojecten. In de jaren vijftig was hij bevriend met leden van de Cobra-beweging en leden van de Forum-redactie. Samen met Constant Nieuwenhuys, Armando en Ton Alberts ondertekende hij de eerste proclamatie van de Nederlandse afdeling der Internationale Situationisten. Met veel idealisme werkte Oudejans mee aan diverse plannen van deze sectie. De Situationisten richtten zich tegen het individuele kunstwerk en waren voor het collectief creëren van een levenssfeer. De Nederlanders onderzochten het unitair urbanisme; een nieuw soort integrale stedenbouw die moest ontstaan door het scheppen van steeds nieuwe verhoudingen en situaties, door het voortdurende experiment. Het plan New Babylon van Constant kwam uit deze drang voort. Met Ton Alberts zou hij een architectenbureau starten. Hij was enige tijd getrouwd met de schrijfster Mischa de Vreede.
In de jaren zeventig werd Oudejans buitengewoon hoogleraar utiliteitsbouw aan de Technische Universiteit Delft (1970-1988). Hier werkte hij samen met een groep gelijkgestemde hoogleraren als Aldo van Eyck, Herman Hertzberger, Joop Hardy, Jaques Choisy en Jan Rietveld. Hij was een zeer bevlogen docent, wiens colleges grote indruk op zijn studenten maakten door zijn gepassioneerde kijk op architectuur en de ijverige manier om erover te discussiëren. Zijn voornaamste interesse is altijd de archetypische manier geweest waarop architectuur met ons communiceert. Wat is een deur? Wat is een drempel? Hier waren Benthem en Crouwel student bij hem. Zij kenden elkaar niet en kregen tijdens hun studie bouwkunde pas helemaal aan het eind van de rit met elkaar te maken. Benthem: ‘We studeerden af op het zelfde onderwerp: de uitbreiding van de Tweede Kamer. Hoogleraar Har Oudejans stelde voor dat wij een koppel zouden vormen.’
Zijn kantoor was enige tijd op Singel 144 gevestigd.
Projecten: Singel 140-142

Ouëndag, Bert Johan (1861=1932), was een Nederlands architect. Hij werkte eerst voor stadsarchitect Springer, en vervolgens bij J.F.Klinkhamer (vanaf 1893) met wie hij later een samenwerking begon (1899-1905). Vanaf 1905 had hij samen met zijn zoon een eigen architectenbureau. Diverse van Ouëndags werken zijn gewaardeerd als monument. Ouëndag werkte veel voor Heineken en Artis. Hij ontwierp ook kantoren voor de Nederlandsch-Indische Spoorweg-maatschappij in Semarang en Den Haag, en de Bijenkorf in Rotterdam (1930, samen met zijn zoon Willem (1899-1967) en met Dudok). Verder ontwierp hij verschillende kantoren van de Amsterdamse Bank, waaronder het hoofdkantoor, het Boekhuis te Amsterdam, verschillende scholen, villa's en paviljoens voor gestichten. Bert was ook docent bouwkunde en later voorzitter van de Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkenden Stand, waar tientallen architecten hebben leren tekenen. Op zijn zeventigste verjaardag werd Ouëndag benoemd tot erelid van de Bond van Nederlandsche Architecten. Bij Artis werd hij in 1943 afgelost door zijn zoon W.B.Ouëndag als hoofdarchitect.
Projecten: Linnaeusstraat 2; Mauritskade 62-63-64; Plantage Doklaan vh.44

Outshoorn, Cornelis (1810-1875) was een Nederlandse ingenieur en architect. Cornelis Outshoorn was autodidact. De lagere school was zijn enige formele opleiding. De kennis die hij nodig had om ingenieur en architect te worden, deed hij in de praktijk op, regelmatig aangevuld met cursussen van allerlei aard.
Hij begon in 1838 zijn carrière bij de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM), de eerste spoorwegmaatschappij in Nederland, die in 1839 de lijn Amsterdam-Haarlem zou openen. Onder supervisie van Frederik Willem Conrad, een van de eerste Nederlandse ingenieurs, pionierde hij met het aanleggen van spoorlijnen op de slappe en drassige Hollandse bodem. Hij functioneerde als hoofdopzichter bij de bouw van enkele grote stations, onder andere Haarlem en Amsterdam. Zo leerde hij in de eerste plaats bruggen en stations bouwde. De spoorbruggen en stationsoverkappingen maakten dat Outshoorn expert werd op het pas ontgonnen terrein van de ijzerconstructies.
Wanneer en hoe Outshoorn van spooringenieur architect werd is niet bekend maar één van zijn eerste architectonische werken was in 1854 het Koninklijk Postkantoor. Het is 40 jaar later afgebroken om plaats te maken voor het monumentale ontwerp van Cornelis Peters, dat tegenwoordig Magna Plaza is. In 1861 ontwierp Outshoorn Museum Fodor aan de Keizersgracht, dat door de gemeente werd gebouwd als onderdak voor de nagelaten kunstcollectie van de in 1860 overleden steenkolenhandelaar Carl Joseph Fodor. Het heeft bestaan tot 1993; in het gebouw huist nu fotografiemuseum Foam.
Opvallend is dat er weinig kleine gebouwen van Outshoorn bekend zijn. Ook het woonhuis voor de bankier Elias Fuld op de hoek van de Keizersgracht en het Molenpad heeft hier geen last van. Hij bouwde in 1865 ook een Joods jongensweeshuis aan de Amstel, dat werd gesloopt ten behoeve van de Stopera.
Outshoorn bleef zich ondanks alles ingenieur voelen en bleef ook lid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. Dat hij vooraanstaand was, blijkt er wel uit dat hij enige tijd beoogd architect voor het Rijksmuseum was. Hij maakte er ook een studieontwerp voor. Hij overleed echter voor de definitieve opdracht was verstrekt.
Outshoorn werd min of meer de huisarchitect en bouwkundig adviseur van de Amsterdamsche Bouw Maatschappij, het vehikel waarmee Samuel Sarphati veel van zijn idealistische plannen probeerde te verwezenlijken, op deze wijze ontwierp hij als zelfstandig architect verschillende toonaangevende gebouwen in Amsterdam, zoals het Paleis voor Volksvlijt (1855-1864) en het Amstel Hotel (1867). Aan het Oost- en Westeinde bouwde hij woningen op stand.
Hoewel Outshoorn in 1864 werd aangezocht om plaats te nemen in de gemeenteraad weigerde hij dat, maar werd wel lid van de gemeentelijke gezondheidscommissie.
Hij bemoeide zich ook met stedenbouwkundige kwesties: samen met J.L.Kuinders maakte hij in 1866 een plan voor een drastische doorbraak van Dam naar de Plantage Middenlaan, waarbij de ernstig verkrotte Jodenbuurt zou worden gesaneerd. Het werd niet uitgevoerd.
Van groter belang is natuurlijk Outshoorns schepping uit 1867, het Amstel Hotel. Ook dat was ontsproten aan de ideeën van Samuel Sarphati, die vond dat Amsterdam in navolging van andere Europese hoofdsteden een hotel van internationale allure nodig had. Outshoorn beperkte zich tot een voornaam gebouw zonder vleugels, waar aanvankelijk werd gedacht aan een kolosaal paleis in carrévorm. Hoewel de Amsterdamse bevolking traditiegetrouw protesteerde (al die pracht en praal waren nergens voor nodig, en voor het bedrag van 1 miljoen gulden konden ook 250 woningen worden gebouwd), werd dit magnifieke gebouw uiteindelijk door Outshoorn in nauwelijks meer dan een jaar neergezet. Oorspronkelijk telde het Amstel Hotel drie verdiepingen. De vierde verdieping is een toevoeging uit 1900.
Met zijn meesterwerk het Paleis voor Volksvlijt hield Cornelis Outshoorn zich bezig van 1857 tot 1864. Sarphati was toen al vier jaar aan het soebatten met het conservatieve en onwillige gemeentebestuur voor zijn ‘Gebouw voor Tentoonstellingen en Openbare Inrigtingen van Kunsten en Wetenschappen te Amsterdam’.
Belangrijke inspiratiebron voor het Paleis voor Volksvlijt was in Londen het Crystal Palace van Joseph Paxton, uit 1850. Outshoorn kende het Crystal Palace, al was het alleen maar omdat hij samen met zijn leermeester Conrad vergeefs had meegedaan aan de ontwerpprijsvraag ervoor (ze kregen één van de 70 eervolle vermeldingen).
Aanvankelijk werd ook voor het Paleis voor Volksvlijt een prijsvraag uitgeschreven, in 1856. Er kwamen tien inzendingen binnen, waaronder één van Outshoorn. Geen van de ontwerpen viel in de prijzen, ook niet dat van Outshoorn, dat overigens in de verste verte niet leek op het uiteindelijke ontwerp. Hij kreeg wel een eervolle vermelding. Ruim een jaar later kreeg Outshoorn desondanks de ontwerpopdracht van de Vereeniging voor Volksvlijt; wat het bestuur daartoe bewoog is niet meer te achterhalen. Het had waarschijnlijk te maken met Outshoorns ervaring met grote ijzerconstructies bij de spoorwegen.
De bouw van het Paleis voor Volksvlijt begon op 7 september 1858 en sleepte zich zes jaar voort, niet in de laatste plaats doordat Outshoorn tijdens een studiereis langs allerlei Europese tentoonstellingsgebouwen een zware ziekte had opgelopen. De om het Paleis voor Volksvlijt in 1881 gebouwde Galerij was van de hand van Dolf van Gendt.
Van de Amsterdamse architecten was Cornelis Outshoorn in de 19de eeuw de vooruitstrevendste. Anders dan veel collega's keek hij vooral naar de toekomst. Hij was in de jaren 1850 en 1860, gemeten naar de aard en omvang van zijn orderportefeuille, de meest succesvolle architect in Nederland. In 1857 stichtte hij zijn eigen architectenbureau. In het bouwkundig tijdschrift De Opmerker van 1902 staat: ‘Voor zoover wij kunnen nagaan, was Cornelis Oudshoorn de eerste Nederlandsche architect, die een bureau had. De groote werken, waarmede men hem belastte, schenen zulk een bureau noodig te maken.’ Oudshoorn was de eerste, die geacht kan worden een architect geweest te zijn met het moderne type overeenkomend. Man van zaken voor alles, wist hij zich door geschikte hulpkrachten te omringen, en huldigde hij de leer, dat alles zijn prijs heeft. Doordat hij de beschikking had over tekenaars en andere (bureau)medewerkers was hij in staat grote en complexe opdrachten aan te nemen.
Ironisch is het dat juist zijn magnum opus, het Paleis voor Volksvlijt, verloren ging bij één van de grootste branden die de stad gekend heeft.
Projecten: Amstel 21-23; Keizersgracht 87; Keizersgracht 452; Zwanenburgerstraat 20-22

Oyevaar Van Gool De Bruijn Architecten Frans van Gool (1922-2015) startte in 1959 met Arnold Numan Oyevaar (1922-2006) en Hein W.C. Stolle (1924-2006) een architectenbureau, waar Pi de Bruijn zich ter vervanging van Stolle in 1978 bij aansloot, Oyevaar Van Gool De Bruijn Architecten. In 1984 wordt Oyevaar opgevolgd door Jan Dirk Peereboom Voller. De maatschap Van Gool, De Bruin, Peereboom Voller vormt in 1988 de basis voor de Architekten Cie met Pi de Bruijn, Carel Weeber, Jan Dirk Peereboom Voller en Frits van Dongen.
Projecten: Heesterveld

Pals, Pieter (1922-1973) was een Nederlands architect bij Bureau Monumentenzorg.
Projecten: Herengracht 88; Raamgracht 6-8

Peeters, Floris (1978) behaalde zijn ingenieursdiploma Bouwkunde Architectuur aan de Technische Universiteit Eindhoven. Sinds 2013 is hij Associate architect bij JHK Architecten. (1923)
Projecten: Grasweg 52-54

Pek, van der, Jan Ernst (1865-1919) was een Amsterdams architect, die veel heeft betekend voor de ontwikkeling van de volkshuisvesting, door in Amsterdam diverse complexen arbeiderswoningen te ontwerpen die degelijk en betaalbaar waren en als voorbeeld dienden voor andere architecten. Van der Pek studeerde bouwkunde aan de Polytechnische School te Delft. Hij raakte in Amsterdam betrokken bij initiatieven vanuit de burgerij om verbetering te brengen in de mensonwaardige woonomstandigheden van het industrieproletariaat. Eind 1895 nam hij deel aan de oprichting van de N.V. Bouwonderneming 'Jordaan' , een poging om op economische voorwaarden nieuwbouw voor arbeiders te realiseren. Hij ontwierp en bouwde uiteindelijk ruim twee blokken met honderd woningen aan de Lindengracht en Goudsbloemstraat. Het bleek niet mogelijk om op grote schaal kapitaal aan te trekken voor volkswoningbouw. Maar de Woningwet van minister Goeman Borgesius maakte het mogelijk om woningbouwverenigingen op te richten die met financiële steun van de overheid bouwden. De eerste Woningwetwoningen in Amsterdam werden door Van der Pek gebouwd aan de Van Beuningenstraat in 1909. Ook in de Indische buurt bouwde hij in die eerste periode woningblokken voor Rochdale en andere maatschappijen. Voor de Woningdienst van Amsterdam ontwierp hij onder andere de woningen in de Buiksloterham (Amsterdam-Noord), de huidige Van der Pekbuurt. Van der Pek werkte volgens moderne hygiënische denkbeelden. Ouders en kinderen moesten gescheiden slaapvertrekken hebben, die dagelijks gemakkelijk konden worden gelucht. Stromend water en WC moesten in elke w oning aanwezig zijn, en niet in het trapportaal. Bergingen moesten als zodanig worden gebruikt en niet als woonruimte. Als de opdrachtgever akkoord ging, voegde hij aan de woningen enkele centrale voorzieningen toe als een tuin en een bibliotheek. Soms ging hij achteraf bij de bewoners informeren naar hun bevindingen. Bovendien werd hij voortdurend geïnformeerd en geadviseerd door zijn echtgenote Louise Went, die als woningopzichteres wekelijks bij de mensen de huur ophaalde en zo een oogje in het zeil hield.
Projecten: Lindengracht 206-220

Pelser, Johannes (1859-1939), geboren in Deventer, is tamelijk onbekend. Hij is één van de vele bouwkundigen die Amsterdam hebben vormgegeven in de periode van grote bouwactiviteiten rond de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw. Over hem is weinig meer bekend dan dat hij niet alleen als bouwkundige maar ook als makelaar actief was. Hij heeft rond 1900 meerdere panden in Amsterdam gebouwd waarvan Weesperstraat 26 (1889) weer is verdwenen. De winkelpui van Ferdinand Bolstraat 30 werd door hem al in 1901 vorm gegeven.
Projecten: Ferdinand Bolstraat 28-30

Pennink, Peter Karel Alexander (1924-2007) was hoogleraar en architect. Hij bezocht de lagere school nog in Batavia, alsmede de eerste klassen van de HBS van het Rotterdams Lyceum en ging studeren aan de Technische Hogeschool Delft, alwaar hij in 1953 academisch examen deed voor bouwkundig ingenieur. Peter Pennink was getrouwd met Hendrika Jacoba van Steeden (1952), maar ging wonen in de Amsterdamse flat Amstelstein (Vijzelstraat) van collega Jo van der Mey. Hij maakte de gedeeltelijke instorting van die flat mee en was betrokken bij de herstelwerkzaamheden. In 1952 had hij samen met Frederik Willem de Vlaming en Harry Salm een eigen architectenbureau. In 1959 hield hij kantoor aan de Van Eeghenstraat 171. In 1964 deed hij mee aan een wedstrijd uitgeschreven door Bond van Nederlandse Architecten voor het ontwerpen van een nieuw hoofdkantoor in Amsterdam. Hij werd daarvoor beloond met de tweede prijs, hoewel de eerste prijs niet werd uitgeloofd. Het is niet duidelijk of het ontwerp is uitgevoerd. Hij doceerde als hoogleraar van 1965 tot 1985 aan de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Hij zou er ontwerponderwijs en functionele analyse geven. In 1972 streed hij voor aanpassingen in het Vondelpark om het toenemend bezoek beheersbaar te kunnen houden; maar het plan werd door de Amsterdamse burgemeester en wethouders naast zich neergelegd. In december 1985 hield hij een afscheidsrede onder de titel "Architectuur, De schijn van eenvoud". Zijn voorkeur in het vak ging uit naar recht-toe-recht-aan constructies van beton. Van zijn hand is in Amsterdam het Menno Simonszhuis Kerkstraat 99-103 (1961) en brug 385. In aanvulling op ontwerpen en doceren was hij ook enige tijd lid van de commissie van beroep voor het architectenexamen van het Architectenregister. In 1982 maakte hij deel uit van een commissie die onderzoek moest doen naar de enorme kostenoverschrijdingen bij de bouw van de Stopera.
Projecten: Zaaiersweg 17

Peters, Cornelis Hendrik, architect (1847-1932) was de zoon van Charles Peters en Johanna Bernardina Blaauw. Hij trouwde op 14-10-1869 met Anna Helena Knoop (1843-1916). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.
Peters groeide op als enig kind in een Nederlands-hervormd gezin in de stad Groningen. Met het oog op een toekomstige positie als dominee bezocht hij het Stedelijk Gymnasium, dat hij echter voortijdig verliet. In 1863 ging hij in de leer bij architect A.Breunissen Troost te Sneek, die tevens directeur was van de plaatselijke gasfabriek.
Door bemiddeling van zijn werkgever kreeg Peters in mei 1867 de gelegenheid zijn opleiding te vervolgen op het bureau van de bekende architect P.J.H.Cuypers in Amsterdam. Daar bleek dat hij nog veel te leren had. Peters was er bovendien de enige protestant tussen allemaal katholieken: 'Het bureau, kwam aan de koffij-tafel binnen, en, jong als ik was, en Catholisch als alles om mij heen was, had ik altijd veel te vragen en stond dra de bibliotheek in huis voor mij open'. Zo maakte hij kennis met het werk van de invloedrijke Franse neogoticus en architectuurtheoreticus E.E.Viollet-le-Duc, die, evenals Cuypers, een op de constructieve principes van de gotiek gebaseerde rationele bouwstijl voorstond.
Deze Amsterdamse periode zou het begin vormen van een levenslange band met Cuypers. Nog in november van hetzelfde jaar stuurde Cuypers Peters terug naar Friesland als hoofdopzichter bij de bouw van de Sint-Vituskerk in Blauwhuis. Tegelijkertijd vestigde hij zich als particulier architect, overigens zonder grote opdrachten te krijgen. In 1870 was hij wederom hoofdopzichter bij een project van Cuypers, ditmaal bij de bouw van de Sint-Martinuskerk in Sneek.
In 1873 verhuisde Peters met zijn gezin naar Roermond om bureauchef te worden bij de firma Cuypers & Stoltzenberg, het mede door Pierre Cuypers opgerichte atelier voor kerkelijke kunst. Waarschijnlijk vanwege gezondheidsklachten verruilde hij deze functie in 1875 voor een nieuwe bij de Maastrichtse behangfabriek Zeller & Co waar hij na korte tijd al weer vertrok.
Opnieuw bleek Cuypers van grote betekenis voor Peters' loopbaan. Op diens instigatie en op die van Victor de Stuers, de invloedrijke secretaris van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, werd de functie in het leven geroepen van Rijksbouwkundige voor de Gebouwen van Financiën. Hoewel hij op dat moment nog geen enkel zelfstandig ontworpen en uitgevoerd gebouw op zijn naam had staan, werd Peters op 1 april 1876 als zodanig aangesteld. Deze benoeming was bedoeld om de positie van Cuypers en De Stuers, bondgenoten in een architectonische richtingenstrijd, te verstevigen. Beiden propageerden een nationale bouwstijl die was gebaseerd op de 16de-eeuwse bouwkunst, met een mengeling van neogotische en neorenaissance-elementen; een bouwstijl ook van vóór de Reformatie. Dat Peters protestants was, kon daarbij worden gebruikt als argument tegen de beschuldigingen dat de overheidsbouw overheerst werd door katholieken.
Peters verhuisde hierop met zijn gezin van Zuid-Limburg naar Den Haag.
De verheven titel van Rijksbouwkundige voor de Gebouwen van Financiën was allerminst in overeenstemming met de omstandigheden waaronder Peters zijn werkzaamheden diende te verrichten. In het begin moest hij het op het departement namelijk doen met een bodekamertje, naar eigen zeggen 'een vertrek van 2 ½ bij 3 meter, met een tafel van 75 bij 100, twee stoelen en een potkacheltje. Voilà le bureau!' Een assistent had hij aanvankelijk niet, maar na enige tijd werd een geschikte scholier gevonden voor allerlei werk op het bureau, 'en zoo had de bouwmeester van het Rijk dan een hulp... na schooltijd'.
Hoewel Peters' primaire taak was het ontwerpen van post- en telegraafkantoren, waaraan een grote behoefte bestond sinds de invoering van de Postwet van 1870, werden zijn eerste jaren als Rijksbouwkundige volledig bepaald door de bouw van het nieuwe ministerie van Justitie aan de noordzijde van het Plein in Den Haag (1876-1883). Hij kreeg deze opdracht, die officieel niet onder zijn competentie viel, mede door toedoen van De Stuers. Het departementsgebouw, stilistisch sterk verwant aan het door Cuypers ontworpen Rijksmuseum in Amsterdam, werd één van de zuiverste voorbeelden van de nieuwe nationale bouwstijl voor overheidsgebouwen en tegelijkertijd Peters' visitekaartje.
In 1878 werd Peters benoemd in de nieuwe functie van Rijksbouwkundige voor de Landsgebouwen bij het ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Hij kreeg nu de beschikking over een bouwkundig bureau met assistenten. Zijn werkterrein werd uitgebreid; hij werd nu ook betrokken bij restauraties, onder andere van de Ridderzaal en het Stadhouderlijk Kwartier, beide in Den Haag.
In 1884 werd de Dienst Landsgebouwen gesplitst in twee afdelingen, respectievelijk gericht op een noordelijk en zuidelijk district. Peters, die zich inmiddels Rijksbouwmeester mocht noemen, kreeg het noorden van Nederland als werkgebied. Zijn bureau was in het laatste kwart van de 19e eeuw verantwoordelijk voor het ontwerp van ongeveer 40 postkantoren, in eerste instantie steeds uitgevoerd in de door Cuypers bedoelde neogotische stijl met renaissance-invloeden. Geleidelijk liet hij zich steeds meer inspireren door de 13de-eeuwse Groningse romanogotiek, wat vooral tot uiting kwam in met nissen versierde topgevels. De invloed van de renaissance nam af, al verdween deze nooit helemaal uit zijn werk. Het Amsterdamse hoofdpostkantoor aan de Nieuwezijds Voorburgwal (1895-1899) was in dit opzicht Peters' grootste en, door de excentrieke torens, meest omstreden ontwerp. Zo was het open lokettenfront in de grote hal een noviteit voor Nederland. Peters' gebruik van rode baksteen doorschoten met natuurstenen speklagen, segmentbogen boven kruisvensters, spitsboogfriezen en klimmende blindvensters, dit alles verpakt in een schilderachtig silhouet, leidde tot de term 'postkantorengotiek'.
In 1915 ging Peters met pensioen, maar bleef in Den Haag wonen. Daar was hij een bekende persoonlijkheid: 'rechtop, stevig, de parapluie in de rechterhand, een groote teekenportefeuille onder den linkerarm, de lange witte baard golvend op de manteljas'. Tot op hoge leeftijd bleef hij actief. Zo hield hij als lid van de Haagse kunstenaarsvereniging 'Pulchri Studio' geregeld voordrachten over de meest uiteenlopende onderwerpen. In 1932 overleed de man die in bijna veertig jaar zo'n honderdtwintig postkantoren bouwde en daarmee, zonder bij een breed publiek bekend te zijn, één van de meest gezichtsbepalende architecten van Nederland mag worden genoemd.
Projecten:

Peters en Boogers Lau Peters had een eigen architectenbureau waar zijn zoon J.Th. (Ted) Peters (1928-) in dienst kwam. Ook Frans L.Boogers trad bij dit bureau in dienst en werd later mede eigenaar. Peters en Boogers maakt sinds 2001 deel uit van Archivolt Architecten.
Projecten: Haardstee

Petri, Johannes Philip Laurens (1881-1963) architect, was getrouwd met Alida Willemina Wiersma (1884c-?).
Projecten: Zaaiersweg 15

Pijl, Jan meester-timmerman.
Projecten: Herengracht 95; Reestraat 6

Plaat, C. meester-metselaar.
Projecten: Rokin 102

Ploeg, Tijmen ingenieur en architect, eigenaar van een architectenbureau op Prinseneiland in Amsterdam. Hij geeft les aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. In veel van zijn ontwerpen worden we geconfronteerd met 'losse boxen' waarin badkamer, toilet en keuken zijn ondergebracht. Een bekend ontwerp van Tijmen is de roestige woonark in de Prinsengracht bij het Amstelveld.
Projecten: Herengracht 68

Pol, van der, Liesbeth (1959) Ir. Liesbeth van der Pol studeerde in 1988 cum laude af aan de TU Delft. Voor en tijdens haar studie was zij werkzaam bij diverse Nederlandse en buitenlandse architectenbureaus. In 1989 vestigde zij zich als zelfstandig architect. In 1995 richtte zij samen met haar partner Herman Zeinstra het bureau Atelier Zeinstra van der Pol op. Een bureau dat snel groeide en bekendheid kreeg met een grote verscheidenheid aan projecten, waaronder woningbouw, gebouwen voor cultuur en industrie.
In 2007 was zij één van de mede-oprichters van Dok architecten, waar Liesbeth samen met Patrick Cannon aan het hoofd staat. Zij adviseerde als Rijksbouwmeester de regering, van 2008 tot 2011, over het architectuurbeleid. Van 2014 tot 2017 was zij Supervisor Architectuur en Stedenbouw van Schiphol Airport. Van 2017 tot 2019 was zij Coördinerend Architect van de renovatie van het noordelijk deel van het Binnenhof-complex in Den Haag.
Van der Pols werk kenmerkt zich door aandacht voor locatie en gebruiker; kracht, kleur en expressie. Haar gebouwen zijn uitgesproken karakters. In de zoektocht naar de eigenheid van de gebouwen gebruikt zij aquarellen en schetsen, waarin de kern van de ontwerpen besloten ligt. Naast haar werk als architect was en is Van der Pol verbonden als gastdocent aan verschillende universiteiten en academies en heeft zij zitting genomen in talloze jury’s. Zij is regelmatig te gast als spreker tijdens lezingen, debatten, congressen en workshops.
Projecten: Kattenburgerplein 1; Plantage Doklaan 5-57

Popta, van, Sara is een Nederlands architect die werkt bij 19 Het Atelier Architecten.
Projecten: Huntum 14-15

Posthumus Meyjes jr., Christiaan Bernard (1893-1974) werkte vanaf 1919 samen met zijn vader C.B.Posthumus Meyjes sr onder de naam 'Bureau Posthumus Meyjes en zoon'. Na de dood van zijn vader ging hij in 1926 de samenwerking aan met architect Jakob van der Linden in architectenbureau Posthumus Meyjes en Van der Linden. Hij ontwierp vele soorten gebouwen, vooral landhuizen, kantoorgebouwen en ziekenhuizen. Posthumus Meyjes studeerde aan de Technische Hogeschool te Delft. Hij werkte een jaar op het bureau van architect Karel de Bazel. In 1916 kreeg hij opdracht de buitenplaats Schaep en Burgh te 's-Gravenland te restaureren. Tot zijn belangrijkste (nieuwbouw)projecten behoren de uitbreiding van het gebouw van de Kasvereeniging en het gebouw van de Javasche Bank (1938) te Amsterdam, het in 1999 afgebroken koel- en vrieshuis 'Amerika' in het Oostelijk Havengebied van Amsterdam (1949) en in de Vogelbuurt in Amsterdam-Noord de Dr.C.P.van Eeghenschool (1923).
Projecten: Keizersgracht 666

Posthumus Meyjes sr., Christiaan Bernard (1858-1922) studeerde in 1877-1880 aan de Polytechnische School te Delft. Van 1880 tot 1887 werkte hij bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM) en ontwierp onder andere het hoofdkantoor van de maatschappij, gebouw De Droogbak in Amsterdam (mogelijk in samenwerking met D.A.N.Margadant), en het Station Delft, beide uitgevoerd in uitbundige neorenaissance. Andere leermeesters waren A.N. Godefroy (1822-1899) en W.A. Froger (1812-1883). In 1887 vestigde hij zich als zelfstandige architect in Amsterdam. In 1888 kreeg hij tevens een aanstelling als vaste architect van de Hervormde Gemeente te Amsterdam (17 kerken), waardoor de bezetting van zijn bureau opliep tot negen medewerkers. In deze periode was hij betrokken bij de herbouw van de Nieuwezijds Kapel en de bouw van de gotische westgevel van de Nieuwe Kerk. Ook ontwierp hij in 1913 de Prinsessekerk aan de Van Hallstraat die in 1918 in gebruik werd genomen in aanwezigheid van het koninklijk gezin. Voor Woningmaatschappij Oud-Amsterdam NV ontwierp hij complexen met arbeiderswoningen aan de Anjeliersstraat en Willemsstraat, die in 1898 werden voltooid. Hij was onder meer lid van de gemeenteraad van Amsterdam (CHU) en Provinciale Staten van Noord-Holland.
Projecten: Amstel 1; Keizersgracht 666; Rokin 102; Willemsstraat 65-67; Zwanenburgerstraat 2

Pot, Johan Willem Hindrik Cornelis (Joop) en Pot-Keegstra, Jacoba Froukje (Koos).
Joop Pot (1909-1972) heeft zijn eerste praktijk ervaringen opgedaan bij het bureau van H.Th.Wijdeveld, waar hij van 1927-1930 heeft gewerkt aan de bouw van een aantal landhuizen, het Nederlands Paviljoen te Antwerpen en decorbouw voor de Lustrumspelen te Leiden. Van 1932-1933 heeft hij gewerkt voor Wieger Bruin. Van 1932-1936 gaf hij leiding aan de tekenkamer van bouwbedrijf H.van Saane. Van 1937-1939 was hij chef de bureau bij B.van den Nieuwen Amstel, van 1939-1940 chef de bureau bij Eibink en Snellebrand. Vanaf januari 1940 tot augustus 1941 was Joop Pot in dienst als bouwkundig tekenaar en toezichthouder bij de Rijksgebouwendienst. Daarna aanvaardde hij de functie van architect bij NV Bouwbedrijf H.van Saane te Amsterdam. Zijn opleiding bestond uit de architectuurklas van de Quellinusschool, de latere Kunstnijverheidsschool (1924-1927); Industrieschool Amsterdam; Hooger Bouwkunst Onderricht (voorloper van de Academie van Bouwkunst) Amsterdam (1932-1936).
Pot-Keegstra, Jacoba Froukje (Koos) (1908-1997) werd in Amsterdam geboren uit Friese ouders. Haar moeder was lerares en haar vader directeur van de Gemeentegiro. Bovendien was hij voorzitter van de Woningbouwvereniging 'De Samenwerking' in Amsterdam. Hij werkte samen met Wibaut en Keppler en was, met architecten als Staal en Van Epen, verantwoordelijk voor de architectenkeuze. Koos Keegstra heeft met haar vader veel bouwprojecten bezocht. Na de H.B.S. op het Amsterdams Lyceum volgde ze de opleiding bouwkunde aan de MTS (tegenwoordige HTS) in Haarlem (1927-1930). Zij was daar de eerste vrouwelijke leerling. Voor haar werd speciaal een eigen garderobe ingericht. Na de MTS ging ze werken bij het architectenbureau Heineken en Kuipers en zette haar studie voort bij het Hooger Bouwkunst Onderricht (voorloper van de Academie van Bouwkunst) aan de Stadhouderskade te Amsterdam (1931-1935). Zij was daar de eerste vrouw die er het diploma van architect behaalde. Hier heeft ze haar echtgenoot Joop Pot leren kennen. In 1938 traden ze in het huwelijk. Na haar opleiding tot architect heeft ze enige tijd op de huishoudschool gezeten om inzicht te krijgen in de praktische organisatie van woningen. Van 1930-1932 werkte Koos Keegstra als tekenares bij de afdeling Gebouwen van de Dienst Publieke Werken van Amsterdam, van 1933-1936 was ze schrijfster bij de Gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht te Amsterdam en van 1936-1938 ging ze weer werken voor Dienst Publieke Werken van Amsterdam, eerst als tekenares en later als technisch opzichter.
De eerste opdrachten die Joop Pot en Koos Pot-Keegstra sinds hun huwelijk in 1938 samen kregen, zijn de Oranjehof (1939-1942), een flatgebouw met 108 kleine woningen voor alleenstaande, werkende vrouwen aan de Kostverlorenvaart (Amsterdam) en de Bergerhof (1941-1942) te Alkmaar, beide woningbouwprojecten in opdracht van bouwbedrijf H.van Saane, waarbij Joop Pot enige jaren in dienst was geweest. Dit is tevens te beschouwen als het begin van hun gezamenlijk architectenbureau, dat tot zijn overlijden in 1972 bleef bestaan. Daarna zette Koos Pot-Keegstra het bureau onder dezelfde naam voort. Het grootste deel van hun oeuvre bestaat uit woningbouw. Zij hadden ieder een eigen invalshoek. Hij hield zich vooral bezig met de details en de architectonische vorm, zij met de plattegronden en de ruimtelijkheid. In deze en latere woningbouwprojecten komt tot uiting dat vooral Koos Pot-Keegstra ontwerpt vanuit de praktische en functionele inrichting van de woning. Daarin sloot ze aan bij de ideeën van de Nieuwe Zakelijkheid en Goed Wonen. Na de oorlog nemen ze deel aan diverse Wederopbouwprojecten: woningbouw te Monster, Domburg, Zandvoort, Badhoevedorp en aan de Oostzeedijk te Rotterdam en scholen te Breskens, Hoofddorp en Wassenaar. Ook werken ze mee aan projecten in de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam en Buitenveldert in het kader van het door Van Eesteren opgezette ontwerp voor het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam. Het is een periode van materiaalschaarste waarin snel en goedkoop gebouwd moet worden. De afmetingen van de huizen zijn tot een minimum teruggebracht. Een arbeiderswoning mocht bijvoorbeeld niet groter zijn dan 275m3, waarin eetkeuken en huiskamer, drie slaapkamers, badcel en wc moesten worden ondergebracht. De introductie van de eetkeuken vond in deze periode plaats, waardoor er hogere eisen gesteld werden aan de inrichting: de pannen onzichtbaar, in kasten opgeborgen en het geheel keurig en gezellig ingericht. Bovendien was een goed ventilatiesysteem nodig om tijdens de maaltijd niet tussen de kookluchtjes te zitten. Voor het architecten echtpaar Pot-Keegstra vormden deze lastige omstandigheden een uitdaging. Zij stelden zich ten doel ingewikkelde bouwplannen tot grote eenvoud terug te brengen zonder enige 'mooimakerij'. Want de schoonheid van een ontwerp schuilt volgens hen in eenvoud en strenge economie. Zij zoeken het in de verhoudingen van het bouwwerk, welke zo eenvoudig mogelijk dienden te zijn. Vanaf het begin van de jaren zestig kreeg het bureau veel opdrachten voor ouderenhuisvesting, onder meer Maarten Lutherhuis, Osdorperhof en Mackenziehuis in Amsterdam. De meeste fantasie en creativiteit werd gebruikt bij het ontwerpen van de gemeenschappelijke ruimtes zoals de entree en de hal, de eetzaal, de leeszaal en andere ontmoetingsplekken. In het verlengde van de opdrachten voor ouderenhuisvesting kreeg het bureau Pot-Keegstra opdrachten voor de huisvesting van andere gelijksoortige woongroepen. Dat waren naast diverse opdrachten voor scholen ook opdrachten voor de huisvesting van bijzondere groepen als studentenhuisvesting en een zusterhuis. Uiteindelijk hebben ze aan hun grote ervaring op het gebied van gemeenschapsarchitectuur hun bekendste opdracht te danken, het ontwerp voor Penitentiaire Inrichting Overamstel (Bijlmerbajes) in Duivendrecht (1964 - 1978). Het ontwerp van de Bijlmerbajes was een voorbeeld van een zogeheten gemeenschapsgevangenis. De vormgeving van het ontwerp was gebaseerd op het volkshuisvestingsmodel waarin eenvoudige wooneenheden werden geschakeld en gestapeld tot torens. De vormgeving van dit complex stond in het teken van hun poging om de huisvesting van de gevangenen zo humaan mogelijk te maken. Ter compensatie van de individuele soberheid werden collectieve voorzieningen toegepast, een concept dat veelvuldig wordt gezien bij de huisvesting van bejaarden, verpleegsters en studenten. Hoewel de architecten Pot en Pot-Keegstra zich bij hun ontwerpen voornamelijk lieten leiden door de functionaliteit van de gebouwen en wars waren van 'mooimakerij', vertonen hun gebouwen door de toepassing van traditionele bouwvormen en de materiaalkeuze verwantschap met de Delftse School. Dit geldt met name voor de beginperiode, zoals bij de Oranjehof met de boogvelden boven de ramen. In hun latere werk verdwijnen deze elementen en is er juist sprake van een heldere baksteenbouw, zoals bijvoorbeeld bij de verbouwing van een modehuis aan de Keizersgracht te Amsterdam (1962) dat er anno 2004 nog strak en modern uitziet. Moderne bouwtechnieken en een gematigd moderne vormgeving kenmerken hun latere werk. Hun bekendste werk is de Bijlmerbajes.
Van 1938 tot 1941 woonden en werkten zij vanuit Den Haag en verhuisden in 1941 vanwege evacuatie van de Haagse kuststrook naar een benedenwoning van ‘Samenwerking’ aan de Nicolaas Maesstraat in Amsterdam en vestigden daar ook hun kantoor. In 1955 verhuisden bureau en gezin Pot-Keegstra, in 1944 was dochter Froukje geboren, naar de Haringvlietstraat 12-14, waar zij een door henzelf in een strakke, zakelijke stijl ontworpen villa betrokken, met een tuin naar ontwerp van Mien Ruys.
Projecten: Diepenbrockstraat 3

Powerhouse Company is een internationaal architectenbureau gevestigd in Kopenhagen (DK) en Rotterdam (NL). Het werd in 2005 opgericht door twee partners: Charles Bessard in Denemarken en Nanne de Ru in Nederland. Voordat ze Powerhouse Company oprichtten, hebben beide partners hun ervaring en vaardigheden samengebracht in internationaal gerenommeerde praktijken als Atelier Jean Nouvel en OMA van Rem Koolhaas. Door deze samenwerking hebben ze een diepgaande ervaring opgedaan in complexe gebouwen, ambitieuze realisaties en hoge ontwerpnormen. De aanpak van Powerhouse Company is gebaseerd op een cocktail van creativiteit en betrokkenheid bij de context. Ze willen zowel visionair als realistisch zijn en zien de werkelijkheid als een avontuur en niet als een beperking. De architectuur van Powerhouse Company beperkt zich niet tot het zoeken naar de optimale oplossing, maar strekt zich uit tot een humanistische benadering: het systematisch inbrengen van plezier in het dagelijks leven. Architectuur is voor hun geen luxe, maar net zo noodzakelijk als plezier. Hun motto: We geven betekenis aan ruimte door vorm en functie. (2023)
Projecten: Céramiquelaan 281-433; Grasweg 87-225

Prenen, Cilia is naar eigen zeggen een ‘tuinontwerpster met vuile nagels’. Zij tuiniert zelf en heeft de meeste planten waarmee zij werkt in de praktijk beproefd. Haar keuze voor het tuinvak werd beklonken door de verhuizing naar het Amsterdamse Johannapark in 1979. Achter zes stadstuintjes lag een haveloos stuk niemandsland. Samen met de buren en met de eenvoudigste middelen “niemand had geld”) ging zij aan het werk. Het terrein groeide uit tot een fraai gestructureerde tuin, die toont hoe met fantasie en ervaring een paradijselijke wereld kan ontstaan.
Projecten: Herengracht 68

Prins, Gerard (1929-2017) was een Nederlands (restauratie)architect. Hij was getrouwd met Antoinette Anna Speksnijder en was langdurig woonachtig aan de Prinsengracht 853. Hij zou in eerste instantie boekhouder worden. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog vroeg echter om handarbeiders. Prins werd tot timmerman opgeleid aan de ambachtsschool aan het Ambonplein, Amsterdam-Oost. Later schoolde hij zich aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam om tot architect (1959 diploma architect HBO). Hij werd vanaf 1956 betrokken bij restauratie of herbouw van vervallen gebouwen in Amsterdam. De restanten van de gebouwen kwamen in handen van Stadsherstel, waarna deze de gebouwen liet herbouwen/herstellen in de (min of meer) oorspronkelijke vorm met Prins als begeleider van de bouw. Zijn belangstelling ging met name uit naar trappen; hij miste in Nederland de grandeur van Franse of Italiaanse trappen. Hij was betrokken bij het herstel van: Claes Claeszhofje, Tuinstraat; Waterleidingpanden aan de Nieuwe Herengracht 47-53; Vijzelgracht 1; Amstelkerk, Amstelveld; Prins Hendrikkade, een vervallen huis dat hij zelf als woonhuis had aangekocht en zelf gerestaureerd heeft.
Projecten: Nieuwe Kerkstraat 141

Prins & Kentie Prins & Kentie is een al ruim 40 jaar bestaand architectenbureau, tegenwoordig bekend onder de naam Kentie en Partners Architekten en wordt sinds 1987 geleid door architect Ray Kentie en drie partners. Zij zijn van oudsher gespecialiseerd in restauraties van monumentale gebouwen. Zo waren zij onder meer betrokken bij de renovaties van de Nieuwe Kerk en Hotel de l’Europe in Amsterdam en het Kurhaus in Scheveningen. Sinds 2007 zijn ze gevestigd op het voormalige CSM terrein te Halfweg. (2024)
Projecten: Keizersgracht 224

Queeste architecten is in 2003 gesticht door Roland Hoekstra. Roland is in 1997 afgestudeerd aan de TU Delft richting architectuur. (2021)
Projecten: Emmy Andriessestraat 2-54;

Quist Wintermans architekten Quist Wintermans architekten is ontstaan in 1995 na een samenvoeging van Architektenburo Quist (opgericht in 1960) en Architektenburo Wintermans (opgericht in 1978). De directie wordt gevormd door Frank (1949) en Paul Wintermans (1950). Het bureau richt zich op uiteenlopende opgaven in architectuur en infrastructuur. Hierdoor zijn ze betrokken bij het ontwerpen, uitwerken en realiseren van meubels, interieurs, woonhuizen, kantoren, musea, onderwijsgebouwen, viaducten, tunnels, bruggen, sluizen en tracés. (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 14-20, 26-36, 40, 44, 48-54; Joris Ivensplein 5-17; Lekstraat 13-15; Piet Zwarthof 5-11, 27-33, 53-57; Rijnstraat 93

Rabbie, Simon Levie (1885-1944) was bouwkundig makelaar en aannemer. Simon was getrouwd met Roosje Snoek (1886-1944). Zij hadden twee kinderen die de oorlog overleefden. Beiden waren gemengd gehuwd en verborgen hun ouders in het pand aan de Weesperzijde 93. Daar werden Simon en Roosje echter in juli 1944 verraden.
Projecten: Nes 41; Sint Pieterspoort 1

Rappange & Partners Architecten Kees Doornenbal is sinds 1995 eigenaar van Rappange & Partners architecten te Amsterdam. Hij richt zich op restauraties, herbestemming en binnenstedelijke nieuwbouw. Sinds 2012 is hij als architect verbonden aan MOOI Noord-Holland als lid van de Welstand- en Monumentencommissie Alkmaar en sinds 2015 als lid van de Erfgoedcommissie. Rappange & Partners Architecten b.v. wordt sinds 1996 geleid door Bart Kwant en Kees Doornenbal. Henk Rappange sr. nam het bureau in 1951 over van de architect Jan de Meijer. Hij gaf het de naam Architectenbureau Rappange en droeg het op zijn beurt over aan zijn zoon Henk Rappange jr. rond 1970. Sinds haar oprichting bezit het kantoor een specialisatie in de restauratie van monumenten van velerlei aard, zoals kerken, kastelen, woonhuizen, kantoren, landgoederen, etcetera. Deze traditie wordt tot de dag van vandaag voortgezet en uit zich in een gedegen kennis van de restauratiepraktijk en een goede relatie met restaurerende instellingen en overheden. De laatste tien jaar heeft het bureau haar werkveld verbreed van werken met monumenten naar omgaan met de bestaande gebouwde voorraad in de ruimste zin van het woord. Het bestaande restauratiespecialisme wordt aangevuld met renovatie en (ver)nieuwbouw wat een bredere basis biedt voor de organisatie. (2021)
Projecten: Jonge Roelensteeg 1-21; Kalverstraat 16-18; Keizersgracht 222; Keizersgracht 224; Keizersgracht 238; Reestraat 2; Reestraat 4; Reestraat 6; Reestraat 8; Sint Annenstraat 10; Sint Annenstraat 12

Reus, de, Bernardus meestermetselaar aan eind 17de eeuw en begin 18de eeuw.
Projecten: Kalverstraat 10

Reus, de, Marc is een Nederlands architect opgeleid aan de TH Delft. Hij heeft nu een eigen architectenbureau, maar heeft eerder gewerkt bij Architectenbureau Jaap Dijkman.
Projecten: Prinsengracht 23

Rienks Architecten is gestart in 1986. Naar hun mening heb je als architectenbureau geen bestaansrecht als je niet innoveert. Ze noemen zich nieuwsgierig naar nieuwe technieken en vormgeving en werken daarom graag samen met onderwijsinstellingen en ingenieursbureaus die deze zelfde nieuwsgierigheid met hen delen. Meedenken en inleven in wat de opdrachtgever wil. Dat is de kracht van het bureau. Maar zij kijken verder. Wat wil de klant, wat verdraagt de locatie, welke sfeer hoort daarbij, hoe gedraagt het gebouw zich in de toekomst? Allemaal vragen die een grote mate van inlevingsvermogen vergen en waarbij de klant altijd centraal staat. Hun missie is innovatieve en tot de verbeelding sprekende gebouwen voor de toekomst te realiseren. Dit betekent dat duurzaamheid en toekomstgerichtheid hoog in het vaandel staan. Of het nu gaat om energiegebruik, CO2 reductie, levensduur of circulariteit.
Projecten: Brigantijnkade 51; Jaap Speyerstraat 1-139

Rijnboutt, Kees (1939-) is een Nederlandse architect en stedenbouwkundige. Hij studeerde van 1956 tot 1964 aan de Technische Hogeschool in Delft. Kees Rijnboutt, de ontwerper van Hoogoord, Hofgeest, Haag en Veld en Hogevecht, was als architect van de Dienst Volkshuisvesting van 1964 tot 1975 betrokken bij de bouw van de Bijlmer. Hij was beïnvloed door historische Duitse vernieuwers als Bruno Taut en Ernst May. In 1975 trad hij toe tot de architecten-groep VDL. Rijnboutt was van 1989 tot 1995 Rijksbouwmeester. In 2001 ontving hij de BNA-kubus, voor zijn werk als architectonisch en stedenbouwkundig regisseur.
Projecten: Dam 1; Haag en Veld; Hofgeest; Hogevecht; Hoogoord

Rijnvos Voorwinde architecten is in 1993 opgericht door Marie-José Rijnvos en Wendy Voorwinde. Marie-José heeft haar studies gedaan aan de Academie voor Beeldende Vorming te Tilburg (1975-1980), de Academie van Bouwkunst te Tilburg (1984-1991) en de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst te Den Haag (1985-1987).
Wendy studeerde aan de Technische Universiteit Twente (1980-1981) toegepaste wiskunde en aan de Technische Universiteit Delft (1981-1987) architectuur en bouwkunde. Daarna werkte zij bij Dobbelaar de Kovel de Vroom architecten (1988-1993). Sinds januari 2016 heet het bureau Voorwinde Architecten en is het architectenbureau van Wendy Voorwinde. (2021)
Projecten: Bernhard Eilershof 1-9, 2-24; Talbotstraat 29

Rohmer, Marlies, Architectenbureau Marlies Rohmer studeerde Architectuur en Stedenbouw aan de TU Delft NL. In 1986 startte zij in Amsterdam haar bureau Marlies Rohmer Architects & Urbanists, dat momenteel ca. 10 medewerkers telt. De opdrachtenportefeuille is divers en varieert van grote complexe binnenstedelijke projecten, scholenbouw, woningbouw, utiliteitsbouw tot woonzorgcomplexen en interieurprojecten.
In 2016 verscheen ‘What happened to my buildings’ een weergave van haar onderzoek WHAT HAPPENED TO… waarin zij terug gaat naar een groot aantal van haar oude projecten uit de afgelopen 25 jaar. Ze onderzoekt of haar gebouwen ‘werken’ en vooral ook wat er fout is gegaan. Daarom zijn gesprekken met de huidige bewoners en gebruikers vaste onderdelen van de bezoeken. Het onderzoek biedt aanleiding voor reflectie op het vak en geeft richting aan haar agenda voor de komende 25 jaar.
In de publicatie ‘Bouwen voor de NEXT GENERATION’ (2007) laat Marlies Rohmer zien hoe haar architectenbureau de afgelopen tien jaar is omgegaan met bouwen voor jongeren op basis van onderzoek naar de hedendaagse jongerencultuur en haar maatschappelijke context. In haar boek gaat zij onder meer in op het thema Vitale Stadswijken en het belang van de directe woonomgeving, de weg van school naar huis. Dat begint met de brede stoep, de plek van socialisatie en integratie. De straat als dorp. Bij een stedenbouwkundig ontwerp is het ook van belang rekening te houden met verbindende routes, die kinderen in staat stellen zelfstandig hun weg naar huis, school en vriendjes af te leggen.
Het bureau heeft talloze prijzen ontvangen.
Projecten: Haringbuisdijk 2-36; IJburglaan 175-223, 273-305, 345-365, 405-411

Romijn Pz, H Amsterdamse aannemer, makelaar, architect uit de 19de eeuw. Hij was als aannemer betrokken bij de bouw van de Sint Josephskerk in de Kalverstraat (de Papegaai).
Projecten: Singel 144

Roeleveld Sikkes architects is in 1991 opgericht door Aad Roeleveld en Dick Sikkes. Dick studeerde aan de HTS Den Haag en van 1973-1978 aan de TU Delft richting architectuur. Zij vormen een veelzijdig, breed georiënteerd architectenbureau met vestigingen in Den Haag en Budapest (na het winnen van een prijsvraag in Hongarije).
Projecten: Zwanebloemlaan 97-139

Roobol, Gustaaf Adolf (1899-1981) was na zijn studie vijf jaar werkzaam als tekenaar op het bureau van Berlage. Daarna trad hij in dienst van Publieke Werken in Amsterdam, op het bureau van de stadsarchitect Hulshoff. Volgens Maristella Casciato zou hij ook het bureau van Warners hebben geleid. In 1926 vestigde hij zich als zelfstandig architect. In 1935 werd hij lid van de gemeenteraad voor de Christelijk Democratische Unie. Hij was mede-oprichter en bestuurder van de Amsterdamsche Vereeniging van Hervormden. Hij bouwde in de loop van de tijd verschillende scholen, onder meer in de Floris Versterstraat 10 of 11 (vm Pro Regeschool) en de Geulstraat 9 (vm Zuiderschool) in Amsterdam. Ook ontwierp hij verschillende winkels en café's, onder meer in de Leidsestraat 67-71(Café Bordelaise), de Valeriusstraat (Juwelier Speyer interieur) en aan de Overtoom 338 (herenmodezaak). Verder werk van hem is in Amsterdam te zien: Tolstraat 200, Eerste van Swindenstraat 50, Overtoom 534, Bilderdijkstraat 78, Hekelveld 3-4. Bij de Oostzaanstraat het oorlogsmonumentje dat in alle opzichten bijzonder is. Het was een van de eerste na de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam en het geld ervoor is bijeengesprokkeld door de bewoners rond het Zaanhof. Roobol, die ooit op het Zaanhof woonde ontwierp het monument bestaat uit een golf van bakstenen en sluit daarmee goed aan op de Amsterdamse-Schoolbouw in de omgeving.
Projecten: Recht Boomssloot 41

Rood, Emanuel Marcus (1851-1929). Rood werd in Maarssen geboren als zoon van de koopman Marcus Moses Rood en Hester Emanuel Coster. Na in Den Haag gewerkt te hebben als aannemer, vestigde Rood zich als aannemer-architect in Amsterdam. Als orthodoxe jood lag hij goed bij het orthodoxe Amsterdamse opperrabbinaat en bij de NIHS (Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge). Hij ontwierp onder meer de synagoge een de Gerard Doustraat, het gebouw van het Centraal Israëlitische Ziekenverpleging (samen met Harry Elte) en een aantal Amsterdamse chewre-sjoels (verenigingssynagogen). Daarnaast ontwierp hij woonhuizen en bedrijfspanden, waaronder de koffiebranderij van Alex Meijer & Co op de hoek van de Koningsstraat en de Krom Boomssloot, maar ook Plantage Muidergracht 155 (1892), Haarlemmerstraat 2 (1895) en Warmoesstraat 137 (1903). In Apeldoorn ontwierp hij het Paviljoen Hannah (paviljoen D) van Het Apeldoornsche Bosch.
Projecten: Gerard Doustraat 238

Roodenburgh, Jordanus (Daan) (1886-1972). Over zijn opleiding is niets bekend. Wel weten we dat hij bij diverse architectenbureaus heeft gewerkt, waaronder een kleine tien jaar bij de bureaus van K.P.C.de Bazel en H.A.J. & J.Baanders. In 1916 vestigt Roodenburgh zich als zelfstandig architect aan de Pieter Lastmankade 4 te Amsterdam.
Naast zijn werk als architect is Jordanus Roodenburgh zeer actief in velerlei commissies en raden van verschillende instellingen en verenigingen. Zo is hij lid van de vereniging 'Architectura et Amicitia' (1910-1935 en 1946-1970) en zit hij in de commissie van voorlichting van de 'Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst' van de Bond van Nederlandse Architecten (B.N.A., 1939-1940). Voorts is hij adviseur bij meerdere commissies. Behalve deze beroepsmatige functies en lidmaatschappen zit Roodenburgh in het bestuur van de stichting 'Algemeene Nederlandsche Organisatie ten dienste van jeugdige werklozen' (1936-1937) en is hij vrijwilliger bij de 'Gemeentelijke Vrijwillige Luchtbeschermingsdienst' te Amsterdam (1939-1940 en 1945), en werkt hij mee bij de 'Inspectie voor de Bescherming van schatten van kunst en wetenschap tegen Oorlogsgevaren'. Tevens is Roodenburgh jarenlang lid en bestuurslid van de Amsterdamse voetbalclub Ajax.
Over het werk van Roodenburgh als architect is weinig geschreven. In de architectuurtijdschriften komt men af en toe een artikel tegen waarin hij genoemd wordt, waarbij dan soms enkele afbeeldingen afgedrukt zijn. De weinige artikelen over het werk van Roodenburgh zijn echter bijna alle zeer lovend. Het oeuvre van Jordanus Roodenburgh is zeer divers. Het omvat woningen, kerken, scholen, meubelontwerpen, brandweerkazernes, (interieur-)verbouwingen, uurwerken, theaters, fabrieksgebouwen, winkels, grafmonumenten, etc.. Het grootste deel van zijn oeuvre is ontworpen voor particulieren. In de eerste jaren als zelfstandig architect stelt Roodenburgh zich, wat betreft zijn ontwerpen, zeer bescheiden op. Zo bouwt en verbouwt hij tussen 1916 en 1919 een groot aantal villa's en landhuisjes in het Gooi. Typerend voor deze woningen is hun 'rustieke uiterlijk'. Er wordt veel gebruik gemaakt van rieten daken, kleine ramen en afgeronde deuren. Deze voorliefde voor rustieke bouw is in zijn latere werk afwezig. Andere ontwerpen uit deze periode, zoals de verbouwing van de façade van de Boldoot-winkel in de Kalverstraat 96 te Amsterdam uit 1919, verraden daarentegen een sterke invloed van de architect K.P.C.de Bazel. Na in 1920 een tweetal woningbouwcomplexen in Baarn en Haarlem ontworpen te hebben, begint Roodenburgh met het bouwen van grote woningblokken in Amsterdam. Deze blokken zijn te vinden in de Indische Buurt (vanaf 1923), in Amsterdam-West (vanaf 1924) en in Amsterdam-Zuid (vanaf 1925). Het werk van Roodenburgh is in deze periode sterk gerelateerd aan dat van de 'Amsterdamse School'. Kenmerkend voor het werk uit deze periode zijn dan ook, behalve de in zijn gehele oeuvre terugkerende zadeldaken, de krachtige verticale elementen, het gebruik van baksteenmotieven en de speelse omgang met de (roede-)verdeling der ramen. Al deze elementen zijn bedoeld om de lange straatwanden te verlevendigen. De kwaliteit van Roodenburghs werk uit de jaren twintig van de twintigste eeuw is van zeer hoog niveau. Er is sprake van een fantasierijke architectuur, waarin problemen op een zeer inventieve wijze zijn opgelost. Omstreeks 1929 krijgt Roodenburghs werk een totaal ander karakter. Hij begint aan het bouwen van een lange reeks gereformeerde kerken.
De grootste en belangrijkste opdracht voor Roodenburgh is echter de bouw van het Ajax-stadion aan de Middenweg 401 te Amsterdam. In 1933 begint hij met het ontwerpen van dit nieuwe stadion, dat het oude houten gebouwtje, waarvoor hij in 1917, 1918 en 1928 nog enige tribunes had ontworpen, moest vervangen. Roodenburgh is al jaren lid en bestuurslid van deze club en stelde zich dan ook zo goed als belangeloos ter beschikking. Desondanks gaat Ajax door deze nieuwbouw er toch bijna financieel aan onderdoor. Het is crisistijd en de club heeft nog slechts tweeënhalve ton in kas. Het stadion kost uiteindelijk drie ton. Het stadion wordt, op de betonnen tribunes na, geheel opgetrokken uit baksteen, een materiaal dat Roodenburgh altijd veelvuldig gebruikt heeft. Het gebouw beschikt over grote architectonische kwaliteiten. De vormgeving is strak en eenvoudig. Het exterieur roept met haar massieve, bakstenen geledingen associaties op met het werk van de 'Haagse School', in het bijzonder dat van Jan Wils (1891-1972). Het interieur daarentegen, zoals bijvoorbeeld de kantine, weet de helderheid en openheid van het 'Nieuwe Bouwen' optimaal te benutten.
Projecten: Diepenbrockstraat 46; Kalverstraat 96

Rosevelt, Pieter Cornelisse (1604-1648) huistimmerman en houtkoper. We zien in de 16de, 17de en 18de eeuw regelmatig timmermannen of metselaars optreden als ontwerper en bouwer van huizen. (2023)
Projecten: Prinsengracht 333-337

Rossem, van, Jan Paul Frederik (1854-1918). Van 1879 tot 1889 was Jan officier bij de schutterij. Als architect was hij aangesloten bij Architectura et Amicitia. Jan van Rossem had in Amsterdam een architectenbureau met Willem Johannes Vuyk uit Purmerend. Hun werk en stijl is heel veelzijdig. Meerdere van hun ontwerpen zijn voorzien van slanke torens. Van hun 40 bekende werken bestaat ongeveer de helft uit bedrijfsgebouwen. Een van hun eerste ontwerpen was in 1882 een kantoor voor een boter- en kaasexporteur aan de Herengracht 395. Daarna ontwierpen ze het rijtuig- en zadelmagazijn aan de Kerkstraat 28-30. In 1887 kreeg het jonge duo de opdracht voor circustheater Carré. Het volgende pand was een huis aan de Sarphatistraat 11. Geïnspireerd door de nieuwe architectuur van Berlage ontwierpen ze in 1900 voor weduwe J.C.Reich-van IJsseldijk het grachtenpand Herengracht 148A-Leliegracht 2. Bij de stadsvilla's in Amsterdam-Zuid grepen ze echter terug op hun eerdere stijl. De Nederlandsch-Indische Handelsbank is zelfs klassiek weergegeven. Deze bank verrees in 1912 aan de Singel 250.
Projecten: Kalverstraat 15-17

Royaards, Cornelis Willem (Kees) (1906-1970), telg uit het patriciaatsgeslacht Royaards, was een Nederlandse architect die bekend werd vanwege zijn werk op het gebied van het restaureren van historische gebouwen. Kees Royaards was een zoon van de Amsterdamse acteur en regisseur dr.Willem Royaards en actrice Jkvr.Jacqueline Sandberg. Zijn broers waren net als zijn ouders kunstzinnig ingesteld. Zijn broer Johan Jacob (Hans) Royaards (1902-1975) werd kunstschilder en Benjamin Lucien (Ben) Royaards (1904-1966) zou een carrière maken als acteur en regisseur. De jonge Kees Royaards stond model voor het schilderij ‘De Jeugdige Prins’ van Isaac Israëls. Royaards bezocht het Amsterdams Lyceum, maar zou voortijdig afhaken. Pogingen van zijn ouders om hem op een andere school zijn diploma te laten behalen zouden op niets uitdraaien. Kees Royaards bleek evenwel een voorliefde voor architectuur te hebben. reden Zijn ouders vroegen de architecten Hendrik Petrus Berlage en Karel de Bazel om raad. Royaards bouwde aan zijn reputatie bij het architectenbureau van Herman Baanders, die een belangrijk vertegenwoordiger was van de bouwstijl van de Amsterdamse School. Hij zou bevriend raken met beeldhouwer Jan Bronner, die diverse opdrachten voor hem zou uitvoeren. Kees Royaards ging zich na verloop van tijd steeds meer bezighouden met de restauratie van historische gebouwen. Daarbij zou hij onder meer samenwerken met prof.dr.Jaap Renaud (1911–2007), een beroemd archeoloog en de eerste Nederlandse hoogleraar kastelenkunde. Royaards bleek bijzonder bekwaam als restauratiearchitect en zou een aantal voorname projecten op zijn naam schrijven. In Schoorl bouwde hij in historiserende stijl het huis ‘De Oorsprong’, waarin hij zelf ging wonen. Een van zijn laatste projecten was de restauratie van het Jan van Riebeeckhuis in Culemborg, welke hij niet voltooid heeft gezien. Het bleek een verstandige keuze, want Royaards bleek inderdaad een talent voor architectuur te bezitten.
Royaards trouwde in 1936 met Rensina ten Holt, dochter van jurist Willem Lodewijk ten Holt. Uit het huwelijk zouden zeven kinderen worden geboren, waaronder Jochem Royaards en Rense Royaards, die beiden in het voetspoor zouden treden van grootvader Willem Royaards. Kees Royaards kwam in 1970 om het leven bij een auto-ongeluk in Beemster in Noord-Holland. (2023)
Projecten: Herengracht 476

Ruijssenaars, Hans J.M. (1944-) is een Nederlands architect uit Baarn en opgeleid aan de TH Delft (bouwkunde, tot 1969) en de Universiteit van Pennsylvania in Philadelphia (1969-1971). In 1971 keerde hij terug naar Nederland als lid van 'De Architectengroep'. Van 1989 tot 2006 was hij in deeltijd hoogleraar Architectonisch Ontwerpen aan de Technische Universiteit Eindhoven. In 1995 won hij de Nationale Renovatie Prijs van het Ministerie van Economische Zaken in Den Haag. Tussen 1995 en 2000 was hij hoofdarchitect van het Rijksmuseum. In Amsterdam tekende hij ook voor de verbouwing van het Lido naar Holland Casino (1991).
Projecten: Herengracht 537

Ruiter, de, Paul studeerde in 1990 af aan de Technische Universiteit in Delft, waar hij zijn doctorale dissertatie "The Chameleon Skin" begon in 1992. In zijn promotieonderzoek stelt hij dat gebouwen energie moeten produceren in plaats van dat ze energie consumeren. Dit gedachtegoed ligt ten grondslag aan zijn kantoor dat hij in 1994 in Amsterdam begon. Zij zien een gebouw als bouwdepot waarvan het materiaal zowel nu als in de toekomst waarde heeft. Circulaire en biobased materialen vertegenwoordigen daarbij een hogere waarde omdat ze een minimale impact op het milieu en onze directe omgeving hebben. Hoe minder afval hoe beter. De waarde van een materiaal zit ook in de demontabele toepassing die hergebruik mogelijk maakt. Deze manier van ontwerpen is van essentieel belang voor de transitie naar een CO2 neutrale samenleving. (2023)
Projecten: Bercylaan 5-303

Rutgers, Gerrit Jan (1877-1962) werd geboren in Ellecom als zoon van een gelijknamige timmerman, die hem al op vroege leeftijd de praktijk van het bouwen leerde. Vanaf zijn zeventiende ontwierpen en bouwden zij samen woonhuizen. Na al op jonge leeftijd een indrukwekkende carrière te hebben opgebouwd in zijn geboortedorp, vertrok Rutgers in 1907 naar Amsterdam. Rutgers werkte hier een aantal jaren voor Willem Kromhout, maar via een positie als redactielid bij Architectura et Amicitia raakte hij bevriend met Jacques Roosing jr. en samen begonnen zij in 1911 een bureau. De twee architecten maakten faam als jonge en ambitieuze architecten met het bouwen van enkele villa’s en landhuizen voor de elite. Ook ontwierpen zij een eerste woningbouwblokje voor arbeiders met postkantoor aan het Spreeuwenpark in de nieuwe uitbreidingswijk boven ’t IJ. Nog zoekende naar een eigen stijl volgden zij in eerste instantie de functionele en constructieve beginselen van Berlage.
Toen de Eerste Wereldoorlog begon viel het bouwen zo goed als stil. Het bureau met Roosing viel uit elkaar en Rutgers die een oog had voor het vinden van werk begon aan een aanstelling bij Publieke Werken. Deze recent opgerichte afdeling voor de gebouwen voor alle gemeentelijke diensten had nog volop werk tijdens de oorlog. Hier kwam Rutgers in aanraking met een aantal jonge Amsterdamse architecten die bezig waren met het ontwikkelen van een nieuwe stijl. Onder leiding van Allard Hulshoff ontwikkelde Publieke Werken zich als de broedplaats van de Amsterdamse School. Architecten als Joan van der Meij, Piet Kramer, Arend Jan Westerman en Pieter Marnette beïnvloedden elkaar en zij bouwden gezamenlijk de eerste gebouwen van deze nieuwe beweging. Ook Rutgers laat zich verleiden tot deze romantische en moderne bouwstijl en zijn ontwerpen krijgen steeds meer eigenschappen als rondingen en sierlijke details in metsel- en smeedijzerwerk.
Na de oorlog in 1919 gaat Rutgers zelfstandig verder. Roosing is inmiddels volledig uit zicht verdwenen, maar voor Rutgers begint hier zijn meest productieve periode. Hoewel hij in de periode tussen 1919 en 1925 vele typische Amsterdamse School gebouwen ontwerpt, zou Rutgers zich langzaam afkeren van de beweging die in zijn ogen niet voldoende op rede is gebaseerd en daarom snel uit de mode raakt. Zijn architectuur moet het steeds meer hebben van veel beeldhouwwerk, subtiele details in smeedijzerwerk, metselwerk en natuursteen. Veel van zijn gebouwen tonen sterk uitgewerkte (hoek-)composities, zoals op de hoek Minervalaan en Gerrit van der Veenstraat. Een ander vaak voorkomende versiering zijn elkaar afwisselende banden van rood metselwerk en natuursteen als basement.
Een ander verschil met de bekendere architecten is dat Rutgers nooit bouwt voor woningbouwverenigingen. Rutgers’ opdrachtgevers blijven particulieren en bouwondernemers. Zo bouwt hij veel woningbouwblokken en villa’s in de nieuwe rijke buurten rondom de Lairessestraat en Beethovenstraat, middenstandswoningen in Plan West. Zo nu en dan bouwt Rutgers ook arbeiderswoningen, zoals in de Spaarndammerbuurt en Noord, maar dit zal nooit voor woningbouwcorporaties zijn.
In 1922 komt voor Rutgers zijn belangrijkste opdracht van zijn carrière. Na het winnen van een prijsvraag mag hij het ontwerp aanleveren voor een nieuw hotel aan de onlangs verbrede Vijzelstraat. Met de Olympische Spelen van 1928 in het zicht ziet een ondernemer een kans in het bouwen van het Grand Hotel Centraal, het grootste hotel van de stad op één van de drukste locaties. Ondanks dat dit project voortvarend van start gaat blijkt het uiteindelijk een fiasco. Allereerst blijken de drie verdiepingen diepe kelders van het gebouw veel meer te kosten dan aanvankelijk begroot. Vervolgens wordt Rutgers om de haverklap gevraagd de plannen te wijzigen. In eerste instantie hadden de opdrachtgevers slechts de helft van het volledige kavel aangekocht. In de loop der tijd hadden zij steeds de hand weten te leggen op aanliggende percelen, die bij het ontwerp werden gevoegd. Keer op keer wordt Rutgers gevraagd om het ontwerp aan te passen aan de nieuwe situatie. In 1927 begint de bouw van het hotel te haperen. Ondanks een stroom positieve berichten over de opleveringsdatum, blijkt in februari 1928 dat de ondernemers de situatie al een jaar veel rooskleuriger hebben doen overkomen dan de werkelijkheid. Het bedrijf achter het gebouw gaat failliet en het wordt duidelijk dat het gebouw niet op tijd afkomt voor de spelen. De kranten spreken schande van de situatie. Een nieuw Engels consortium koopt het half voltooide gebouw op een veiling voor een habbekrats en in mei 1929 wordt het gebouw dan eindelijk onder een nieuwe naam geopend. Het hotel Carlton opent uiteindelijk ruim een half jaar te laat haar deuren.
Ondanks dat het Carlton Hotel geen succesverhaal bleek, zou Rutgers toch uitgroeien tot de meest invloedrijke architect op het gebied van hotelbouw. Tussen 1926 en 1929 bouwt hij een uitbreiding voor het hotel American aan het Leidseplein. Ook het inmiddels befaamde café is van zijn hand. Met de opdracht voor restauratie van het interieur van het Amstel Hotel heeft hij zo de drie grootste hotels van de stad onder zijn hoede.
Rutgers’ bureau bereikt ondanks het hotel zijn hoogtepunt tussen 1927 en 1930 als hij gemiddeld 15 projecten per jaar voltooit. Hierna zakt de productiviteit van het bureau iets terug naar ongeveer vijf projecten per jaar, maar het komt tot een volledige stop in de oorlog. Een algehele bouwstop houdt Nederland van het produceren van nieuwe bouwprojecten af. Na de oorlog is er slechts behoefte aan goedkope en contemporaine strokenbouw zonder opsmuk.
Aan het einde van zijn carrière krijgt Rutgers nog een zeer eervolle opdracht. De in de oorlog omgekomen architect Blaauw heeft nooit zijn meesterwerk kunnen afmaken. Het complex ruime appartementen aan het Minervaplein mist nog vijf van de acht wanden die het plein afmaken. Samen met architecten Göbel en Berghoef wordt Rutgers in 1957 geselecteerd om de begeleiding van de voltooiing van de plannen te voeren naar het oorspronkelijke ontwerp van Blaauw. Ondanks dat de panden wat betreft uiterlijk zo goed als gelijk zijn, worden de interieurs flink gemoderniseerd. Zo kregen deze appartementen liften, een andere indeling en modernere materialen.
Wat Rutgers typeert is vooral zijn enorme productie. Hij bouwde ongeveer 150 projecten in Amsterdam en 7000 woningen. Dankzij zijn affiniteit met de markt lukte het Rutgers om veel zorg te besteden aan de uiteindelijke gebruiker. Zijn werk staat bol van de sierlijke details, maar ook van de romantische plekken als uitbouwen, erkers en balkons.
Projecten: Churchill-laan 228-260; Gerrit van der Veenstraat; Gerrit van der Veenstraat 36-38; J.J.Viottastraat 22; Valeriusplein 9

Ruys, Wilhelmina Jacoba (Mien) (1904-1999) was een Nederlands tuinarchitect, die internationale bekendheid genoot. Ze wordt gezien als pionier van de moderne tuinarchitectuur. Zij stamde uit de Rotterdamse reders- en cargadoorsfamilie Ruys. Ze was een dochter van Bonne Ruys (1865-1950), oprichter (1888) en directeur van de Koninklijke Kweekerij Moerheim N.V. te Dedemsvaart. Ze is getrouwd met uitgever Theo Moussault (veel tuinboeken). Na een studie in Berlijn ging ze aan de slag bij de ontwerpafdeling van de kwekerij van haar vader. In de moestuin en boomgaard van haar moeder legde ze proeftuinen aan om de ontwikkeling van planten in verschillende situaties te observeren. In de jaren dertig volgde ze architectuurcolleges aan de Technische Hogeschool Delft, waar ze architecten ontmoette met wie ze later zou samenwerken als Gerrit Rietveld, Ben Merkelbach en Cornelis van Eesteren. In 1933 ontwierp zij de grote binnentuin voor het woningcomplex Geuzenhof I in Amsterdam-West. Dit was haar eerste grote ontwerp en eerste tuin voor sociale woningbouw, haar eerste grote gemeenschappelijke tuin en haar eerste tuin in Amsterdam. In 1943 verhuisde ze met de ontwerpafdeling van het familiebedrijf naar Amsterdam, waar ze beter aansluiting kon vinden bij architectenbureaus en andere opdrachtgevers. Ze beschikte toen al over veel contacten, met name in linkse kringen; al in de jaren dertig was ze secretaris van het Comité van Waakzaamheid tegen het fascisme en nationaalsocialisme. Op 10 mei 1940, de dag van de Duitse inval in Nederland, verbrandde zij het hele archief. In 1979 werd de afdeling tuinarchitectuur losgekoppeld van de kwekerij en gaat sindsdien verder als Buro Mien Ruys.
Mien Ruys werkte graag met rechte vormen: rechthoeken, vierkanten en heldere lijnen. Ze was in Nederland een van de eersten die zich als tuinarchitect serieus bezighield met kleinere stadstuinen. Een specialisme van haar was de inrichting van rijkbloeiende borders van vaste planten. In 1960 bedacht ze het concept van 'confectieborders', standaardborders die geschikt waren voor verschillende types tuinen (groot of klein; zon, schaduw of halfschaduw), verschillende grondsoorten en leverbaar in diverse kleurstellingen. Ook werd ze voortrekker van de toepassing van spoorbielzen in tuinen, wat vooral in de jaren zeventig populair was. Dit bezorgde haar de bijnaam 'Bielzen Mien'. Een ander vast element in haar werk was de door haar bedachte gewassen-grinttegel.
In 1934 ontwierp ze in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Stoomboot-Maatschappij (KNSM) een bedrijfsparkje op het KNSM-eiland in Amsterdam. In 1994 werd het onder haar leiding gerestaureerd. Na haar dood kreeg het de naam Mien Ruysplantsoen. Haar werk leeft voort in de Stichting Tuinen Mien Ruys, die in Dedemsvaart een dertigtal tuinen in de stijl van Mien Ruys onderhoudt, de Tuinen van Mien Ruys. Deze zijn van april tot en met oktober open voor bezoekers. Tien van de proeftuinen in Dedemsvaart zijn erkend als rijksmonument, waaronder de oude proeftuin uit 1927, de watertuin uit 1954, de confectieborders, de stadstuin en de verdiepte tuin, alle uit 1960. (2024)
Projecten: Pulitzer Hotel

Salm, Abraham (1857-1915). Abraham Salm was de zoon van architect Gerlof Salm (1831-1897) en Bregtje Maria Salm (1832-1862), een nicht van zijn vader. Abraham werd in 1857 geboren en genoemd naar zijn grootvader. Salm volgde in 1877 en 1878 privé-lessen bij architect J.G.J.van Roosmalen. Vervolgens vroeg hij aan zijn vader of hij in Parijs mocht studeren, in navolging van architect J.H.Leliman (1828-1910), die in de jaren 1852-1853 in Parijs studeerde bij Henri Labrouste. In een brief aan zijn vader gaf hij aan Leliman om advies te zullen vragen. In 1878 vertrok Salm naar Parijs voor zijn studie. In 1880 kwam hij terug in Nederland en ging Salm bij het bureau van zijn vader werken, en nam vanaf de jaren tachtig steeds meer van diens opdrachtgevers over. Vader en zoon hebben, met name in Amsterdam, veel gebouwd: banken, fabrieken, tramstations, kerken, synagogen, bruggen, villa's, winkelpanden, een aquarium en roofdierengalerij in Artis, een crematorium en een schouwburg. Het eclecticisme werd daarbij door hen als ontwerpmethode gebruikt. In het algemeen worden de ontwerpkwaliteiten van Abraham meer gewaardeerd dan die van zijn vader. De Franse invloed is ook duidelijk in zijn werk te herkennen.
Voor Artis ontwierpen vader en zoon Salm tussen 1858 en 1889 verschillende gebouwen, dierenverblijven en gebruiksgebouwen: een roofdierengalerij, een ijzeren brug, een faunamuseum en bibliotheek, een bergloods, een zeeleeuwenverblijf, een dikhuidenstal en een etnografisch museum. Het Aquarium, waar Abraham Salm ook aan meewerkte, wordt wel het meest geslaagde gebouw genoemd. In de collectie Salm is een tekening van dit aquarium opgenomen.
Abraham Salm ontwierp met name voor bemiddelde stedelingen een groot aantal kapitale buitenhuizen. Een daarvan is Villa Ma Retraite. Ma Retraite bestond uit een villa, een portierswoning, een tuinmanswoning en een koetshuis, gelegen aan de Utrechtseweg in Zeist. Het werd gebouwd in opdracht van J.C.van Marwijk Kooy, die het perceel in 1896 had gekocht. Van Marwijk Kooy, directeur van 'Beiersch Bierbrouwerij De Amstel' te Amsterdam, koos voor Salm omdat deze al diverse villa's op zijn naam had staan en al eerder voor de brouwerij gebouwen had ontworpen. Van Marwijk Kooy vroeg op advies van Salm L.A.Springer (1855-1940) als tuinarchitect.
In 1897 werd Salm benoemd tot voorzitter van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst (1898-1912). Daarnaast nam hij zitting in de Schoonheidscommissie van Amsterdam. Abraham Salm was Officier in de Orde van Oranje Nassau en Ridder in de Orde van St. Anna van Rusland. Hij ligt begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam.
Projecten: Warmoesstraat 147-151

Salm, Gerlof Bartholomeus (1831-1897). Salm liet zich inspireren door verschillende grote bouwstijlen uit het verleden. Zijn bouwwerken zijn voornamelijk te vinden in Amsterdam. Hij was jarenlang de vaste architect van de dierentuin Artis. Daarnaast was hij korte tijd voorzitter van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst. Hij bouwde voor het eerst in 1865 een woonhuis in Amsterdam op de hoek van Amstel en Sarphatistraat. Dat is in 1968 gesloopt. Gerlof woonde lange tijd aan de Plantage Middenlaan 19 in een door hemzelf gebouwd huis. Lange tijd werkte hij samen met zijn zoon Abraham Salm, die later zijn praktijk overnam.
Projecten: Amstel 25; Amstel 27Groenburgwal 16; Herengracht 88; Warmoesstraat 167-187; Zwanenburgerstraat 24

Sant en Co Buro Sant en Co is een in 1990 opgericht bureau voor landschapsarchitectuur onder leiding van landschapsarchitect Edwin Santhagens. Ze zijn gespecialiseerd in het ontwerpen van het stedelijke landschap en besteden veel aandacht aan de klimaatopgave die van invloed is op de ruimtelijke kwaliteit. Hun missie is hiermee bij te dragen aan een toekomstbestendige gezonde groene leefomgeving. Op creatieve wijze wordt ecologie geïntegreerd in ontwerpen die voldoen aan de hedendaagse verwachtingen en gebruik. Natuurlijke elementen worden speelaanleidingen voor kinderen en een broeinest voor paddenstoelen, torren en kikkers, broedplaatsen voor ooievaars krijgen een plek in de openbare ruimte en waterbergingsopgaven verworden tot heuse paradijstuinen met waterlelies, rietkragen en moerascipressen. (2023)
Projecten: Spadinalaan 272-536

Schaap, Ton (1952-) is in 1982 afgestudeerd aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam met als specialisatie stadsontwikkeling. Vanaf 1983 is hij in dienst bij de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling (dRO) van de gemeente Amsterdam. Vanaf 2003 werkt hij ook voor de gemeente Hengelo en sinds 2005 voor de gemeente Enschede. In Amsterdam is hij nauw betrokken bij de stadsvernieuwingsprojecten en nieuwe stadswijken. Zo was/is hij betrokken bij IJburg, Museumplein, Overhoeks, Centraal Station, Oostelijk Havengebied, Zeeburgereiland en Waterlooplein. Voor het Waterfront-ontwerp van de noordelijke IJoever ontving hij in 1999 de Wibautprijs. (2023)
Projecten: Spadinalaan 6-86

Schaap & Stigter is een samenwerkingsverband van Jan Stigter en Ton Schaap waarbij niet duidelijk is of dat gebeurt tijdens hun loopbaan bij de dienst Ruimtelijke Ordening van de Gemeente Amsterdam.
Projecten: Haveneiland

Schill, Theodoor Gerard (1852-1914). Schill begon zijn bouwkundige carrière met een studie tot civiel en bouwkundig ingenieur aan de Delftse Polytechnische School. Na het afronden van zijn studie was Schill enige tijd werkzaam op een architectenbureau in Wenen. Vervolgens werkte hij enige tijd bij het bureau van Pierre Cuypers waar hij Dirk Hendricus Haverkamp leerde kennen. Omstreeks 1879 van de startten zij een architectenbureau op in de Amsterdamse Jan Luijkenstraat (nummer 20). Zij wonnen de prijsvraag die de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst in 1883 had uitgeschreven voor een eigen gebouw. In 1885 was het gereed, Marnixstraat 402 (gesloopt, nu Delamar Theater). Ze pasten meestal een stijl toe ontleend aan de Hollandse, Franse of Italiaanse renaissance. Hun bekendste gebouw in Amsterdam is wellicht gebouw Kosmos op het Koningsplein (1891), de villa aan het Museumplein waarin nu het Amerikaanse consulaat is gevestigd (1912) en sociëteit de Groote Club aan de Dam.
Schill was enkele jaren bestuurslid van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst en van de Quellinusschool, de vakopleiding voor kunstnijverheid.
Projecten: Kalverstraat 2; Koningsplein 1; Nes 104-110; Nes 112-114

Schmitz, Johan Heinrich (1821-1891) was een Nederlandse architect van Duitse komaf, beginnend als "teekenmeester" en "timmerman". Er is weinig van hem bekend. Hij zou afkomstig zijn uit de omgeving van Keulen en kwam in 1844 in Amsterdam wonen. Hij was met Jan van den Biesen één van de oprichters van de Sint Jozef Gezellenvereniging. Schmitz ontwierp dan ook mee aan de Kapel van Sint Josephs Gezellen-Vereeniging aan de Stadhouderskade. Schmitz wilde in zijn ontwerpen nogal eens uitschieten met overvloedige versieringen.
Projecten: Amstel 29

SeARCH staat voor Stedenbouw en ARCHitectuur en is een toonaangevend ontwerpbureau voor architectuur en stedenbouw gevestigd in Amsterdam met een internationale staf van architecten en professionals die aan projecten over de hele wereld werken. Bjarne Mastenbroek richtte SeARCH in 2002 op en heeft een praktijk gevestigd die wordt gekenmerkt door een voortdurende verkenning van de intieme en wederzijdse relatie tussen architectuur en plaats. Onze projecten zijn op te vatten als landschappen, het meest essentiële en genereuze element. Zonder grenzen zijn landschappen eindeloos en open; ze verbinden architectuur met stedelijk, interieur met exterieur. Door een zorgvuldige afweging van de omgeving kan SeARCH een hoge mate van duurzaamheid en bewustzijn voor zijn projecten introduceren. Als Nederlandse architecten zijn we ons goed bewust van de schaarste aan land en geloven we sterk in het slimmer gebruiken van dit middel om 'de natuur' meer ruimte te geven om te overleven. SeARCH gelooft in samenwerking; met klanten, gebruikers en specialisten. Dit vormt de basis om innovatieve, originele en onverwachte ontwerpoplossingen te creëren. Onderzoek naar nieuwe bouwmethoden, producten en materialen is een natuurlijk verlengstuk van ons werk.
Projecten: Javakade 766

Sevenhuysen, A.J.(August?) (1827-1867) deed zijn opleiding van 1845 tot 1850 aan de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten Amsterdam. Hij was bekend als architect, makelaar en tekenaar. (2023)
Projecten: Kadijksplein 17-18

Sijmons, Karel Lodewijk (1908-1989). Karel Sijmons groeide op in Helmond als zoon van Dirk Sijmons en Antje van Dijk. Op zijn 12e kreeg hij hersenvliesontsteking waardoor hij vanaf dat moment compleet doof was. Van 1924 tot 1927 volgde hij de ambachtsschool en werkte daarna kort bij de dienst Publieke Werken van de gemeente Helmond. Hier werd hij in 1928 ontslagen, er was in het katholieke Helmond geen plaats voor iemand van protestantse huize. In 1928 verhuisde hij naar Rotterdam waar hij een baan als technisch tekenaar bij het architectenbureau Otto & Logeman combineerde met een opleiding aan de Academie van Bouwkunst aldaar. 1930 volgt ontslag bij Otten & Logeman wegens omslag in denken naar de Nieuwe Zakelijkheid. Aansluitend verhuisde hij naar Amsterdam en ging werken bij architectenbureau Baanders. In 1931 naar de Academie van Bouwkunst in Amsterdam waar hij direct werd toegelaten tot het tweede leerjaar. In dat leerjaar waren de docenten hoogleraren uit Delft die weinig sympathie koesterden voor zijn ontwerpen in de geest van de Nieuwe Zakelijkheid. Zijn resultaten voor dat leerjaar: Hoofdproject (Plan voor een badhuis, begeleid door Prof.Lansdorp), een 2, een kleiner project een 1 en voor interieur een 0. Als architect ging hij uiteindelijk in 1932 aan de slag met twee collega's (Piet Zanstra en Jan Giesen) waarmee hij het bureau Zanstra/Giesen/Sijmons begon. Het eerste grote woningbouwproject dat het bureau binnenhaalde waren de atelierwoningen voor beeldende kunstenaars in de Zomerdijkstraat in Amsterdam-Zuid. Het bureau bleef voortbestaan tot 1954. Als zelfstandig architect bleef hij daarna tot 1989 actief.
Projecten: Keizersgracht 269

Siza Vieira, Álvaro Joaquim de Melo (1933-) is een Portugees architect. Zijn gebouwen genieten wereldwijd bewondering en hij won meermaals internationale architectuurprijzen. Ondanks deze wereldwijde bekendheid bevindt zijn meeste werk zich in en rond Porto waar zijn kantoor gevestigd is. Naast de vele projecten in Portugal is werk van hem te vinden in onder andere Spanje, Duitsland, Argentinië en Brazilië. In Nederland is Álvaro Siza vooral bekend vanwege twee woontorens: de Toren van Siza in Maastricht en New Orleans in Rotterdam. Voor zijn jarenlange bijdrage aan de stadsvernieuwing in Den Haag kreeg hij de Dr. H.P.Berlageprijs 1993. De architectuur van Álvaro Siza heeft grote invloed, hij wordt gezien als een van de belangrijkste architecten van dit moment. Zijn stijl is bijzonder moeilijk te omschrijven. Als hij aan een nieuw project begint start hij met een uitgebreide analyse van de context. Zijn architectuur vloeit voort uit deze analyse. Siza heeft groot respect en interesse voor traditie, hij probeert tradities op te pakken en te ontwikkelen/transformeren. In zijn projecten is altijd iets traditioneels en iets vernieuwends te vinden. Zijn projecten zijn te zien als een poging om een bestaande situatie te ontwikkelen. Siza wordt veelal een minimalist en een expressionist genoemd, hij noemt zichzelf echter een functionalist. (2023)
Projecten: Céramiquelaan 3-45; Hammarbystraat 2-44; Overhoeksparklaan 130-290

Slebos, Dirk Laurens Hendrik (Dick) (1923-2011) was een Nederlands bouwkundig ingenieur en stedenbouwkundige. Hij was zoon van Jacobus Christiaan Slebos en Johanna Christina van Dop, wonende Jennerstraat 8hs. Vader (1897-1965) was tussen 1925 en zijn pensioen in 1946 opzichter en architect onder meer bij de Dienst der Publieke Werken. Zelf was Dick Slebos getrouwd met Marijke Treurniet; zij hadden drie kinderen. De stedenbouwkundige werd al tijdens zijn leven verward met zijn even oude volle neef Dick/Dic. Slebos. Deze was architect en onder meer directeur van de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Dick Slebos bracht zijn jeugd door in Amsterdam-Oost, waar hij achtereenvolgens de 3e 5-jarige HBS aan de Mauritskade en tijdens de oorlogsjaren de MTS volgde. Na de oorlog kon zijn wens in vervulling gaan om verder te studeren aan de Technische Hogeschool in Delft, waar hij werd opgeleid tot stedenbouwkundig ingenieur en in 1952 zijn academisch examen haalde. In 1954 werd hij door Cornelis van Eesteren aangenomen bij de afdeling Stadsontwikkeling van de Amsterdamse Dienst der Publieke Werken (verhuisde in 1980 mee naar Dienst Ruimtelijke Ordening), waar hij zijn hele loopbaan bleef, achtereenvolgens onder Van Eesteren, Ko Mulder, Ton de Gier en Ab Oskam. Slebos was daar ontwerper en van 1966 tot 1984 adjunct-directeur. Hij was nauw betrokken bij de grootschalige stadsuitbreidingen van Amsterdam (Westelijke Tuinsteden, Buitenveldert, Bijlmermeer) en maakte bij de Dienst ook de roerige jaren 60 en 70, het verval van de oude stad en – onder de wethouders Jan Schaefer en Michael van der Vlis - de daaropvolgende periode van grootscheepse stadsvernieuwing mee. Slebos vertegenwoordigde de stad Amsterdam in de ISOCARP (International Society of City And Regional Planners), waarvoor hij regelmatig in het buitenland verbleef. Hij werkte aan de inrichting van de recreatiegebieden rond Amsterdam, met name Het Twiske. Na zijn pensionering in 1984, bleef Slebos tot op zeer hoge leeftijd maatschappelijk actief. Zo was hij lange tijd voorzitter van de Amsterdamse Raad voor de Stedenbouw, lid van de monumentencommissie van de gemeente Abcoude (waar hij toen woonde) en bestuursvoorzitter en later erelid van het Fort Abcoude – onderdeel van de Stelling van Amsterdam – waar hij zich inzette voor herbestemming en restauratie. In de jaren negentig deed hij daarnaast onderzoek naar de (verdwenen) buitenplaatsen van rijke Amsterdammers langs de rivier de Angstel tussen Abcoude en Baambrugge, waarover hij een artikelenreeks publiceerde, waaronder een artikel over de buitenplaats Ypenburg en een kroniek van het geslacht Valckenier. (2023)
Projecten: Kadijksplein (Kortjewantsbrug)

Slegt, Gerbrand (1677-1739), meester scheepstimmerman. Hij bouwde meerdere schepen voor de Admiraliteit van Amsterdam. Hij was echter niet alleen scheepstimmerman, maar had ook verstand van huizenbouw. Zo bouwde hij zijn eigen huis aan de Hoogte Kadijk en had nog een groot aantal huizen op Kattenburg en Wittenburg.
Projecten: Hoogte Kadijk 12

Slothouwer, Dirk Frederik (1884-1946). Slothouwer, geboren in Nederlands Indië, begon zijn loopbaan in 1905 na de afronding van zijn studie aan de Polytechnische School (TU) in Delft. In 1924 rondde hij zijn doctoraal af met een studie over de Hollandse Renaissance in Denemarken. Hierna werd hij in 1926 bij deze school tot professor benoemd. Maar al eerder deed hij van zich spreken, in 1906 en 1909 deed hij mij aan de Prix de Rome-prijs voor ontwerpers. In 1906 greep hij naast de eerste prijs, die ging naar J.M.van der Mey, in 1909 was het raak met zijn ontwerp voor het gebouw voor de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Naast vele kleine en groter projecten was hij van 1919 tot 1939 restauratiearchitect van de Dom in Utrecht.
Projecten: Kalverstraat 2; Kalverstraat 4-8

Sluijters, van, Jan Hendrik (1832-1916) volgde in Den Haag de architectenopleiding aan de Academie voor Beeldende Kunst en werkte als leerling-architect in Brussel. Van Sluijters was tussen 1865 en 1875 in Parijs de ontwerper van meerdere woningen en woningcomplexen. Hij werkte hier voor een rijke clientèle, onder wie baron Van Zuylen van Nijevelt, de Nederlandse gezant in Parijs (5, rue Rougemont), de graaf Van Seebach (31, rue de Courcelles), baron Adelsward, minister van Zweden en Noorwegen (42 Rue Rovico) en graaf De Riant, (14, avenue Roi de Rome). In 1870 is Van Sluijters ook in Nederland actief waar hij in Den Haag op de Laan Copes van Cattenburch drie woonhotels en in Arnhem in de periode 1877-1880, een serie van twaalf Brusselse huizen in de Spijkertraat bouwde. Huizen die werden voorzien van een zogenaamd mansardedak, een uitvinding van de 17e-eeuwse Franse architect Mansarde. Dit is een dakvorm bestaande uit gebroken, naar buiten geknikte vlakken die met leisteen worden afgewerkt. Het doel was tweeledig: er ontstond een diepe zolderetage voor inwonend personeel en deze dakvorm werd niet aangemerkt als een echte verdieping. De hoogte van het aantal verdiepingen bepaalde de breedte van de straat. Belangrijk, want de bestrating werd uitgevoerd voor rekening van de uitvoerende architect en dus deel van de bouwkosten. Van Sluijters ontwierp de nieuwe voorgevel van het voormalige Bible dat in november 1883 gereed kwam. In de nasleep van een suikercrisis in voormalig Nederlands-Indië in 1883 bleek een groot aantal door Van Sluijters in Arnhem gebouwde huizen onverkoopbaar. De hypotheeklasten werden hierdoor te hoog en hij vroeg zelf zijn faillissement aan. (2022)
Projecten: Beursstraat 49-51; Warmoesstraat 112-116

Smits, Anthonie Pieter (Tom) (1881-1957) Anthonie Pieter Smits werd geboren in Haarlem en was de derde zoon van de kunstboekbinder Johannes Smits en Francina Reyerse. Smits begon zijn opleiding in 1894 in het atelier voor Kerkelijke kunst in Haarlem. Tegelijkertijd was hij leerling aan de School voor bouwkunde, versierende kunsten en kunstambachten, eveneens in Haarlem. Daar volgde hij lessen van K.P.C.de Bazel en J.W.Hanrath. In 1897 vertrok hij naar Amsterdam, waar hij in dienst kwam bij de kunstnijverheidswerkplaats van de firma Wisselingh & Co. Smits werkte er onder leiding van werkmeester J.P.Strijbos. De firma voerde werken uit van onder andere Lion Cachet, Dijsselhof en Nieuwenhuis. In de avonduren volgde Smits de zogenaamde 'Vahanacursus' bij Lauweriks en De Bazel. Zij behandelden oosterse kunst en het ontwerpen op wiskundige basis. In 1900 verhuisde Smits naar Den Haag. Op het bureau van Joh.Mutters werd hij chef de bureau en in de avonduren kreeg hij privé-les van W.van Boven. Bij Mutters maakte Smits kennis met H.Fels, met wie hij in 1906 een architectenbureau begon. Hun eerste landhuizen, zoals Hagheweyde in Warmond en De Spranck en Duynrose in Scheveningen, vertonen typisch Engelse kenmerken, zoals forse bakstenen schoorstenen en zithoekjes met een haard.
In 1917 ontwierp Smits voor zichzelf het landhuis De Kroft aan de Burgemeester den Texlaan in Aerdenhout. Hij was intussen getrouwd met Matthea Cornelia Johanna Fels, een zuster van zijn compagnon. In 1919 werd de associatie met Fels officieel beëindigd, hoewel beide architecten ook daarna nog wel eens samenwerkten. Vanaf ongeveer 1927 tot ongeveer 1938 vormden A.P.Smits met C.van de Linde een bureau. Hun werkzaamheden bestonden voor een deel uit het voltooien en uitvoeren van nagelaten opdrachten van De Bazel. Tussen 1929-1933 bouwden zij voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij kantoorgebouwen in Batavia (Jakarta) en Medan in Nederlandsch Indië (Indonesië). Daarna volgden nog vele landhuizen in het Gooi en de duinstreek. In 1938 kwam J.Lourijssen in dienst bij Smits. Toen Smits in de jaren vijftig ziek werd, ging Lourijssen een steeds belangrijker rol spelen. In 1953 werd hij compagnon.
Smits heeft achtereenvolgens met Fels, Van de Linde en Lourijssen samengewerkt dan wel was geassocieerd. (2022)
Projecten: Zwanenburgwal 182

Smulders, Vincent Architectenbureau Vincent Smulders BNA is een klein bureau. Het houdt zich hoofdzakelijk bezig met restauratie-, herbestemmings- en groot onderhoudsprojecten. De projecten die het bureau doet, zijn veelal complexe opgaven in binnenstedelijke gebieden. (2022)
Projecten: Warmoesstraat 139

Soeters, Sjoerd (1947-) studeerde van 1966 tot 1975 bouwkunde aan de Technische Hogeschool Eindhoven. Daarna werkte hij bij architectenbureau VDL in Amsterdam. In 1979 richtte Sjoerd Soeters samen met zijn vrouw Merle Soeters-Stefels een architectenbureau op dat was gevestigd in hun woonhuis aan de Prinsengracht. Omstreeks 1989 ontgroeide het bureau deze locatie en werd een Baptistenkerk aan de Kerkstraat in Amsterdam verbouwd en in gebruik genomen. Vanaf 1997 werkt Soeters kortere of langere tijd samen in verschillende maatschappen, eerst met Jos van Eldonk. In 2001 trad Dana Ponec tot de directie toe en werd de naam veranderd in Soeters Van Eldonk Ponec architecten. In 2007 heeft Dana Ponec de maatschap weer verlaten, waardoor de naam weer Soeters Van Eldonk architecten wordt. Soeters en Van Eldonk zijn in 2016 ieder een nieuw bureau gestart. Sjoerd Soeters heeft zijn activiteiten voort gezet onder de titel: PPHP, 'Pleasant Places, Happy People'. Vanaf 2019 gaat hij de samenwerking aan met Joep Mollink (voorheen MOPET architecten) onder de naam Mollink Soeters PPHP. Hierin zijn de menselijke maat, het menselijke welbevinden en daarmee een gelukkige samenleving de hoofddoelstellingen. Volgend interview met Sjoerd Soeters stond in NUL20 van juli 2003 en verwoord zijn zienswijze.
'Ik ben opgeleid als architect. Maar je merkt gaandeweg dat het ontwerpen van losse gebouwen zijn beperkingen heeft. Gebouwen krijgen alleen maar betekenis door de manier waarop ze in hun omgeving staan en daar onderdeel van uitmaken. Je wilt dan ook meer van die omgeving beheersen, je wilt dat gebouwen zin hebben in een stedelijk landschap. Die interesse is misschien gewekt vanaf het moment dat ik in de Amsterdamse welstandscommissie zat en al die bouwplannen langs zag komen en dacht: mijn God, hoe moet dit samen ooit wat worden? Dat was in een tijd dat veel architecten volstrekt alleen met hun eigen product, hun eigen wereldwonder, bezig waren. Dat is overigens niet helemaal voorbij. Een jaar of vijftien geleden werd ik voor het eerst betrokken bij grote stedenbouwkundige plannen. De Resident in Den Haag, het gebied waar later het ministerie van Volksgezondheid is gebouwd. Dat heette geïntegreerde gebiedsontwikkeling. Oftewel: hoe kun je in een beperkt oppervlak in de bestaande stad een groot programma samenbrengen. Dat is iets heel anders dan een aantal architecten uitnodigen elk hun eigen gebouw te ontwerpen. Min of meer in dezelfde periode raakte ik betrokken bij de herstructurering van de Nijmeegse binnenstad en het Java-eiland in Amsterdam. Bij die projecten werd eerst een masterplan gemaakt dat als basis diende voor deelplannen die verschillende architecten uitwerkten. In die projecten werd ik uiteindelijk ook supervisor en begon ik architecten te begeleiden. Dat is nu een behoorlijk deel van het werk van ons bureau geworden. We zitten in heel veel masterplannen en begeleidingsprocessen. We zijn dus vooral geïnteresseerd in het maken van gebouwen in een stedelijk verband.
Het is heel hip geweest om te beweren dat de stad in zijn huidige vorm volstrekt verouderd is. Met het internet en mobiele apparatuur zou de mens wel een leukere plek weten om te werken. Maar volgens mij is de Europese stad actueler dan ooit. Het is het beste model om in hoge concentraties bij elkaar te wonen en te genieten van wat de moderne beschaving heeft geleverd. Het enige waarin Nederland wat achterop is geraakt, is de infrastructuur en de parkeervoorzieningen. De steden zijn slecht bereikbaar geworden. Daardoor lopen we alsnog het risico van wat in Engeland en vooral Frankrijk is gebeurd: steden die binnenstebuiten klappen, grote winkelcentra en koopjesparadijzen die naar de rand trekken.
'Gelukkig is dat in Nederland nog nauwelijks het geval, maar we moeten de stad wel beter bereikbaar maken. We moeten ook in delen van de stad de schaal van de voorzieningen anders maken, waardoor je andere formules toevoegt aan wat de stad al te bieden heeft op commercieel gebied. Dat proberen we in Noord. “Wij gaan bij stedelijke centra uit van de schaal van de voetganger. Die moet het prettig vinden om er rond te lopen. Bij veel moderne stedenbouw is men uitgegaan van gebouwen los op het maaiveld en daartussen ruimte om te parkeren. Dat leidt tot onaangename situaties. Gebouwen zijn vaak te hoog en hebben weinig relatie met het openbaar gebied, dat weer veel te groot is om als openbaar te ervaren. Je ontmoet elkaar juist daar niet. Een stadshart is een ruimte omsloten door gebouwen en niet andersom.
Moderne stedenbouwkundigen maken het liefst grote pleinen, die willen grote gebaren maken. Dat moet je niet doen. Je moet kleine pleinen en kleine straten maken. Een goede winkelstraat is 7 tot 9 meter breed. Aan een winkelstraat van 30 meter breed heb je niets, laat staan zo’n Arena-boulevard – model Pi de Bruin – van 70 meter breed. Dat is helemaal niks. Er is een Japanse theorie die zegt dat een stedelijke ruimte goed is als je elkaars gezichten nog kunt herkennen. De afstand die daarvoor geschikt is, is maximaal 24 meter. Bij alle ruimtes die groter zijn, is de intimiteit van het plein weg en loop je langs elkaar heen.
Mijn theorie is eigenlijk dat sinds Julius Caesar de mens in zijn behoeften niet ontzettend is veranderd. De manier waarop we vanaf de Middeleeuwen in steden woonden en leefden, past nog altijd erg bij ons. We willen intieme binnensteden waar de wind niet teveel vat op ons heeft. Alle oude Nederlandse binnensteden zie ik als voorbeeld. En als je dat wilt maken, moet je die maatvoering ook aanhouden. Geen lange rechte straten, maar een knikje hier en daar. Je moet elke vijftig meter verrast kunnen worden door een nieuw blikveld. Dat is oneindig veel interessanter dan de nieuwe stedenbouw die voor de auto is gemaakt en waar de voetganger zich snel verveelt.
Belangrijk is ook de relatie tussen binnen en buiten. Je moet van binnen uit op straat kunnen kijken. Geen hoge gesloten gevels dus, dat maakt de straat onveilig. Het staat allemaal al in Life and Death of American Cities van Jacobs. Architecten weten dat ook, maar doen er vaak weinig mee.
De architectuurachtergrond bij ons bureau maakt ons andere stedenbouwkundigen dan de traditionele. Die denken veel abstracter en veel meer vanuit standaard bouwkundige eenheden. Bij de nieuwe stadsharten voor Zaanstad en ook Noord, zijn we niet alleen bezig met een bebouwingsvlek, maar ook met de juiste voorwaarden om daar prettig te winkelen, te werken en te wonen.
Het juiste ontwerp kan het verschil maken. Neem de Marcanti-school op Marcanti-eiland. Een zeer zwarte school. We hebben daar een ontwerp voor gemaakt gericht op maximale controle. Geen gangen maar een centraal atrium en galerijen. Vanuit één punt heb je als schoolhoofd een overzicht over de totale openbare ruimte. Dat blijkt perfect te werken.
In de architectuur is de laatste tien jaar heel veel onzin verkocht. Is er nodeloos complexiteit gezocht omdat het hip was. Neem de woningen op Borneo/Sporenburg. Daar zijn ze er in geslaagd een hoge dichtheid in laagbouw te realiseren. Maar wat een ingewikkelde woningplattegronden met verspreide kamers en kruisende trappen. Dan kost nodeloos veel geld. Ik vrees dat die gecompliceerde woningplattegronden uiteindelijk niet lang bruikbaar zijn. Die zijn veel te specifiek. Borneo/Sporenburg is zeker hip. Maar ik zeg altijd: kijk eens over twintig jaar. Bij elk gebouw moet je wachten of het op den duur bij het echte leven past.
Heel veel architecten denken dat ze voortdurend iets moeten maken dat nog niemand heeft gemaakt. Maar er zijn natuurlijk heel veel oude modellen die heel goed en bruikbaar zijn. De woningplattegrond is nu wel uitgekristalliseerd. Je moet proberen zo min mogelijk geld aan het binnenste van een gebouw te besteden.
Ik kan niet zeggen dat het overlegcircus de laatste twintig jaar zoveel is toegenomen. Stedenbouwkundige plannen zijn altijd heel ingewikkeld. Ik geloof heel erg in de verschillende geluiden in zo’n planproces. Laat ieder zeggen wat hij denkt. Mijn houding is: hoe meer mensen daar goed over nadenken, hoe beter het is. Tenminste, als ze geen verborgen agenda hanteren. De doelstelling van een goede ontwikkelaar is ook voor tachtig, negentig procent overlappend met die van een gemeente, afgezien dan van de hoogte van de grondprijs en het aantal woningen in de sociale sector.
Je moet wel proberen het overleg het niet te ingewikkeld te maken. Alleen mensen met een duidelijk belang of bepaalde kennis moeten aan tafel zitten. Ik heb de indruk dat er in IJburg teveel lagen zijn gemaakt en dat het praatcircus daar teveel geïnstitutionaliseerd is geraakt.
Het is niet mijn ervaring dat de planontwikkeling in Amsterdam veel moeizamer verloopt dan elders. De ontwikkeling van het Oostelijk Havengebied verliep efficiënt en soepel. In een compacte tijd is daar toch veel gerealiseerd. Maar het kan zijn dat ik geluk heb gehad. Er zijn natuurlijk ook buitengewoon taaie en voortslepende projecten, maar die heb je in andere steden ook. Ik zie geen bewijs dat het in bijvoorbeeld Rotterdam veel sneller gaat. Er zijn zoveel voorschriften, regels, wetten en procedures; zoveel zaken en belangen waarmee je rekening moet houden. De kans dat een plan strandt of enkele jaren wordt opgehouden, is groot. Maar dat is in heel Nederland zo.
Natuurlijk is niet elke ambtenaar even doortastend en capabel. Maar kijk eens naar de ontwikkelaars. Die hebben de laatste jaren grote problemen gehad om kwalitatief goede mensen te krijgen. Die jongens kwamen bij wijze van spreken met het kaartje van Peek & Cloppenberg nog in hun colbertje op de eerste vergadering. En binnen enkele vergaderingen stond er in plaats van assistent-ontwikkelaar al adjunct-directeur op hun kaartje. Maar zonder knowhow, zonder ervaring. Daar hebben we enorm veel last van gehad. Er was de afgelopen jaren zo’n hausse, dat veel projecten slecht werden bemand. Dat leidt tot verkeerde ideeën over het budget, tot verkeerde sommen. Zulke projecten komen onherroepelijk tot stilstand. Ze roepen nu allemaal dat ze gaan herontwikkelen; maar ze hadden het ook in één keer goed kunnen doen.
Projecten: Java-eiland; Sint Annenstraat (2)-4-6

Space Encounters is in 2016 ontstaan uit een bundeling van krachten van ILA en MONO architecten. Space Encounters bestaat uit Gijs Baks, Stijn de Weerd, Joost Baks, Remi Versteeg aangevuld met een internationaal team van architecten en ontwerpers. Space Encounters bevrijdt zich van het dogma van strikte functionaliteiten en onderzoekt oude en nieuwe vormen van ruimte en materiaal, vrij van zelf opgelegde lasten. We pretenderen niet dat architectuur oplossingen biedt, maar erkennen dat goede architectuur relevant is. Het vinden van het onverwachtse bruikbare is cruciaal in ons onderzoek. De constante zoektocht naar innovatie en verschillende perspectieven komt tot uiting in zowel de praktijk van moderne technologie als de herwaardering van oude technieken en analoge methoden. Elke verkregen opdracht of genomen initiatief is een aansporing om een toegepast kunstwerk te maken.
Projecten: Badhuiskade 3; Zaaiersweg 15

Spanjers, Kees C.M.J.G. Spanjers (1954). Zaanen Spanjers cs wordt gevormd rond Kees Spanjers, architect BNA|BNI, directeur en eigenaar van het bureau. Kees studeerde aan de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving te ‘s-Hertogenbosch, Academie Artibus te Utrecht en de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam, waar hij in 1977 afstudeerde. Mentoren waren ondermeer Jan Rietveld, Dirk van Sliedrecht en Pieter Zaanen. In 1976 startte hij samen met studiegenoot Jaco D.de Visser in Utrecht een eigen bureau voor interieurarchitectuur en kleinschalige architectuur. Deze samenwerking duurde tot 1984. Projecten uit deze periode zijn ondermeer restauraties van woningen in Utrecht en Delft, diverse verbouwingen en inrichtingen van woningen, winkels en kantoren. Van 1977 tot 1984 werkt hij part-time als interieurarchitect-projectleider bij Architectenbureau Pieter Zaanen te Amsterdam. Projecten in deze periode zijn ondermeer de restauratie van het voormalig veilinghuis Frascati in Amsterdam tot theatercomplex, restauraties van woningen en verbouw theater de Balie.
In 1984 treed hij full-time in dienst bij architect Pieter Zaanen, als medewerkend architect. Vanaf dit moment is hij mede-verantwoordelijk voor alle door het bureau uitgevoerde projecten. De belangrijkste hiervan zijn de herinrichting van het terrein van het voormalig Huis van Bewaring aan het Kleine Gartmanplantsoen te Amsterdam - thans Max Euweplein (verantwoordelijk architect) en de renovatie en herinrichting van de Beurs van Berlage (medewerkend architect). Binnen het bureau ontwikkelt hij deskundigheid op het gebied van de theaterarchitectuur. Na de reeds genoemde theaters Frascati en de Balie worden ondermeer gerealiseerd de Brakke Grond en Art & Pro.
In 1994 overlijdt architect Pieter Zaanen, en neemt Kees Spanjers de verantwoordelijkheid voor het bureau als architect en eigenaar over. De naam van het bureau wordt gewijzigd in BV Zaanen Spanjers Cs Architecten BNA|BNI. Vanaf dit moment ontwikkelt het werkterrein van het bureau zich verder op de bouw en inrichting van openbare gebouwen en 'publieke' interieurs. Belangrijkste projecten zijn onder meer de herinrichting Museumplein Amsterdam en Theater en Congrescentrum Meervaart in Amsterdam.
Projecten: Ambonplein 79

Spijker, Erwin is geboren en getogen in Amsterdam. Hij studeerde in 1992 af aan de Academie van Bouwkunst waar hij Wim Lindenbergh heeft leren kennen. Voor de oprichting van Studio Y heeft Erwin ruime ervaring opgedaan in de meest uiteenlopende projecten bij verschillende architectenbureaus als Bom & Ingwersen, ACE, Cees van der Goes, en OIII. (2024)
Projecten: Keizersgracht 224; Keizersgracht 226; Keizersgracht 228; Keizersgracht 230; Keizersgracht 232; Keizersgracht 234; Keizersgracht 236; Prinsengracht 313; Prinsengracht 315; Prinsengracht 317; Prinsengracht 319; Prinsengracht 321; Prinsengracht 323; Prinsengracht 325; Pulitzer Hotel; Reestraat 2; Reestraat 4; Reestraat 6; Reestraat 8

Sprietsma, Simon deed zijn opleiding aan de TU Delft richting architectuur en bij het Berlage Instituut. Hij specialiseerde in architectuur voor de openbare ruimte als pleinen, straten, bruggen en straatmeubilair. Hij is sinds 2000 werkzaam als hoofdontwerper bij de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam en sinds 2003 ook als directeur van Simon Sprietsma Stadslandschappen. (2022)
Projecten: Dam

Springer, Jacobus Bernardus (Ko) (1854-1922) was een zoon van architect Willem Springer (1815-1907) en een broer van architect Johannes Ludovicus Springer (1850-1915). Ko Springer was jarenlang als architect in dienst van de Afdeling Gebouwen van de Dienst der Publieke Werken waar hij uiteindelijk de positie verwierf van hoofd van de afdeling als opvolger van architect Leguyt. Leguyt oogstte niet veel waardering voor zijn werk; miskenning was herhaaldelijk zijn deel. Ook Jacobus Springer zou het niet lukken om de Amsterdamse overheidsgebouwen een duidelijke signatuur te geven. In samenwerking met zijn broer J.L.Springer (1850-1915) en met A.L.van Gendt (1835-1901) bouwde hij de Stadsschouwburg. Na het in dienst treden in 1907 van A.W.Bos (geb.1860) en in 1911 van J.M.van der Mey (1878-1949) pasten Springers opvattingen over bouwkunst niet meer bij de Dienst en in 1915 volgde zijn ontslag.
Projecten: Funenkade 7

Staal, Arthur (1907-1993) was een Nederlands architect. Arthur Staal bezocht de Gooische HBS te Bussum. Daarna ging hij studeren aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten te Haarlem, de mts voor Bouwkunde te Utrecht en het Voortgezet Hooger Bouwkunst Onderricht te Amsterdam. Hij startte zijn carrière als architect in 1930. Staal behaalde in 1935 de gouden medaille van de Prix de Rome voor bouwkunst. Hij werkte aanvankelijk samen met zijn vader en ontwierp veel kantoorgebouwen, waaronder de kantoortoren uit 1971 voor Koninklijke Shell in Amsterdam-Noord aan het IJ, kantoorgebouw Metropool te Amsterdam (1964), scholen en grote naoorlogse wederopbouwprojecten in onder meer Utrecht, Amstelveen en Amsterdam. Ook ontwierp hij het cultureel centrum De Brakke Grond in Amsterdam (1981). Zijn stijl was gematigd functionalistisch, soms wat gemaniëreerd. In eerste aanleg was vooral Le Corbusier het grote voorbeeld voor Staal. Staal was een van de voormannen van het nieuwe bouwen. Hij wilde deze stijl introduceren in het genootschap Architectura et Amicitia, waarvan hij in 1931 voorzitter werd. Toen dit niet lukte, heeft Staal zich met de architecten Albert Boeken, Piet Zanstra, Jan Giessen en Karel Sijmons verenigd in Groep '32. Na twee jaar sloot Groep '32 zich aan bij de architectenverenigingen De 8 te Amsterdam en Opbouw te Rotterdam. Na enkele jaren scheidde Groep '32 zich hiervan weer af, omdat Staal en zijn medestanders van mening waren dat de uiteindelijke vorm van een gebouw mede werd bepaald door esthetische, en dus niet uitsluitend door functionele en bouwtechnische, overwegingen, waarbij ook de klassieke oudheid een inspiratiebron kon vormen. Dit was tegenstrijdig met de door De 8 en Opbouw gehuldigde strikt functionalistische architectuuropvatting.
Projecten: Galgenveldbrug; Nes 45-55; Overhoeksplein 1

Stalpaert, Daniël (1615-1676). Daniel Stalpaert werd in Amsterdam geboren als de oudste zoon van Maeyken de Walperghen en de landschap- en zeeschilder Pieter Stalpaert (1571/2-voor l639). Danieël Stalpaert zal bij zijn vader in de leer geweest zijn, want bij zijn ondertrouw in 1639 noemde hij zichzelf schilder. Stalpaert kon blijkbaar niet voldoende de kost verdienen met schilderen want enige maanden na de geboorte van zijn dochter (1640) werd hij ingeschreven in de registers van het makelaarsgilde. Bekend is een notariële akte waaruit blijkt dat hij in deze makelaar in aandelen was.
In 1645 huwde hij Machtelt Lodders, de ll jaar oudere weduwe van houtkoper Egbert van Hoorn. Op 17 maart 1645 gingen in ondertrouw 'Daniël Stalpert, van Amsterdam, weduwnaar van Margrijten Fransdochter, opde Coninsgracht ende Machtelt Lodders, van Amsterdam, weduwe van Egbert van Hoorn, woonende opde Oudeschans.’
Zeer goed mogelijk is dat de houthandel van wijlen Egbert van Hoorn nog in bedrijf was met Machtelt als directrice. Stalpaert zal zijn vrouw hebben bijgestaan in deze handel. Daarom moet hij in deze jaren of wellicht al eerder les hebben gevolgd bij een van de vele wiskundigen, landmeters en timmerlieden die bouwkundig onderwijs gaven. Daarbij hoorde het uitrekenen van de hoeveelheden benodigd materiaal, het maken van bestekken en het natekenen van zuilenorden, kappen, trappen en eenvoudige bouwwerken. De houthandel, het bouwkundig onderwijs en zijn schildersopleiding vormden voor Daniel Stalpaert de basis voor het architectenvak. Maar dat hij in 1648 als stadsarchitect aangesteld werd, dankte hij aan het sociale milieu waarbinnen zijn vrouw zich bevond. We krijgen van haar duidelijkheid over het familievermogen en de familiebanden van de Lodders: geen burgemeesters en exorbitant rijke kooplieden, maar wel vroedschapleden en bemiddelde kooplieden, regenten en kerkmeesters. Door met Machtelt Lodders te trouwen kon Daniel Stalpaert de maatschappelijke ladder flink bestijgen. Tijdens hun leven waren Stalpaert en zijn vrouw bevriend met mr.Laurens van den Hem en de burgemeesters Cornelis Witsen en Nicolaes Pancras.
Nog steeds is niet duidelijk of Stalpaert voor hij stadsarchitect werd al enige ervaring had in de architectuur.
Stalpaert werd in 1669 benoemd tot eerste van de vier kerkmeesters van de Amstelkerk en in datzelfde jaar liet hij aan de Keizersgracht over drie erven een groot, breed huis bouwen voor zichzelf, met drie koetshuizen aan de direct erachter gelegen Kerkstraat.
Daniel Stalpaert heeft een bescheiden oeuvre nagelaten waarvan een aantal toeschrijvingen nog steeds discutabel is. Van de meeste stadsgebouwen wordt in de resoluties niet vermeld wie de opdracht kreeg het ontwerp te maken, maar een aantal keren vinden we, vooral buiten het stadswerk, Stalpaerts naam bij de betaling of opdracht van een ontwerp: de Zeemagazijnen en werven van de VOC en de Admiraliteit, de Oosterkerk, Diaconieweeshuis en -bakkerij, de Prinsenhof, de Leidsepoort en de Brug over de Amstel.
De aanstelling van Daniel Stalpaert als stadsarchitect, tegen een jaarsalaris van fl 1600, van 1648-1676 was uitzonderlijk, omdat deze functie voorheen nooit bestaan had en daarna pas in 1746 weer werd ingevoerd. Het was een functie die aan de bestaande bedrijfsstructuur van de Amsterdamse stadsfabriek werd toegevoegd.
In 1647-'48 werd begonnen aan de bouw van twee grootse bouwprojecten als ultieme blijk van de grote rijkdom en macht van de stad Amsterdam, waardoor de stadsfabriek flink in omvang werd uitgebreid en de stad een stadsarchitect benoemde, wat veranderingen in de leiding van de stadsfabriek met zich mee bracht. Zonder inleidende resoluties werd Daniel Stalpaert op 29 oktober 1648, de dag na de eerstesteenlegging van het nieuwe Stadhuis, aangenomen om de stad '...te dienen voor Architect ende dienvolgende getrouwe ende naerstige opsicht te hebben op aller publijcque gebouwen, welcke bij dese stadt tegenwoordige begonnen zijn, ofte naderhandt zullen worden, ende besonderl. op het opbouwen van 't nieuw stadthuijs, ende vande toorn aende nieuwe Kerck....’ Deze functie was met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 1648 ingesteld, waaruit blijkt dat hij dus al enige maanden aan het werk was. Naast de functie van stadsarchitect was Stalpaert’s belangrijkste taak de dagelijkse leiding, als hoofdopzichter, voeren over de bouw van het Stadhuis en de toren en bij Van Campens afwezigheid het uitvoeren en eventueel aanpassen van Van Campens ontwerp. Gerrit Barentsz Swanenburgh werd in januari 1654 aangesteld als stadstimmerman en tevens benoemd als 'opsiender op de stadtswercken en arbeijts volck’.
Jacob van Campen had eind 1654 de bouw van het Stadhuis verlaten en Stalpaert moet alle verantwoording daarover gekregen hebben. Met Swanenburgh als hoofdopzichter over alle werken kreeg Stalpaert zijn handen vrij om zich te richten op het afbouwen van het Stadhuis en op andere architectuuropdrachten: 's Lands Zeemagazijn voor de Admiraliteit was al in voorbereiding.
Stalpaert maakte met zekerheid diverse ontwerpen voor de invulling van de Nieuwe Vergroting: de Leidsepoort, de Brug over de Amstel, de Ossemarkt met opstallen, de Metseltuin met ambtswoning en andere kleine zaken en reparaties.
Met het overlijden van Daniël Stalpaert op 61-jarige leeftijd werd de functie van stadsarchitect opgeheven en moesten alle werkzaamheden worden uitgevoerd door de Stadsfabriek.
Stalpaert werd op 3 december 1676 begraven in de Nieuwe Zijds Kapel in het graf van zijn schoonvader.
Projecten: Groenburgwal 44; Kadijksplein (Kortjewantsbrug); Kattenburgerplein 1; Trompenburgh

Stam, Martinus Adrianus (Mart) (1899-1986). Stam was meubelontwerper en architect. Hij was een vertegenwoordiger van het Nieuwe Bouwen. Aanvankelijk was hij communist en heeft in 1920 zes maanden gevangengezeten wegens dienstweigering. Hij was de ontwerper van de eerste achterpootloze, stalen buisstoel of de Freischwinger (1926 in Stuttgart). Stam was van mening dat de functionaliteit en de uitvoerbaarheid van een gebouw voorop stonden. Het gebouw moest de mens dienen. Met deze visie kon hij terecht in de Sovjet-Unie van Stalin, waar hij van 1930 tot 1934 werkte. In 1935 was hij terug in Amsterdam en ontwierp een serie drive-in woningen aan de Anthonie van Dyckstraat. Voor dit vernieuwende ontwerp ontving hij veel lof. Van 1934 tot 1948 was hij directeur van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs. Als directeur van de Kunstnijverheidsschool te Amsterdam was hij weinig geliefd wegens zijn autoritaire optreden. Hij vertrok in 1948 naar de Sovjet-bezettingszone in Duitsland, waar hij een instituut voor industriële vormgeving stichtte en directeur was van de Kunsthochschule Weißensee. Stam moest helpen kunst en industrie te onderwerpen aan het gezag van de communistische partij. Dit viel hem steeds zwaarder en op Oudjaarsdag 1952 keerde hij gedesillusioneerd terug naar Nederland, waar hij echter met gemengde gevoelens werd ontvangen. Hij kwam aanvankelijk in dienst bij Merkelbach en Elling maar begon al spoedig weer voor zichzelf. Opdrachten die hij kreeg kwamen vooral via Benjamin Merkelbach, die een leerling van hem was geweest. Onder de projecten die hij in deze periode in Amsterdam realiseerde waren het kantoorgebouw voor de 'De Geïllustreerde Pers' aan de Stadhouderskade (1957), een flatgebouw aan de Beethovenstraat 'Princesse Flats' (1961) en een woontoren aan de Linnaeusstraat (1962). Na een ziekte sloot hij in 1966 zijn bureau en trok zich met zijn tweede vrouw terug in Zwitserland waar hij in Goldach overleed.
Projecten: Linnaeusstraat 119;

Steenbruggen, Steven is architect/eigenaar van Studio Steenbruggen. Hij is verantwoordelijk voor de transformatie van het Volkskrantgebouw tot Volkshotel, dat meer biedt dan alleen hotelkamers: het is een multifunctioneel gebouw dat diverse uitgaansgelegenheden, een winkel, co-working ruimten en studio’s samenbrengt onder een dak. Met de diverse nieuwe gebruikers kreeg Steenbruggen te maken met even zoveel wensen en technische eisen. De bovenste verdieping was al betrokken door club Canvas, maar die moest geluidsdicht worden in verband met de hotelkamers eronder. Het architectenbureau heeft een doos-in-doosconstructie gemaakt, waardoor nu zonder overlast flink veel meer decibellen kunnen worden geproduceerd. Tegelijkertijd is door het optillen van de vloer een mooie omloop ontstaan, die de bezoekers een fraai uitzicht over de stad geeft. Zo is er steeds geprobeerd technische weestand op te lossen op een manier die ook een ruimtelijke kwaliteit toevoegt. De transparantie en strakke, horizontale geleding van de gevel is behouden, maar is wel compleet vernieuwd waarbij de betegeling heeft plaats gemaakt voor stucwerk.
Projecten: Wibautstraat 150

Steenhuis Bukman architecten is in 1989 opgericht en een middelgroot architectenbureau. Hun werkterrein is breed en varieert van kleinschalige/binnenstedelijke woningbouw tot stedenbouwkundige masterplannen. Mark Bukman studeerde aan de University of Leicester (1989) en TU Delft (1992). Hij was als architect/bouwkundige werkzaam bij Lafour & Wijk Architecten (1991). Vanaf 1993 tot 2005 werkte hij bij Roelf Steenhuis Architekten en was van 1996 tot 1999 mede-eigenaar van Bukman Van Breugel Architecten. Sinds 2005 is Mark eigenaar van Steenhuis Bukman Architecten. (2021)
Projecten: Daguerrestraat 38-116; Erich Salomonstraat 90; Talbotstraat 31-99

Sterenberg, Dirk Louis (1921-1996) was architect en beeldhouwer, die na een periode bij de Dienst der Publieke Werken als zelfstandig (brug-)architect is gaan werken. Als zodanig heeft hij meer dan 200 bruggen op zijn naam staan. Voor enkele bruggen in Amsterdam, zoals de Hortusbrug, Vaz Diasbrug en Latjesbrug heeft Sterenberg, als bouwkundig ontwerper, samengewerkt met Herman van der Heide, als ontwerper van de brugleuning. Ook van zijn hand is de Walter Süskindbrug (1972). Verder ontwierp hij verschillende brugwachtershuisjes. Hij was actief lid van de Liga Nieuw Beelden. (2023)
Projecten: Nijlpaardenbrug; Raampoort

Sterenberg, Jan Johannes (1923-2000) liet in de periode 1956-1990 overal in Nederland zijn sporen na en was een van Nederlands vurigste pleitbezorgers van betere, goedkopere en seriematige woningbouw in een sobere, functionele architectuur. Begonnen als ontwerper van ruim opgezette bungalows in Ter Apel, groeide Sterenberg uit tot bouwer van grote woningbouwprojecten, inclusief de stedenbouwkundige planning daarvan. Zo werd Sterenberg de uitvinder van het woonerf. Hij bouwde eerst in Emmen (vooral Emmerhout) en Groningen (Lewenborg), gevolgd door onder meer woningbouwprojecten in Den Bosch, Apeldoorn, Zoetermeer, Lelystad en de Bijlmermeer. Sterenberg profiteerde van de bouwexplosie eind jaren ’60. Vanuit het kleine kantoor in Ter Apel groeide in de jaren ’70 zijn bureau met 120 mensen in dienst razendsnel uit tot een groot, landelijk bekend architecten- en ingenieursbureau.
In zijn werkwijze was Sterenberg zijn tijd ver vooruit door open te staan voor de wensen van de toekomstige bewoners. Hij baarde opzien door praatgroepen te organiseren, waaruit bewonerswensen naar voren kwamen die daadwerkelijk in de ontwikkeling van woonwijken werden verwerkt. De grondfilosofie van het bureau was en bleef: het respect voor de mens die moet wonen is de maatstaf.
Tussen 1977 en 1993 was Jan Sterenberg hoogleraar Seriematige woningbouw aan de T.H. in Delft. Na de teloorgang van het bureau in 1983 heeft hij zich ingezet voor Museum Klooster Ter Apel.
Projecten: Kelbergen

Stigt, van, Joop (1934-2011) is in 1966 met architectenbureau J.van Stigt gestart. Van Stigt leerde het vak van architect met de hand, in plaats van naar het gymnasium te gaan, leerde hij het vak van timmerman. Van Stigt begon zijn carrière bij Alexander Bodon en Aldo van Eyck, en won als jonge architect in 1962 de Prix de Rome.
Zijn ervaring met timmeren maakte van Van Stigt een architect die wist hoe er gewerkt wordt op de bouwplaats, maar die ook streng ontwierp en een grote rol opeiste in het bouwproces. Hij wilde de werktekeningen en de directievoering leveren en in de bouw kon hij zich zelfs met de Spijker bemoeien. 'Als er in de materialenlijst staat 6 kilo draadnagels, dan vraagt Joop van Stigt zich af: hoeveel Spijker zijn dat en hebben we al die Spijker wel nodig? Hij is in staat om een pond Spijker te wegen, het aantal te tellen en dan te concluderen dat als je goed kan timmeren 4 kilo Spijker wel voldoende is', schreef Wiek Röling in het boek 'Bouwmeesters met draagvlak'. Tot 1999 was hij hoogleraar Renovatie en Onderhoudstechnieken aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Hij heeft veel renovatieprojecten geleid, vooral in Amsterdam waar hij onder andere het Entrepotdok voor bewoning geschikt maakte. Hij is in 1999 als directeur opgevolgd door zijn zoon André.
Prijzen: In 1984 de BNA-kubus voor zijn gehele oeuvre, in 1987 de Wibautprijs en De Nationale Renovatieprijs voor het Entrepotdok.
Projecten: Ambonplein 79; Entrepotdok 13-84; Haarlemmerplein 50; Herengracht 412; Nieuwe Keizersgracht 94

Stillmann, Johann (1856-?), Deens architect, zoon van architect Johan Andreas Stillmann (1822-1875) en Laura Jamine Henriette Stramboe. Hij trouwde in 1882 met Maria Theresia Alberdina Greiner, dochter van Albert Greiner, fotograaf, en Antonetta Geertruida Storm. Zij woonden op de Nieuwendijk 60, 88 en 121. Hij is in 1887 uit Amsterdam verhuisd. (2022)
Projecten: Dam 9

Straaten, van, Jacobus Augustinus (Jacques) (1862-1920) werd in Utrecht geboren in een katholieke familie van architecten en andere creatievelingen. Zijn vader had de leiding over een deel van de uitbreiding van Utrecht en Jacques was eind 19e eeuw onder meer betrokken bij het nieuwe ontwerp voor het kasteeldorp Haarzuilens, het raadhuis aldaar ontwierp hij samen met Joseph Cuypers. Op 17-jarige leeftijd haalde Van Straaten in Amsterdam zijn hbs-diploma en kwam in de leer bij het bureau van Pierre Cuypers, toen verreweg de belangrijkste architect van Nederland. Jacques’ tekentalent werd er hoog aangeslagen, en zou zijn hele leven worden geroemd. In 1883 trok hij naar Londen, waar de architectuur net een klein golfje van Hollandse invloeden onderging. Hij kwam onder de hoede van de vooraanstaande architect Colonel Sir Robert William Edis, die onder meer een aantal grote hotels en herenclubs op zijn naam heeft staan. Vanaf 1885 volgde Van Straaten een avondstudie architectuur aan de Royal Academy, een van de eerste architectenopleidingen van academisch niveau. Een medestudent was de twee jaar oudere Amerikaan Richard Clipston (‘Clip’) Sturgis. Vooral hij zal eraan hebben bijgedragen dat Van Straaten in de Verenigde Staten terechtkwam. De twee maakten een studiereis door Europa en daarna Amerika. Eind 1886 vestigde Van Straaten zich in Boston, waar de welgestelde familie Sturgis vandaan kwam. Zijn lidmaatschap van de Boston Society of Architects toont aan dat hij vanaf 1888 geen assistent of tekenaar meer was, maar volwaardig architect. Boston gold in die tijd als het culturele en intellectuele centrum van de VS: het ‘Athene van de Nieuwe Wereld’. Lange tijd was het de enige Amerikaanse stad met een bouwkundeopleiding, bakermat van het Moderne Bouwen. In 1892 kwam hij terug naar Nederland. Hij vestigde zich in 1898 als zelfstandig architect in Amsterdam en bouwde een klein kantoor op, waar onder meer Henrik Th.Wijdeveld als jongste bediende zijn zeer lange loopbaan begon. Van Straaten trouwde een jaar later met Maria Povel (1874-1943). Zijn eerste Amsterdamse gebouw was de rijwielfabriek Simplex aan de Overtoom (1896). Erg stijlvast was Van Straaten niet. Soms bouwde hij ineens in streng-classicistische stijl, mogelijk omdat zijn opdrachtgevers dat zo wilden. Een mooi voorbeeld staat achter het Rijksmuseum: het woonhuis uit 1911 voor de schatrijke antiquaar A.W.M.Messing, Johannes Vermeerstraat 2. Minder duidelijk van stijl is het pand dat Van Straaten in 1912 ontwierp voor de Amsterdamsche Rijtuig Maatschappij, op de hoek van de Hendrik Jacobszstraat met de Valeriusstraat. In de stallen en garages zit tegenwoordig een supermarkt. Jacques van Straaten deed meerdere projecten voor Arthur Isaac, de tweede directeur van de begin 20ste eeuw sterk opkomende Bijenkorf. Zo bouwde hij in 1911 op de Nieuwendijk bij de Dirk van Hasseltssteeg, waar Simon Philip Goudsmit in 1869 zijn allereerste manufacturenwinkeltje De Bijenkorf had geopend, het Groot Bioscoop Theater. Anders dan de naam suggereert, was het een betrekkelijk klein theater, dat al snel Luxor ging heten. In 1976 werd het afgebroken. In 1908 werd op het perceel Nieuwendijk 144 de bouw van een nieuw pand voor de snel expanderende Bijenkorf aanbesteed. Van Straaten kreeg de ontwerpopdracht. Maar de plannen voor de Nieuwendijk werden geannuleerd en Van Straaten kreeg in 1910 de opdracht voor een volledig nieuw pand, aanvankelijk met winkels op de begane grond en te verhuren kantoren op de bovenverdiepingen aan Dam en Damrak. Hoewel De Bijenkorf (1911-1914) tegenwoordig gezien wordt als het magnum opus van Jacques van Straaten, is de term zwanenzang eigenlijk beter op zijn plaats. Na voltooiing van het eerste ontwerp raakte hij in grote persoonlijke problemen. Zijn huwelijk liep spaak en hij raakte daardoor aan de drank – of omgekeerd. De opdrachtgever haalde hem van het project. Zelfs kwam het bijna tot ontslag, maar Arthur Isaac schrok daarvoor terug, omdat hij vreesde dat geen architect in Amsterdam het project zou willen overnemen. In plaats daarvan kocht hij Van Straaten voor fl. 50.000,- af en creëerde hij de nieuwe functie van uitvoerend architect voor de chef de bureau van Van Straaten, B.A.Lubbers. In 1915 bepaalde de rechter zelfs dat Lubbers zich officieel de ontwerper van De Bijenkorf mocht noemen; gelukkig hebben de architectuurhistorici zich daar nooit iets van aangetrokken.
Projecten: Dam 1; Kalverstraat 39

Straaten, van, Johannes (1781-1858) werd voor architect opgeleid en vestigde zich in 1806 te Amsterdam. Hij was ook timmerman en makelaar in huizen. Onder de door hem tot stand gebrachte bouwwerken verdienen genoemd te worden: in 1821 een winkelhuis aan de Nieuwendijk te Amsterdam, een buitenplaats voor W. van Loon te 's Graveland, het gebouw voor het Leesmuseum en verschillende kerken te Amsterdam. Hij voerde het ontwerp der Mozes- en Aäronkerk te Amsterdam van Tieleman Franciscus Suys uit. Met zijn schoonzoon J.J.Offenberg bouwde hij de kerk de Zaaijer te Amsterdam. Langzamerhand kreeg hij ook als aannemer veel werk. Een deel van de Amsterdamse Beurs is door hem aangenomen.
Omstreeks 1820 richtte hij de 'Maatschappij tot aanmoediging der bouwkunde' op. Zij ging in 1830 teniet. Gelukkiger was hij met de 'Maatschappij tot bevordering der bouwkunst'. Hij was daarvan van 1841 tot 1845 penningmeester, daarna tot 1856 gewoon bestuurslid.
Projecten: Rokin 102

Strauss, Jacu (1981) is geboren en opgegroeid nabij de Kalahari-woestijn in Zuid-Afrika, en leerde zichzelf schilderen, tekenen en dingen bouwen. Van daaruit ontwikkelde het zich. Hij had het gevoel dat architectuur iets voor hem was, omdat het een grotere paraplu is van zoveel ontwerpmogelijkheden en hij wilde hebzuchtig zijn en alles doen. In 2008 is Jacu afgestudeerd aan de Bartlett School of Architecture in Londen, ‘s werelds beste architectuurcollege. Toch stond op dat moment niemand in de rij voor architecten, de wereld was net in financiële crisis. Na meerdere gesprekken en sollicitaties bij Tom Dixon ging Jacu bij hem aan de slag als interieurarchitect. Samen schreven zij in op een klus voor het Sea Containers Hotel in Londen. Hier had Strauss zijn metier gevonden. Jacu zegt hierover: “Hotels zijn iets voor de lange termijn; Ik hou er echt niet van dat interieurdesign soms bijna als fast fashion kan worden gezien. Ik hou ervan om iets te ontwerpen dat langer meegaat.” Strauss richtte samen met de eigenaren van Sea Containers de Lore Group op en werd hier creatief directeur: “Ze kochten nog een hotel in Amsterdam en ze wilden dat ik daar de leiding over zou nemen. Het was mijn eerste project onder mijn eigen naam.” Sindsdien hebben ze historische hotels met een fantastisch ontwerp geopend, waaronder de Pulitzer in Amsterdam, de hotels Riggs en Lyle in Washington DC en One Hundred Shoreditch in Londen. Hoewel een deel van het plezier van het bezoeken van de hotels van Strauss bestaat uit het spotten van een vintage Verner Panton-stoel of een 18e-eeuwse console, is het ook de moeite waard om op te merken dat het merendeel van het meubilair in de hotels noodzakelijkerwijs modern is en dat het grootste deel door Strauss zelf is ontworpen. Zijn benadering van het design voor al hun hotels is dat het verhaal centraal staat. “Storytelling is van fundamenteel belang bij design – het raakt zoveel dingen. Wat al onze hotels met elkaar verbindt, is dat ze allemaal hun eigen verhaal te vertellen hebben.” Jacu Strauss kn zich niet vinden in ontwikkelingen die erfgoed volledig terzijde schuiven en geen rekening houden met het grotere geheel. Wanneer design wordt misbruikt om dingen te creëren die niet voor de mensen zijn en die het erfgoed, de geschiedenis of het karakter niet respecteren. Of wanneer de natuur als gimmick wordt gebruikt of iets totaal misplaatst voelt.
Ontwerpen is niet alleen het nieuw creëren van voorwerpen maar ook het hergebruik en zo verzamelt hij unieke vintage stuks op rommelmarkten en op Marktplaats, en kiest voor lokale ondernemers en Dutch Design. Zijn aanpak voor het Pulitzer: Het eerste jaar sliep hij in het Pulitzer, elke nacht in een andere kamer om de complexiteit van het gebouw te begrijpen. Als een journalist die research doet voor een verhaal, deed Strauss research naar Amsterdam. Hij dronk biertjes bij het café een paar straten verderop, ging uit eten bij diverse restaurants, nam een kijkje bij andere hotels, fietste door de verschillende buurten, liep over de grachten om bij mensen binnen te kunnen kijken, maakte vrienden en raakte in de ban van Koningsdag. ‘Ik wilde begrijpen wat Amsterdam zo speciaal maakt. Dat zijn veel dingen, maar je wilt niet dat het een soort Disneyland wordt. Je moet het daarom met integriteit aanpakken.’ (2024)
Projecten: Keizersgracht 224; Keizersgracht 226; Keizersgracht 228; Keizersgracht 230; Keizersgracht 232; Keizersgracht 234; Keizersgracht 236; Prinsengracht 313; Prinsengracht 315; Prinsengracht 317; Prinsengracht 319; Prinsengracht 321; Prinsengracht 323; Prinsengracht 325; Pulitzer Hotel; Reestraat 2; Reestraat 4; Reestraat 6; Reestraat 8

Streng, van der, Jan (1695-1762) was de zoon van timmermansbaas Pieter van der Streng (1662/3-1713) en evenals zijn vader timmermansbaas. In deze hoedanigheid werkte hij als hoofdtimmerman voor het St.Pietersgasthuis en als aannemer en architect/bouwmeester. In 1756 kocht hij de buitenplaats Hochepied of Patna zoals in de overdrachtsakte na zijn overlijden de buitenplaats wordt genoemd. Enkele decennia later zal de naam veranderen in Sparrenheuvel. (2023)
Projecten: Herengracht 476

Studio Y begon in 1997 als een klein bureau aan het IJ door twee architecten Erwin Spijker en Wim Lindenbergh. Het bureau kenmerkt zich door de uitvoerbaarheid van de ontwerpen wat keer op keer een prachtig resultaat oplevert, waar onze klanten enthousiast van worden. De architecten schrijven zelf: “Elk project is een uitdaging en een kans om ruimtes te maken waar gebruikers zich thuis voelen en waar zij een goede herinnering aan overhouden. In onze architectuur streven we er naar om de relatie tussen gebouw en omgeving vanzelfsprekend en tijdloos te maken. Ook de indeling en benadering van een gebouw krijgen hierbij grote aandacht. Elk project heeft een eigen aanpak wat voor ons betekent dat wij gebruik maken van alle beschikbare ontwerpmiddelen en materialen; van traditionele ambachtelijkheid tot en met extreme moderniteit. In alle gevallen wordt door ons ingezet op duurzaamheid, vitaliteit en flexibiliteit. Een gebouw is geen wegwerpproduct, maar moet zich wel en gemakkelijk kunnen aanpassen aan de tand des tijds”. (2024)
Projecten: Prinsengracht 323; Pulitzer Hotel

Studioninedots is in 2011 opgericht door Albert Herder, Vincent van der Klei en Metin van Zijl. Zij centraliseren de wensen en rollen van de mensen die de ruimte zullen bezetten en creëren zo zinvolle plekken die een positieve invloed hebben op het dagelijks leven. Door contextbewustzijn, heldere ingrepen en liefde voor detail en ambacht streven zij er naar om plekken te vormen met een intrinsieke schoonheid. Het werk varieert van particuliere huizen en wooncomplexen tot commerciële gebouwen en stedelijke masterplannen. (2023)
Projecten: Grasweg 96-348; Spadinalaan 584-856

Studiospacious is een jong bureau van twee architecten, Freddy Koelemeijer en Coen Smit, die meer dan 10 jaar ervaring hebben in het ontwerpen van gebouwen in de stad. Zij hebben bij gerenommeerde Amsterdamse architectenbureaus gewerkt aan woningbouwprojecten, hotels, kantoren, zorgwoningen, interieurs en scholenbouw. Studiospacious is opgericht in 2016 en werkt aan projecten op het gebied van architectuur, stedenbouw, interieur en meubelontwerp. Freddy is allround, altijd op zoek naar de geëigende logica van een project en gek op deadlines. Coen is een organisator die alles in het werkt stelt om een proces succesvol te laten verlopen. Hij is sterk in het bedenken van concepten en het doorvertalen ervan naar een consistent ontwerp. De afgelopen jaren heeft hij zich daarnaast geconcentreerd op de organisatorische en programmatische kant van projecten. Naast zijn werk als architect is hij als gastdocent betrokken bij het architectuuronderwijs. (2021)
Projecten: Nieuwe Jonkerstraat 19

Stuyt, Jan (Purmerend 1868 – Den Haag 1934) was een Nederlands architect. Hij geldt als één van de belangrijkste Nederlandse kerkenbouwers van de 20e eeuw. Voor het katholieke volksdeel ontwierp hij bovendien kloosters, ziekenhuizen en scholen.
In 1882 kreeg Stuyt een stageplaats bij architect H.P.van den Aardweg in Purmerend en vanaf 1883 werkte hij als leerling op het kantoor van A.C. Bleijs, waar op dat moment de voorbereidingen voor de bouw van de Sint-Nicolaaskerk in Amsterdam in volle gang waren. Bleijs' voorkeur voor de romaanse stijl was van blijvende invloed op Stuyt. In 1891 trad hij als tekenaar in dienst van de firma Cuypers in Amsterdam. Hij wint de 3e prijs voor het ontwerp "vorstelijk verblijf". Tussen 1895 en 1898 was hij hoofdopzichter bij de bouw van de Sint-Bavo-Kathedraal in Haarlem.
In 1898 begint hij als zelfstandig architect en ontwerpt kerken voor de Poolse stad Lódź (niet uitgevoerd) en Kopenhagen (uitgevoerd). Zijn eerste Nederlandse kerk, de Sint-Pancratiuskerk, tevens zijn eerste uitgevoerde ontwerp, bouwde Stuyt in 1899-1900 in Sloten (Amsterdam).Na dit eerste succes ging Stuyt in 1898 een partnerschap aan met Jos Cuypers, met wie hij tot 1908 zou samenwerken. Jan Stuyt maakte reizen naar Duitsland (Beuron), Italië, Palestina en de Verenigde Staten. Gedurende deze periode zouden beide architecten steeds meer loskomen van de heersende neogotiek. Het is onduidelijk in hoeverre de twee architecten echt samenwerkten, aangezien er vaak duidelijke verschillen in bouwstijl bestaan. Stuyt oriënteerde zich op de neoromaanse stijl en ontwikkelde bovendien een grote interesse in de centraalbouw. Beide interesses waren in belangrijke mate het gevolg van de eerste Nederlandse bedevaart naar Palestina in 1903, waarvan Stuyt een van de deelnemers was en waarbij ook enkele plaatsen in Italië en de Turkse stad Constantinopel (Istanbul) werden bezocht. Met name de Hagia Sophia in die stad maakte grote indruk op Stuyt. Tijdens zijn reis naar het Heilige Land leerde hij kapelaan Arnold Suys en de kunstenaar Piet Gerrits kennen. Met hen zou hij samenwerken om het project Heilig Landstichting, een Nederlands en Europees devotiepark, tot stand te brengen.
In 1908 trouwde Jan Stuyt met Jeanne Louise Barozzi, uit dit huwelijk kwamen vier kinderen voort. Tevens had hij van 1908 tot 1917 zijn eigen architectenbureau in Amsterdam. Daarna woonde hij, tot zijn overlijden, in Den Haag. In 1909 kwam er een filiaal van bureau Stuyt in Heerlen.
Nog tijdens de samenwerking met Cuypers ontwierp Stuyt een aantal kerken die qua stijl sterk op de romaanse stijl van Noord-Italië waren gericht. Na het beëindigen van de samenwerking met Jos Cuypers ontwierp hij nog vele dorpskerken in dezelfde neoromaanse stijl. Hierbij leek hij gebruik te maken van een beperkt aantal standaardcomponenten, die naar believen gecombineerd konden worden.
Na zijn dood werd Stuyt’s kantoor korte tijd voortgezet door zijn zoon Giacomo.
Projecten: Gerardus Majellakerk

Suys, Tieleman Franciscus (1783-1861) was hofarchitect van de koningen Willem I en Leopold I, en een belangrijk vertegenwoordiger van de neoclassicistische bouwkunst zowel in België als in Nederland. Hij was echter ook een van de eersten die eclectische gebouwen ontwierp. Hij studeerde aan de Academie in Brugge (1800-04), aan de École des Beaux-Arts in Parijs (1805-1812), en, na het winnen van de Prijs van Rome (1812), in Rome (1813-17). Hij bestudeerde er de klassieke gebouwen. Vanaf 1820 werd hij directeur van de Academie voor schone kunsten in Amsterdam. In 1825 werd hij architect van koning Willem I. Hij realiseerde woningen in Nederland en ontwierp verschillende Waterstaatskerken, zoals de Mozes en Aäronkerk (1837-1841) en De Star (1848-1849). Hij leidde de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk na een brand (1823-1826). Zijn oeuvre getuigt van de overgang tussen classicisme en een meer moderne architectuur, beïnvloed door de Italiaanse renaissance. Hij streefde naar eenvoud en harmonie.
Projecten: Prins Hendrikkade 142

Swanenburgh, Gerrit Barentsz (1605-1669) was architect, ingenieur, en tekenaar. Swanenburgh werd in januari 1654 aangesteld als stadstimmerman en tevens benoemd als 'opsiender op de stadtswercken en arbeijts volck’, het stadsfabriekambt, de voorloper van Publieke Werken. Met Swanenburgh als hoofdopzichter over alle werken kreeg Stalpaert zijn handen vrij om zich te richten op het afbouwen van het Stadhuis en op andere architectuuropdrachten. Het was Swanenburgh die de Muiderpoort ontwierp. Waar Stalpaert tijd kreeg om zijn opdrachten uit te voeren lijkt het erop dat Swanenburgh nu te veel hooi op zijn vork had. In ieder geval is hij in 1668 gestopt met werken en overleed hij kort daarna. De controle op allerlei groepen arbeiders had hem naast zijn ontwerpwerk uitgeput. Dat de controle nodig was, maar niet altijd afdoende, bleek wel toen 10 jaar na zijn dood een groot deel van de muur bij de Muiderpoort instortte en de poort deels meenam.
Projecten: Nes 57

Tangram architekten. Charlotte ten Dijke en Bart Mispelblom Beyer hebben elkaar ontmoet tijdens hun studie architectuur en bouwtechniek aan de Technische Universiteit Delft. Als studenten maakten ze samen toneeldecors voor (muziek) theaterproducties. In 1985 studeerden ze beide cum laude af en werkten vervolgens voor verschillende architectenkantoren. Het winnen van Europan 1, een tweejaarlijkse Europese ontwerpwedstrijd voor jonge architecten, met een gedurfd ontwerp voor flexibel wonen in Den Haag, werd de start voor een eigen bureau. In 1990 werd TANGRAM architectuur en stedelijk landschap opgericht. (2021)
Projecten: IJburglaan 1361-1389; Lumièrestraat 15-43; Maria Austriastraat 698; Sem Presserhof 59-129, 72-108

TBE Architekten is gevestigd in Volendam en bestond uit Jack Tol en zijn beide compagnons, de heren Bond (overleden) en Eeltink die zijn eigen weg is gegaan. Jack Tol bundelde in 2013, na 18 jaar TBE Architecten, zijn kwaliteiten en krachten met Edwin Veerman en Bert Verweij van Zeeman Architekten uit Hoorn. Laatst genoemde firma zat in 2013 in zwaar weer. Edwin en Bert gingen met Jack in gesprek en ze waren er snel uit. TBE bood de groeimogelijkheden waar ze naar op zoek waren en Jack vormde een welkome aanvulling op hun team. In augustus namen ze de aandelen over van Bond en Eeltink en per 1 oktober 2013 zijn we gevestigd in Volendam. Sindsdien heet de onderneming TBE-ZA Architecten. In 2014 sloot projectarchitect Ewoud Blok (voormalig Alt-M Architecten) zich aan bij TBE-ZA architecten en ingenieurs en in 2016 trad Karel Maessen March in dienst als architect en directielid.
Het bureau heeft ruime ervaring en expertise opgedaan in zeer gevarieerde utiliteitsprojecten zoals kantoren; opleidingscentra; scholen; bedrijfsruimten in vele specialistische sectoren; bouw- en installatiebedrijven; landbouwbedrijven; garagebedrijven; tankstations; bouwcentra/materiaalhandels; winkels en supermarkten. De laatste jaren richten zij zich ook op woningbouw en nieuwbouw. (2021)
Projecten: Cornelis Zillesenlaan 21-49; Jan Olphert Vaillantlaan 24-48

Te Kiefte Architekten is sinds 1987 het architectenbureau van Henk te Kiefte in Borne (Overijssel). (2021)
Projecten: Dennenrode

Tétar van Elven, Henricus Martinus (1827-1899), zoon van Martinus Gerardus (1803-1882) woonde in wijk N, Geldersekade 363 en was architect en graveur. Van zijn kinderen is alleen zijn zoon Johannes Franciscus (Jan) gehuwd. Van hem zijn nog nakomelingen in leven, via zijn buitenechtelijke zoon Henri Paul Tétar van Elven. Diens kinderen vormden de vijfde en tevens laatste generatie van de familie Tétar van Elven. (2022)
Projecten: Dam; Dam (nationaal plein)

Tétar van Elven, Martin Gerard (1803-1882), Nederlandse architect getrouwd met Johanna Francisca (Francoise) Abadie. Ze kregen samen 15 kinderen.
Martinus was de oudste zoon van Henri Louis van Elven, die hoofdcommissaris was bij het departement van Binnenlandse Zaken en aan het hoofd stond van een familie van kunstbeoefenaars. Jean Baptist, de tweede zoon, werd beroemd als graveur en schilder. De jongste zoon Paul Constantin Dominique, opgeleid in de graveerkunst, verwierf bekendheid met zijn schilderkunst. Martinus Gerardus voelde echter meer voor de bouwkunst. Op vijftienjarige leeftijd ging Tétar van Elven naar de Academie van Antwerpen waar hij vijf jaar verbleef en les kreeg van een aantal bekende leermeesters. Bourla onderwees hem in de bouwkunde, Van Bree en Geel in het figuurtekenen, en Herreijns in het perspectief. Tétar van Elven was kennelijk een goede leerling, want hij behaalde een aantal prijzen in de verschillende vakken van zijn opleiding.
In 1832 werd hij aangesteld als stedelijk architect en tevens als directeur bouwkunde aan de stadstekenschool in Harderwijk. Al spoedig echter maakte Tétar van Elven een forse promotie toen hij bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1835 werd benoemd tot directeur (hoofddocent) bouwkunde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij zou deze functie tot 1869 bekleden. Het is ook in deze stad waar hij de langste tijd woonde en het meeste heeft gebouwd.
Tétar van Elven was naast zijn werk als architect en docent aan de Academie actief lid van verschillende (kunst-)genootschappen. Naast zijn betrokkenheid bij de oprichting van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, was hij één van de oprichters van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae. Op 9 september 1839, op de opening van het nieuwe gebouw van Artis, opperde Tétar van Elven het idee om een kunstenaarsvereniging op te richten. Als beoefenaren van de natuurwetenschap er in geslaagd waren om door particulier initiatief een dierentuin tot stand te brengen, dan zouden beoefenaren van de beeldende kunst ook een eigen instelling op kunnen richten. Het idee van Tétar van Elven werd goed ontvangen door de overige directeuren van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten en er werden concrete plannen gemaakt. Er werd besloten om in december een oprichtingsvergadering te houden in ‘De Karseboom’ te Amsterdam. De vijf directeuren van de Academie: Jan Willem Pieneman, Andre Benoit Barreau Taurel, Jan Adam Kruseman, Louis Royer en Martinus Gerardus Tétar van Elven werden zo de oprichters van Arti et Amicitiae. Tétar van Elven speelde ook daarna nog een belangrijke rol in de geschiedenis van Arti. Hij was namelijk verantwoordelijk voor de eerste verbouwing van de behuizing van de vereniging te Amsterdam, waarbij hij de beroemde kunstzaal realiseerde.
In een aantal opzichten is Tétar van Elven vernieuwend te noemen en hebben zijn ontwerpen anderen aangezet tot navolging. De kunstzaal in Arti et Amicitiae is om twee redenen het meest invloedrijke ontwerp van Tétar van Elven geweest. In de eerste plaats waren de korbelen de eerste gietijzeren constructiedelen in Nederland, en in de tweede plaats was het verlichtingssysteem vernieuwend en invloedrijk. Na de opening van de zaal in 1841 bleef men tevreden over de expositieruimte en er werd regelmatig naar verwezen als een goed voorbeeld van een museumzaal.
Tétar van Elven was in zijn tijd een zeer gerespecteerd architect, actief binnen een aantal (kunst)genootschappen en de leermeester van een aantal talentvolle architecten, waaronder Leliman. Maar het belangrijkste was natuurlijk zijn veelgeprezen oeuvre. Daarbij kan opgemerkt worden dat het Tétar van Elven duidelijk niet ontbrak aan vernieuwingszin. De toepassing van gietijzer en warmwatervoorzieningen tonen dit duidelijk aan.
Er verscheen in 1902 een artikel met de titel 'vergeten bouwmeesters' waarin hij werd genoemd. Het eclecticisme was uit en de bouwmeesters die in deze stijl werkten waren vergeten. Dit had tot gevolg dat zijn werk als weinig waardevol werd beschouwd en er zijn maar weinig werken van Tétar van Elven bewaard gebleven. De kunstzaal in Arti et Amicitiae is onherkenbaar veranderd en verder zijn er nog de lantaarns op de Dam, het landhuis Hartelust, het Odeon en de gevel van de Doopsgezinde Gemeente.
Projecten: Rokin 168; Singel 460

Thijssen architects is in 1997 opgericht door René Thijssen. Voordien werkte hij bij Wiel Arets architect & associates (1993-2007) en van 1992 tot 1993 bij Benthem Crouwel & Naco en Neutelings & Roodbeen architecten. Hij volgde zijn opleiding aan de Hogeschool Zuyd richting Built Environment (1984-1988) en daarna aan de TU Delft richting architectuur (1988-1992). (2021)
Projecten: Tamariskhof 17

Thisisjane is sinds 2008 het ontwerpbureau van interieurarchitect Janneke Hooijmans. (2021)
Projecten: Marius Meijboomstraat 109-111; Pampuslaan 1

Tholens, Karel Petrus (1882-1971) is een zoon van Cornelis Theodorus Tholens en Christina van Vuuren. Hij kreeg zijn opleiding bij Anton J.Joling. Als architect werkt hij voor overwegend rooms-katholieke opdrachtgevers en ontwerpt een groot aantal kerken, kloosters, scholen, woonhuizen en bedrijfspanden. Vanaf 1904 woont hij in Amsterdam, waar hij veel gebouwd heeft. Zijn belangrijkste werken zijn tijdens het interbellum gerealiseerd: het klooster De Voorzienigheid aan de Elandstraat (1924-1926), de Chassékerk (1926) 2007 gesloten, de monumentale Sint-Augustinuskerk (1930-1932) gesloopt in 1976, de Sint Stephanuskerk (1932-1933) en de voormalige rooms-katholieke Ambachtsschool Don Bosco (1933-1935) gesloopt in 2005. Tholens' naam is ook verbonden aan twee belangrijke naoorlogse Amsterdamse kerken: de Sint-Josephkerk (1951-1952) samen met G.H.M.Holt en de Christus-Koningkerk (1957-1959), samen met H.J.van Balen.
'Modern maar niet modernistisch' oordeelden tijdgenoten over Tholens bijzondere ontwerp voor Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand (Chassékerk) een stempel dat op vrijwel al zijn gebouwen van toepassing is. Tholens sloot zich niet aan bij de belangrijkste architectuurstromingen van zijn tijd zoals de Amsterdamse of Delftse School. Sobere, geabstraheerde vormen kenmerken zijn hoofdzakelijk in baksteen opgetrokken scheppingen, waarin hij bovendien al vroeg op grote schaal experimenteerde met moderne bouwmaterialen en bouwtechnieken.
Tholens woonde aan de Amstel 242 tussen 1918 en 1968.
Projecten: Oudezijds Voorburgwal 18; Plantage Doklaan 22-24; Warmoesstraat 127-131

Tiemens, H. is een architectenbureau in Emst (Gelderland). (2021)
Projecten: Huntum 65, 74 en 75

Tijmann, Friedrich Wilhelm (1899-1941) bouwkundige, makelaar. (2023)
Projecten: Plantage Doklaan 8; Plantage Doklaan 10-12

Tony Fretton Architects werd in 1982 opgericht en wordt geleid door Tony Fretton en Jim McKinney. Het bureau heeft een gerenommeerde internationale reputatie opgebouwd door een hoge ontwerpkwaliteit en professionalisme. Op internationaal niveau bezorgen zij de klanten ‘best practice’ in ontwerp, organisatie en constructie. Zij leveren een constante ontwerpkwaliteit en projectrealisatie in relatie tot de plaatselijke regelgeving en cultuur. (2023)
Projecten: Spadinalaan 3-149

Tuinman, Martinus meester-metselaar. We zien in de 16de, 17de en 18de eeuw regelmatig timmermannen of metselaars optreden als ontwerper en bouwer van huizen. (2023)
Projecten: Prinsengracht 339

Tonini, Orio is architect, designer, Italiaan en Amsterdammer. In die volgorde. Hij ontwikkelde voor Orac Decor het L3-concept bestaande uit 4 modernistische profielen ontworpen voor de integratie van indirecte LED-verlichting. Ook Stepsis van zijn hand en bestaat uit een reeks van 4 strak vormgegeven profielen met elk een eigen karakter en functie zoals een originele border, een strakke kroonlijst en een praktische oplossing om een gordijnrail of LED-verlichting achter te verbergen. (2021)
Projecten: Nes 67

Ulrich, Willy Arendinus (1922-?) werkte met Berend Kamphuis samen in hun architectenbureau van 1956 tot 1977. (1922)
Projecten: Groenburgwal 32-34

Van der Waals/Zeinstra architekten Anke Zeinstra studeerde van 1978-1986 aan de Technische Universiteit Delft Bouwkunde met afstudeerrichting: architectuur en stedebouw. Vanaf 1982-1986 werkte zij bij van Gool, de Bruijn, Peereboom Voller Architecten als ontwerper. In 1988-1990 werkte zij samen met Marian van der Waals en Marlies Rohmer in Dynamo architekten. Zij was docent aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam van 1988-1994.
Marian van der Waals studeerde van 1965-1972 aan de Universiteit van Amsterdam filosofie en planologie. Van 1972-1978 was zij verbonden aan het Bureau voor stedebouw ir.F.J.Zandvoort. Zij was docent aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam van 1974-1978. Tussen 1978-1982 studeerde zij aan de Architectural Association School of Architecture in London. In 1983 had zij een samenwerkingsverband met Elias Moser (New York) voor een showroom voor een Herenmodeontwerper. Van 1983-1985 was ze assistent-architect bij Jan Hoogstad van HWT architecten. In 1988-1990 werkte zij samen met Marian van der Waals en Marlies Rohmer in Dynamo architekten.
Vanaf 1986 werkte Marlies Rohmer daarnaast al voor haar eigen architectenbureau Marlies Rohmer Architects & Urbanists waar ze zich in 1990 volledig op richtte. (2021)
Projecten: Eva Besnyöstraat 11, 29, 31; Krijn Taconiskade 2-264; Mattenbiesstraat 96; Zwanebloemlaan 65-95

Van Herk en De Kleijn architecten Arne van Herk (1944) richt in 1976 samen met Cees Nagelkerke (1944) het architectenbureau Van Herk en Nagelkerke op. In 1978 voegt Sabien de Kleijn (1946) zich bij hen en heet het bureau Van Herk, Nagelkerke en De Kleijn. Na het vertrek van Nagelkerke in 1983 krijgt het de naam Van Herk & De Kleijn. Het bureau zal later Van Herk De Kleijn Schroeder & De Jong architecten bv worden en heet in 2021 SJO architecten. (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 414-420, 446-456, 468-482, 494-516; Sem Presserhof 2-70

Van Sambeek en Van Veen architecten Het bureau heeft veertien bruggen ontworpen voor het Haveneiland van IJburg. Het ureau is gesticht door René van Veen (1940-2020) en Erna van Sambeek (1950). In 2009 gaat het bureau failliet ten gevolge van uitgestelde projecten in verband met de economische crisis. Hierna gaat het bureau afgeslankt en onder de nieuwe naam Van Sambeek Architects verder. Het bureau lijkt in 2021 niet meer onder deze naam te bestaan. (2021)
Projecten: Erich Salomonstraat 422-430, 436-444, 458-466, 484-492; IJburglaan 1420-1502; Maria Austriastraat 911-919, 933-941, 951-959, 963-997

Vandenhove, ridder, Charles (1927-) is een Belgisch architect. Het architectenbureau Charles Vandenhove et associés is gevestigd in Luik. In 1945 studeerde Vandenhove af aan de Luikse hogeschool Saint-Luc en in 1951 aan de hogeschool voor architectuur La Cambre in Brussel. Vandenhove verwierf grote naamsbekendheid met zijn ontwerp voor de universiteitscampus Sart-Tilman van de Universiteit van Luik in de jaren 70. Bij het project Cour Saint-Antoine in de binnenstad van Luik, liet Vandenhove zien dat moderne, functionalistische ideeën kunnen samengaan met respect voor het historische weefsel van oude steden. Vanaf de jaren 90 is Vandenhove vooral actief in Nederland. Veel van Vandenhoves woongebouwen worden gekenmerkt door halfronde zinken daken, Franse balkons en Louvre-luiken. (2021)
Projecten: Da Costakade 12

VASD bestaat sinds 1997. Het bureau is van Branko Vlamings en Anne van Abkoude. Als architect, interieurarchitect is Branko de specialist op het ruimtelijke vlak. Anne deed de Rietveld Academie en specialiseerde zich in kleurconcepten, vormgeving en social design. Vanuit deze verschillende disciplines leveren zij samen de input voor hun ontwerpen. (2021)
Projecten: IJburglaan 539

VDM Planontwikkeling VDM (Van der Meer) Groep bestond in 2001 al 120 jaar als familiebedrijf. Het bedrijf was uitgegroeid van een eenmans timmerbedrijfje tot kozijnenfabriek en legde zich in de jaren tachtig en daarna toe op houtskeletbouw. Voor het leveren van maatwerk beschikte het bouwbedrijf binnen de eigen gelederen over architecten die de persoonlijke woonwensen inventariseren, registreren en transformeren. VDM Planontwikkeling was één van de vele werkmaatschappijen van de VDM-groep en ging in augustus 2014 failliet na het faillissement van de moedermaatschappij. De moedermaatschappij heeft in 2014 een doorstart gemaakt en is nog altijd in Drogeham (Friesland) gevestigd. (2021)
Projecten: Cornelis Zillisenlaan 53-75; Jan Olphert Vaillantlaan 54-76

Venhoeven, Ton (1954-) studeerde in 1985 cum laude af aan de Technische Universiteit Delft. In 1988 startte hij in Amsterdam een bureau in een maatschap met de Rotterdamse architecten Van Duivenbode en de Jong. In 1995 stapte Venhoeven uit de maatschap en richtte ‘Bureau Venhoeven’ op. In 1998 richt hij ‘Ton Venhoeven C.S. Architekten BV’ (beter bekend als VenhoevenCS Architekten) op. Het werk van VenhoevenCS kenmerkt zich door maatschappelijke en culturele betrokkenheid. Ontwikkelingen op het gebied van de filosofie, hedendaagse kunst, globalisering, duurzaamheid en technologie vinden hun vertaling in de ontwerpen van het bureau. Ton Venhoeven is sinds 2005 hoogleraar architectuurgeschiedenis en -theorie aan de Technische Universiteit Eindhoven. (2021)
Projecten: Jan Schaeferbrug

Vermeulen, Peter (1948-) is afgestudeerd aan de TU Delft in 1974 als leerling van Aldo van Eyck. (2023)
Projecten: Grasweg 31

Versteeg, Gerrit (1872-1938). Versteeg leerde in Delft voor timmerman. Hierna trad hij in dienst bij een architect. Tussen 1901 en 1914 was hij adjunct-directeur van Gemeentewerken in Arnhem. Vervolgens verhuisde Versteeg naar Amsterdam, waar hij in 1914 ging samenwerken met architect Jan Gratama. Samen richtten ze zich op woningbouw. Zij waren onder andere uitvoerder van het stedenbouwkundig plan voor Betondorp. Van 1930 tot zijn dood werkte Versteeg samen met zijn oudste zoon Gerrit Versteeg jr. Hij overleed in 1938 en werd begraven op Zorgvlied.
Projecten: Zaaiersweg 41-57

Verster, Jan (1924-2013). Na terugkomst uit een Duits werkkamp begon Jan Verster in 1946 een studie voor bouwkundig ingenieur aan wat toen nog heette de ‘Technische Hogeschool’ in Delft. Na een paar jaar stapte hij over naar de Academie van Bouwkunst in Arnhem, waar hij zijn VBO-diploma (1953) haalde, en later naar de Academie in Amsterdam waar hij zijn opleiding tot architect afrondde (1956). Tijdens de opleidingstijd in Arnhem is Verster als student werkzaam bij ir.H.Brouwer en ir.J.J.M.Vegter. Bij het bureau van Vegter, Vegter was in die tijd rijksbouwmeester, werkte Verster onder andere mee aan het ontwerp voor het provinciehuis van Arnhem. Tijdens zijn opleidingstijd in Amsterdam tussen 1954 en 1956, verricht Verster werkzaamheden voor het bureau van ir.F.W.de Vlaming.
Hij trouwde met Trees Kaars Sijpesteijn en kreeg met haar vier kinderen. Het gezin woonde aanvankelijk in Amsterdam en verhuisde later naar Ouderkerk. In het huis aan de Amstel dat zij daar lieten bouwen woonden zij nog toen Jan overleed.
Na in 1956 het diploma aan de Academie van Bouwkunst te hebben behaald houdt Verster zich bezig met het verbouwen van woningen. Hij ontwerpt voorbeeldige, haast academische jaren '50-interieurs. Functionele inrichtingen compleet met vingerplanten en Miro-sculpturen in de boekenkast. In dezelfde tijd verwerpt de schoonheidscommissie van Blaricum een van zijn ontwerpen voor een bungalow. Verster wordt in 1956 door ir.B.Merkelbach en ir.P.J.Elling gevraagd een deel van hun particuliere opdrachten over te nemen. Merkelbach die sinds 1946 voor Koninklijke Zwavelfabriek Ketjen nv werkte wordt in 1956 benoemd tot stadsbouwmeester van Amsterdam en moet om die reden opdrachten afstoten. Verster neemt het aanbod aan. En na enige tijd als supervisor te hebben opgetreden draagt Merkelbach samen met zijn opdrachten een deel van zijn tekeningenarchief aan Verster over.
Zoals veel bedrijven in die tijd ging het Ketjen voor de wind. Er werd voortvarend geïnvesteerd in nieuwe productieprocessen en de daarvoor benodigde fabrieksgebouwen. Daarbij stonden een verzorgde werkomgeving en goede personeelsvoorzieningen centraal. De architect had een dienende en volgende rol: hij verzorgde de ‘jas’ rond de door procesingenieurs ontworpen fabrieksopstellingen, vol met ketels en leidingen. Voor Verster waren dat opdrachten waarin hij zich kon uitleven: krachtige grote volumina die hij met enkele eenvoudige ingrepen een grote zeggingskracht kon meegeven. Een hoogtepunt werd de roetfabriek in Pernis bij Rotterdam, die Ketjen liet bouwen in samenwerking met het Amerikaanse bedrijf Carbon Black: een verzameling robuuste gebouwen, geheel bekleed met zwart gebitumineerde geprofileerde staalplaat met waar nodig horizontale raamsleuven. De dakranden en de raam- en deurkozijnen waren helder wit en de toegangsdeuren felgeel. Alles werd bijeengehouden door strakke asfaltwegen in een fraai groen grastapijt.
Het is aan de vooravond van een sterk stijgende conjunctuur dat Verster de industriële opdrachten van Merckelbach overneemt. Verster komt tot over de oren in het werk en richt een eigen bureau op in associatie met ir.P.K.A.Pennink. De samenwerking zou een jaar duren. Later worden ir.Tj.Dijkstra (1958) en ir.J.Cannegieter (1960) als medewerkers aangetrokken. Dit zou leidden tot de oprichting van architectengroep Verster Dijkstra Cannegieter in 1965. Zo kwam vanaf de vroege jaren '60 tot aan de jaren '70 het zwaartepunt in het werk van Verster bij de industriële architectuur te liggen. Verster raakt onder de indruk van het barokke vormenspel van leidingen en tanks. Over de relatie industrie/architectuur ontwikkelt hij specifieke ideeën. Architectuur wordt door Verster onderworpen aan de eisen van het productieproces 'de apparatuur is bij een chemisch bedrijf zeer boeiend, (...) de architectuur kan niet ondergeschikt genoeg blijven.' Later nog stelt Verster dat zijn architectuur als een 'louter omhullen van apparatuur' moet worden gezien. Wel blijft Verster, evenals in zijn jaren '50 interieurs kleuraccenten aanbrengen in zijn industriële bouwwerken. Het productieoptimisme van de jaren '60 is van invloed op het tempo waarin gebouwd moet worden: er is haast bij geboden. Dit hoge bouwtempo komt de kwaliteit van het ontwerp niet altijd ten goede. Er moest niet alleen in sneltreinvaart worden gebouwd, ook het ontwerp zelf behoorde een gesmeerde efficiency uit te stralen. Bij het ontwerp diende rekening te worden gehouden met 'de vlotte en informele interne communicatie en het zeer dynamische karakter van het bedrijf.' Zo voldeed de architectengroep aan de 'behoefte aan een nieuwe kantine waar 100 man in korte tijd een broodlunch ...,' door binnen afzienbare tijd 'een zeer ruime kantine met een snelwerkende uitgifte' te ontwerpen. Het antwoord op het vooruitgangsoptimisme van de jaren '60 bleef niet uit. Sociale bewegingen kwamen op. Het 'bielzentijdperk' kondigde zich aan. Ook architectengroep Verster Dijkstra Cannegieter blijkt gevoelig voor de inspraakgolf die in deze jaren op gang kwam. Dit is in het ontwerpproces te herkennen: 'De planning geschiedde zonder 'deskundige' tussenschakels maar met veel contact tussen de mensen (...), waardoor een optimale realisatie van eisen en wensen mogelijk was.' Bij een ander ontwerp wordt gekozen voor een meer menselijke maat in de architectuur, die gekenmerkt wordt door elementen 'met een kleinschalig karakter (...) en met de gemeenschapsruimte als verbindend element.'
In 1980 vertrekt Verster naar EGM architecten bv in Dordrecht. In hetzelfde jaar wordt Dijkstra rijksbouwmeester. Na de wollige jaren '70 gaat Verster zich in het midden van de jaren '80 bezig houden met het bouwen in baksteen. Zijn NCRV kantoor in Hilversum neemt 'een geheel eigen plaats in binnen de recente baksteenarchitectuur in ons land.' In de late jaren '80 legt Verster zich opnieuw toe op het inrichten van interieurs waarin hij de knusse jaren '70 ver achter zich heeft gelaten. Voor een advocatenkantoor in Den Haag ontwerpt hij 'een verzorgd interieur met af en toe onconventioneel materiaalgebruik.' In 1989 treedt Jan Verster uit het bureau EGM, wordt projectarchitect en neemt diverse bestuursfuncties op zich.
Het bureau Verster was in 1958 gevestigd in een art-deco woonhuis aan de Roemer Visserstraat. Vanwege de snelle groei door projecten in de gezondheidszorg en industriële projecten werd er verhuisd naar een huurpand op de Keizersgracht. Met de komst van de pas afgestudeerde Hans Ruijssenaars als medewerkend architect werd ook dit pand te klein en verhuisde het bureau naar twee onderling verbonden huurpanden aan de Prinsengracht. Jan Verster was een ambitieus architect, met tegelijkertijd grote twijfels over zijn eigen werk. Zijn onmiskenbare gaven als ontwerper kwamen met name tot hun recht bij projecten als particuliere woonhuizen, verbouwingen, interieurs en, merkwaardig genoeg, fabrieksgebouwen. Zo was zijn hand duidelijk herkenbaar in de vele projecten voor Ketjen/Akzo in Amsterdam, Rotterdam en Hengelo, maar ook in de restauratie van de werf Kromhout in Amsterdam en in het inmiddels verdwenen interieur van het Amsterdamse Scheepvaartmuseum, een opdracht waarin hij zich als gepassioneerd zeiler en liefhebber van schepen volledig kon uitleven. Voor gecompliceerde opgaven, zoals het kantoorgebouw voor Akzo en het campuscentrum van de TH-Twente, werkte hij samen met anderen in het bureau, onder wie de aankomend architecten en toen nog academiestudenten Jaap Drenth en Tom van de Pol.
Projecten: Kattenburgerplein 1

Vingboons, Justus (ca.1620-ca.1698) was een Nederlands architect. Hij was één van de tien kinderen van de Mechelse schilder David Vinckboons en een jongere broer van de bekendere Philips Vingboons. Justus bouwde net als zijn broer in de stijl van het Hollands Classicisme. Zijn belangrijkste werk is Kloveniersburgwal 29 (het Trippenhuis) te Amsterdam, waarin het Hollandse Classicisme zijn zuiverste en rijkste uitdrukking vindt. De geheel zandstenen gevel is zeer rijk gedetailleerd en heeft acht kolossale Korinthische pilasters met cannelures: een unicum voor een woonhuis.
Projecten: Kloveniersburgwal 26; Kloveniersburgwal 29

Vingboons, Philips of Philiphus Vinckebooms (ca.1607-1678) was een Nederlandse architect die behoorde tot de school van Jacob van Campen, het Hollands classicisme. Vingboons was vooral actief in zijn geboortestad Amsterdam en waarschijnlijk een van de eerste architecten, die van zijn werk kon leven.
Hij was één van de tien kinderen van de Mechelse schilder David Vinckboons die zich in Amsterdam had gevestigd. Hij is opgegroeid in de Sint Antoniesbreestraat, achter het Trippenhuis. Bijna de hele familie tekende, schilderde of graveerde. Philips Vingboons wordt wel de uitvinder van de Amsterdamse halsgevel genoemd. Zo is de oudste halsgevel van Amsterdam, Herengracht 168 uit 1638, door hem ontworpen. Kloveniersburgwal 95 uit 1642, is één van de fraaist geproportioneerde Amsterdamse stadspaleizen in classicistische stijl. Philips Vingboons was op het hoogtepunt van de macht en rijkdom van Amsterdam, halverwege de 17e eeuw, de belangrijkste architect van Amsterdam. Vingboons ontwierp vooral woonhuizen omdat hij vanwege zijn katholieke geloof niet in aanmerking kwam voor opdrachten van de overheid.
De zogenaamde Vingboonsgevel werd in de periode van het Hollands Classicisme (1640-1665) op grote schaal nagebootst. Op eenvoudiger huizen verschijnt een pilaster-halsgevel, eenvoudig uitgevoerd in baksteen met enkele sobere ornamenten. Dit type wordt wel een Vingboons-imitatie genoemd.
Projecten: Geldersekade 18; Groenburgwal 30; Herengracht 412; Herengracht 450; Herengracht 466; Raamgracht 6-8; Singel 460

Visser, Sytze is eigenaar van het in 1984 opgerichte architectenbureau Sytze Visser BV en gevestigd aan de Bloemgracht 86.
Sytze Visser, ontwierp samen met illustrator Joost Swarte vier appartementen in de Amsterdamse Willemsstraat. Joost denkt in vlakken en Sytze ziet dit denken in vlakken als iets typerends voor de tekenaar; hij heeft er de naam ‘detailloos ontwerpen’ aan gegeven: ‘Joost abstraheert alle detailleringen, de ontmoetingen van materialen, de aansluiting van een gevel en een vloer, of van een kozijn met een onderdorpel. Normaal gesproken zie je allerlei materialen in lagen: in een raam bijvoorbeeld een raamkozijn, een waterdorpel en een latei. Maar in Joost’s opvatting moet dat allemaal weggedetailleerd worden. Ik noem dat ‘detailloos’ ontwerpen: dat je een raam ontwerpt alsof het alleen een uitsnede in de gevel is’. Maar terwijl op de ontwerpschetsen en in het uiteindelijke gebouw nauwelijks details te zien zijn, neemt daardoor voor een architect de werklast voor de detaillering enorm toe: ‘Het detailboek is nog nooit zo dik geweest …’. Sytze Visser licht deze schijnbare tegenstelling toe: ‘In onze normale architectenpraktijk komt dat op die manier niet voor, maar omdat Joost ‘detailloos’ ontwerpt, moet je juist heel veel details tekenen. De normale aansluiting, die kennen we wel, maar nu moesten we elke ontmoeting van gevel, vloer, raam, deur helemaal uitzoeken, zodat je zo weinig mogelijk van de aansluiting zelf zou zien. En we hebben stenen, dakpannen en voegen allemaal in dezelfde kleurstelling uitgezocht, om ook de afzonderlijke stenen als één vlak te laten werken, dus ook hier gaan we weer een beetje terug naar de illustratie’. Een dergelijke samenwerking vergt van een architect natuurlijk een zekere mate aan bescheidenheid, want ten opzichte van zijn rol in meer gangbare projecten wordt hij gedwongen een stukje creativiteit af te staan. (2021)
Projecten: Groenburgwal 31; Kadijksplein 5-6-7; Verversstraat 5-11; Verversstraat 27-29; Verversstraat 57; Willemsstraat 204-210; Zwanenburgwal 20; Zwanenburgwal 50-60

Visser Van Aalderen architecten is in 2001 opgericht. In 2007 is het bureau gestopt. (2021)
Projecten: Maria Austriastraat 54-68; Maria Austriastraat 90-126

Vixseboxse, Gerrit Willem (1856-1905) was afkomstig uit Almelo. Hier had hij in 1874 zijn akte voor tekenleraar lager onderwijs gehaald. Hij woonde tussen 1875 en 1877 anderhalf jaar in Amsterdam waar hij als leerling-architect werkzaam was. Vixseboxse trouwde in 1879 in Almelo met A.A.Toorenburgh. Het echtpaar verhuisde weer naar Amsterdam, waar Gerrit begin jaren 1880 actief werd als makelaar. Om bouwkundige bekendheid te krijgen deed hij mee aan prijsvragen. Zo kreeg hij in 1881 fl. 100,- voor zijn ontwerp voor een verenigingsgebouw (niet uitgevoerd), en werd in 1883 zijn ontwerp voor een schoorsteenmantel ook bekroond met een premie. De inzending voor twee scholen voor de gemeente Nieuwer-Amstel won de hoofdprijs: de scholen werden in 1884 gebouwd aan de Derde Schinkelstraat en Gijsbrecht van Aemstelstraat. Het oeuvre van Vixseboxse is niet erg omvangrijk en heeft geen herkenbare eigen stijl. Diverse opdrachtgevers kwamen uit hervormde hoek. Zijn bekendste gebouwen zijn de Muiderkerk (1892) en het winkelpand op de hoek van de Dam en Nieuwendijk (1891). Vermoedelijk was hij bevriend met de fotograaf Jacob Olie, die opvallend veel van zijn werken en ook zijn gezin heeft vastgelegd. Vixseboxse overleed na een lang ziekbed, op een dag na 49 jaar oud. Hij liet een vrouw en vijf kinderen na. (2021)
Projecten: Dam 6

Vlaardingerbroek, Hans is architect, restauratiearchitect en bouwhistoricus. Hij studeerde Architectuur en Restauratie aan de TU Delft (1983-1989). Sinds 1996 heeft Hans Vlaardingerbroek een grote reputatie opgebouwd door zijn gedegen restauraties, waarbij kennis van bouwhistorie en interieur een belangrijke rol spelen. Sinds 2013 leidt hij het Bureau Vlaardingerbroek, een voortzetting van het Bureau Vlaardingerbroek & Wevers (1996-2013). Zijn bureau is gespecialiseerd in bouwhistorische verkenningen, waardestellingen, adviezen en restauraties. (2021)
Projecten: Keizersgracht 123

VMX Architects is opgericht in 1995 in Amsterdam. Zij ontwerpen en bouwen aantrekkelijke ruimten. Hun missie is de bouwomgeving en daarmee de kwaliteit van leven te verbeteren. In alle projecten wordt gefocust op de gebruikers en het vereenvoudigen van de interactie tussen mensen. De opvallende kenmerken van onze ontwerpen zijn meestal gemakkelijk te herkennen, de esthetische kwaliteiten vallen vaak alleen in tweede instantie op. VMX Architects is een internationaal werkend, prijswinnend bureau. Onze projecten variëren van de typisch Nederlandse fietsenstalling tot sociale huisvesting. (2021)
Projecten: Boeierstraat 2-44; Brigantijnkade 47-49; Cor van Weelehof 1-23; Doggerstraat 1-3, 2-44; Galjootstraat 2-70; John Hadleystraat 2-6; Kiekstraat 103-109; Maria Austriastraat 552-638

Vorkink, Pieter (1878-1960) is in Amsterdam geboren. Zijn eerste bouwkundige vorming krijgt hij op de Industrieschool van de Werkende Stand in Amsterdam. Hij werkt op verschillende architectenbureaus, onder andere bij H.P.Berlage.
In 1897 wordt hij lid van het Genootschap Architectura et Amicitia, de bouwkundige vereniging waarbinnen hij zeer actief is. Van 1910 tot 1926 is hij als leraar verbonden aan de bouwkunde-afdeling van de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Ambachten te Haarlem. Samen met Blaauw en Verkruysen is hij er in 1925 directeur.
Tussen 1905 en 1925 werkt Vorkink samen met J.Ph.Wormser in de Amsterdamse Schoolstijl. In 1907 ontwerpen ze het uitbreidingsplan Watergraafsmeer. Beroemd is hun landhuis 't Reigersnest in Oostvoorne. Na beëindiging van de samenwerking met Wormser is Vorkink nog tot ca. 1940 als architect werkzaam. Hij verhuist rond 1940 naar Roekel. In 1960 overlijdt hij in Ede.
Projecten: Montelbaanstraat 6

Vredeman de Vries, Hans (Leeuwarden, 1527 - Hamburg, 1609). Na zijn schildersopleiding raakt hij al snel geïnteresseerd in architectuur en bestudeert de werken van Serlio en Vitruvius. Hij was architect, vestingbouwdeskundige, kunsttheoreticus, planoloog, tekenaar en schilder en één van de invloedrijkste kunstenaars uit de 16e eeuw vanwege zijn beheersing van het perspectief, zijn publicaties, zijn ontwerpen en versieringen. Vanaf 1555 publiceert hij vele werken over diverse architectonische onderwerpen, waarbij ook zijn ornamentstudies niet onvermeld mogen blijven. Hij ontwierp veel meer dan hij uitvoerde. Er is geen enkel bouwwerk bewaard gebleven dat met zekerheid aan hem kan worden toegeschreven. Doordat zijn boeken op het gedachtengoed van de Romeinse architect zijn gebaseerd, wordt hij ook wel de 'Vitruvius van Noord-Euorpa' genoemd. In 1546 trok hij naar Amsterdam en Kampen, maar verbleef er slechts kort, West-Europa was zijn werkterrein.
Projecten: Rolornamentengevel; Sint Annenstraat 12

Vroegindewey architect. (1923)
Projecten: Plantage Doklaan vh.44; Plantage Doklaan vh.48

Vuyk, Willem Johannes (1855-1918). Tijdens zijn studie was hij reeds aangesloten bij Architectura et Amicitia. In 1877 studeerde hij af aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Tot zijn leraren behoorde August Allebé. De evangelisch-lutherse Willem kwam daarna in dienst bij de Dienst der Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. Hij heeft later een architectenbureau samen met Jan Paul Frederik van Rossem. Zij verwerven in 1887 de opdracht voor de bouw van circustheater Carré.
Projecten: Kalverstraat 15-17

VVKH Architecten sinds 2018 Studio VVKH geheten. Drie noemers karakteriseren de projecten van de ontwerpende partners van VVKH architecten. Drie aspecten die uiteindelijk de schoonheid van een gebouw bepalen. Het gaat daarbij om de juiste verhoudingen, in een architectuur die duurzaam is en waarin de gebruiker centraal staat. Het werk is modern, vernieuwend en expressief te noemen, en verankerd in een Nederlandse traditie van materiaalgebruik en vormentaal. Ronald Knappers: ‘Het ontwerpproces is een samenspel tussen beide partijen: een ontwerp gaat van grof naar fijn, dat kan alleen met inbreng van de toekomstige gebruiker.’ De bureauorganisatie is opgebouwd rond gelijkwaardige pijlers: architectuur, bouwtechniek en financiën. De kennis en ervaring is in huis om opdrachtgevers vanaf de eerste schets tot en met de technische uitwerking en oplevering bij te staan. De ontwerpende partners onderscheiden zich van elkaar door hun ontwerpstijl.
Het werk van Ronald Knappers wordt gekenmerkt door materialen en detaillering en een sterke aandacht voor de locatie en de gebruiker.
Het werk van Gerrit-Jan van Rijswijk wordt gekenmerkt door een frisse heldere ontwerpstijl en aandacht voor de uitwerking.
Gemeenschappelijk uitgangspunt is dat een ontwerp goed in zijn omgeving moet passen. (2021)
Projecten: Ben van Meerendonkstraat 1-73; Hofgeest; Hoogoord; Johan Huijsenstraat 25-41; Marius Meijboomstraat 2-20; Pampuslaan 26-106

Walenkamp, Herman Johannes Maria (1871-1933). Herman Walenkamp kreeg zijn opleiding aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam. Deze school was opgericht op initiatief van Pierre Cuypers. Walenkamp ging vervolgens werken als tekenaar op het bureau van Cuypers, waar hij in contact kwam met Karel de Bazel en Jan Lauweriks. Tussen 1897 en 1902 gaf hij met hen cursussen in de door hen opgerichte theosofische Vahânaloge in Amsterdam (1896-1931) in tekenen, kunstgeschiedenis en esthetica. Hierbij legden zij verbanden tussen een wiskundige architectonische orde, de natuur en de kosmos. Walenkamp was later ook werkzaam op de bureaus van Abraham Salm en Hendrik Petrus Berlage.
Als vernieuwer in de Nederlandse architectuur heeft Walenkamp vooral betekenis gehad door zijn invloed op Berlage. Zijn ontwerp uit 1895 voor het Algemeen Bibliotheekgebouw met strakke geometrische baksteenvlakken was voor die tijd opvallend modern. Het ontwerp was door deze stilistische vernieuwing ongetwijfeld van grote invloed op de architectuur van de Koopmansbeurs van Berlage in Amsterdam. Na dit belangrijke en invloedrijke begin bleef de architectonische ontwikkeling van Walenkamp echter steken. Geen van diens monumentale ontwerpen werd uiteindelijk ooit uitgevoerd.
Het oeuvre van Walenkamp heeft een tamelijk bescheiden omvang. Zijn bekendste werk is wel de Zaanhof in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt uit 1916. De woningblokken omsloten hierbij een binnenterrein met plantsoenen en grasvelden. De ruime opzet met een groen binnenterrein was qua opzet modern ten opzichte van de traditionele sociale woningbouw met langgerekte blokken en diepe woningen. In 1919 ontwierp hij een iets soberder uitgevoerd bouwplan voor de Maatschappij tot Huizenbouw benoorden het IJ NV aan de Meeuwenlaan in Amsterdam-Noord, dat enige gelijkenis vertoont met het Zaanhof.
Projecten: Herengracht 502

Wegener Sleeswijk, Cornelis (1909-1991), architect en hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft. Sleeswijk was een telg uit het geslacht Sleeswijk, onder wie enkele zeilmakers. Veel van prof.ir.Sleeswijks nieuwbouw betrof (moderne) monumentale gebouwen, hoewel hij ook wel woningbouw realiseerde. De nieuwe Jaarbeurshal aan de Croeselaan in Utrecht (1951–’52) is onder andere van zijn hand. In begin jaren zestig was het kantoor de ontwerper van het Pakhuis Koning Willem I in Amsterdam-Oost. Aan gebouw Astoria (Keizersgracht), toen nog het in 1904–’05 gebouwde jugendstilkantoor van de Eerste Hollandse Levensverzekerings Bank, voegde hij in 1968–’69 aan weerszijden een uitbreiding in dezelfde stijl toe. Sleeswijks restauraties varieerden van (relatief) eenvoudige woonhuizen tot prestigieuze gebouwen. In zijn woonplaats Amsterdam restaureerde hij onder andere het Koninklijk Paleis Amsterdam, de Oude Kerk en de Nieuwe Kerk.
Projecten: Surinameplein 53-55

Weissman, Adriaan Willem (1858-1923). Weissman genoot zijn opleiding bij de stadsarchitecten W.Springer en B.de Greef te Amsterdam. In 1891 werd hij echter door de gemeente Amsterdam eerst ontslagen wegens eigenmachtig optreden, maar in hetzelfde jaar weer in dienst genomen. Als gemeentearchitect ontwierp hij het Stedelijk Museum en de (deels gesloopte) gebouwen op de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Ook kreeg hij de opdracht de Waag op de Nieuwmarkt tot archiefgebouw in te richten. In 1895 eindigde zijn functie bij de Publieke Werken, er werd toen geen nieuwe "stadsarchitect" meer benoemd.Van 1891-1894 was Weissman gemeentearchitect van Amsterdam. Weissman ontwierp onder andere het Stedelijk Museum te Amsterdam (1895). Het ontwerp, met de topgevel en het torentje en de combinatie van natuur- en baksteen, verwijst naar de zestiende-eeuwse bouwkunst van de Hollandse renaissance. Daarnaast ontwierp Weissman het eerste concertgebouw 'De Vereeniging' te Nijmegen (1882, ca.1914 gesloopt) en diverse woonhuizen in Amsterdam. (2021)
Projecten: Dam 1

Wesseling, Rob Wesselink, Rob (1985) studeerde in 2011 af in Architectuur bij de afdeling Interiors, Buildings and Cities aan de TU Delft. Hij deed in 2009 zijn stage bij DKV architecten. Tegelijkertijd nam ik samen met Edward Schuurmans en Sanne van den Breemer aan de Europan prijsvraag voor Duinkerken deel wat ons een 2e prijs opleverde. Bij META architectuurbureau in Antwerpen werkte hij met Duco Uytenhaak. In 2014 keerden beide terug naar Amsterdam waar ze als partners met Rudy Uytenhaak gingen samenwerken. (2023)
Projecten: Grasweg 3

Westerman, Arend Jan (1884-1966). Westerman studeerde in 1910 af aan de Industrieschool in Zwolle. Na korte tijd elders te hebben gewerkt trad hij in 1914 in dienst bij de Dienst der Publieke Werken te Amsterdam waar hij tot 1922 werkzaam was. Hier bouwde hij, zoals in de jaren 1910 bij PW gebruikelijk was, in een stijl die nauw verwant was aan de Amsterdamse School. Voorbeelden zijn het bemalingsgebouw aan de Amsteldijk (1919), de badhuizen aan de Diamantstraat en op het Boerhaaveplein (1921), de Vierde Ambachtsschool aan de Postjesweg (1922) en de 1e Openbare HBS en de 2e Openbare Handelsschool aan beide kanten van de Pieter Lodewijk Takstraat (1924), tegenwoordig beide in gebruik bij het Berlage Lyceum. Hierna bouwde hij voornamelijk woningbouwcomplexen, meestal voor particuliere ondernemers en zelden voor woningbouwverenigingen, waarvan het merendeel in Amsterdam en Den Haag staat.
Tot circa 1938 bouwde hij enkele honderden woningen in blokbouw in Amsterdam-West en -Zuid, om vervolgens in twee jaar tijd en in een nog eenvoudiger stijl zo'n 200 etagewoningen in Bos en Lommer (bijvoorbeeld Sanderijnstraat) neer te zetten. Kenmerkend voor al dit werk zijn de platte daken en een bijzondere manier van roedeverdelingen in de raampartijen. Westerman’s bekendste naoorlogse ontwerp is het kantoor van de Belgische Assurantiemaatschappij 'A.G. van 1830' aan het Kleine-Gartmanplantsoen te Amsterdam.
In december 2017 is de brug in de Baarsjesweg tegenover zijn Ambachtsschool naar hem vernoemd.
Projecten: Herengracht 613

Wichers, Sijtse Johannes Sophius is compagnon bij het architectenbureau C.Wegener Sleeswijk en S.J.S.Wichers. (2021)
Projecten: Surinameplein 53-55

Wigman, Hendrik Jan (1850-1931) is geboren in Oeken gemeente Brummen. Over zijn opleiding is niets bekend. Hij was de eerste architect die aan de Willemsparkweg bouwde (13-15, 25-27 en 29-35) en was als toezichthouder betrokken bij de bouw van de Galerij van het Paleis voor Volksvlijt (1883). Hij publiceerde in 1890 een plan voor herbouw van de toen net afgebrande Stadsschouwburg aan het Leidseplein.
Projecten: Kalverstraat 122

Wijdeveld, Hendricus Theodorus (1885-1987) was getrouwd met de celliste Ellen Philippine Kohn en in latere jaren met de actrice Charlotte Köhler. Wijdeveld was gedurende zijn lange leven (hij werd 101) actief als hoofdredacteur, typograaf , ontwerper van boeken, theaterdecors en -kostuums, meubelen en gebruiksvoorwerpen, maar bleef voor alles architect. Hij begon op het architectenbureau van Jacques van Straaten en het atelier van P.J.H.Cuypers. Van zijn hand zijn onder meer bouwblokken aan de Jan van Galenstraat hoek Hoofdweg, Amstelkade hoek Vechtstraat, Amstelkade hoek Holendrechtstraat/Borssenburgstraat en Celebesstraat hoek Insulindeweg (afgebroken in 1991).
Hij had kontakt met bekende buitenlandse architecten, waarvan Frank Lloyd Wright wel de meest aansprekende was. In 1925 en 1926 verschenen 8 edities van Wendingen, die geheel gewijd waren aan Wright. Wijdeveld was bezeten van het oprichten van een kunstopleiding (een soort Bauhaus). Aanvankelijk in Loosdrecht, dat niet gerealiseerd is. Vervolgens zou hij samen met Frank Lloyd Wright een dergelijke opleiding opstarten, hetgeen werd getorpedeerd door de toenmalige echtgenote van Wright. Wright is toen zelf doorgegaan met zijn opleiding op zijn landgoed Taliesin in Wisconsin (USA). Wijdeveld ging zijn school opzetten in Zuid Frankrijk met enkele prominenten uit de kunstwereld. Wijdeveld correspondeerde toen al enige jaren met architect Erich Mendelsohn. Er was een hechte vriendschap tussen beide families ontstaan: Wijdevelds vrouw was, net als Louise Mendelsohn, musicus en Duitse van geboorte. Met Mendelsohn heeft hij het plan voor de Académie Européenne Méditerranée (AEM) verder uitgedacht. Op voorspraak van de Duitser werd de Franse schilder Amédée Ozenfant betrokken bij de oprichting. Diens mediterrane oriëntatie en zijn vele reizen door het Middellandse Zeegebied hadden Mendelsohn en Wijdeveld enthousiast gemaakt de opleiding een meer Europese signatuur te geven, en de Côte d'Azur als vestigingsplaats te kiezen.
In 1932 reisden Wijdeveld en Mendelsohn door Zuid-Frankrijk, op zoek naar een geschikte locatie. Ze vonden die in Cavalière, groot genoeg voor studio's, woonvertrekken, sportvelden, parken en bouwgrond voor de architectuurstudenten. Het prachtige landschap met wijdse vergezichten, rust, zon en zee bood een alternatief voor de drukte in de steden en de toenemende politieke onrust. Aanvankelijk stond Wijdeveld een naar het Bauhaus gemodelleerde opleiding voor ogen, met een nauwe relatie tussen kunst en industrie. Gaandeweg echter verschoof de aandacht naar de klassieke tradities in de kunst. Het gemeenschapsleven bleef een speerpunt: de academie moest een internaat worden waar leerlingen het hele jaar verbleven, met gemeenschappelijke maaltijden en vaste uren van werken, ontspanning en rust.
In 1933 kwam de organisatie goed op gang met een uitgebreide promotiecampagne met lezingen en een zorgvuldig vormgegeven brochure in vier talen. In een brief aan typograaf Eric Gill verdedigt Wijdeveld de vierkante vorm ervan, waarbij hij ook nog even aan zijn eigen tijdschrift Wendingen refereert: 'The square is a noble symbol for expressionists as we are. This symbol means REST!!!'. Ondertussen werden aandeelhouders en geldschieters gezocht en werd een opleidingsprogramma samengesteld. Wijdeveld en Mendelsohn beschikten over een groot internationaal netwerk waar ze uit konden putten. Cursussen en voordrachten van bekende kunstenaars en geleerden uit de hele wereld waren in het studieplan opgenomen. Wijdeveld schreef: 'Laat ik beginnen met vast te stellen dat onze Académie geen school is, geen ouderwetsche leermethode. Wij beginnen een nieuwe epoch in de opleiding van jonge kunstenaars.' Dat de internationale elite vertrouwen had in deze onderneming, blijkt wel uit de vele steunbetuigingen in de correspondentie van Wijdeveld, en uit de imposante lijst namen die het erecomité vormden: naast gerenommeerde architecten als H.P.Berlage, Auguste Perret en Frank Lloyd Wright waren dat ook mensen als Albert Einstein, Igor Strawinsky en dichter-filosoof Paul Valéry. Als docenten werden aangetrokken: Eric Gill (Typografie), Paul Bonifas (Keramiek), S.Chermayeff (Interieur), Pablo Gargallo (Beeldhouwkunst) en Paul Hindemith (Muziek). Wijdeveld zelf nam de afdeling 'Theater' voor zijn rekening, Mendelsohn 'Architectuur' en Ozenfant 'Schilderkunst'.
In maart 1933 waren Erich en Louise Mendelsohn uit Duitsland gevlucht, en hadden ze tijdelijk hun intrek bij de familie Wijdeveld in Amsterdam genomen. Vanaf dat moment had Mendelsohn al zijn energie op het realiseren van de AEM gericht. Hij was in veel opzichten de drijvende kracht achter het project, zeker in praktisch en financieel opzicht. Het was dan ook een pijnlijke verrassing voor Wijdeveld toen hij later dat jaar aankondigde zich in Engeland te gaan vestigen om met Chermayeff een architectenbureau op te richten. Zonder de volledige inzet van Mendelsohn trokken een aantal sponsors en beoogde docenten zich terug uit het project, onder wie Ozenfant en Chermayeff. 'Ozenfant is a real Frenchman and would surely have come to Cavali&egave;re, if he could take Paris with him. Chermayeff, it seems, also needed the glittering lights of a Metropole!', schreef Wijdeveld in 1936 aan Eric Gill. Uiteindelijk vertrok Wijdeveld in het najaar van 1933 alleen met zijn gezin en een handvol studenten naar Cavalière om zich in provisorische onderkomens voor te bereiden op de start van de opleiding. In die periode maakte Wijdeveld verschillende ontwerpen voor een campus voor Cavalière, maar zoals veel van zijn plannen zouden die het papier nooit ontstijgen.
De doodsteek voor het project kwam in juni 1934, toen een grote brand het terrein van Cavalière in de as legde. Aan Adriaan en Henriette Roland Holst schreef Wijdeveld: 'De côtes de Meures is zwaar geteisterd en velen moeten lijden, wij zijn het niet alleen. Wij zijn slechts een klein deel van deze droefenis, maar voor ons betekent het opnieuw handelen. En wij zijn zoo moe, zoo droevig. Wat nu? Hoe alles ook moge gaan, wij voelen de ramp niet als een straf, daarvoor was ons bedoelen te zuiver, daarvoor onze offers te groot. Het moest zo komen, onafwendbaar is het wereldgebeuren.' Uiteindelijk kwam er toch nog een kunstschool van de grond bij de Lage Vuursche genaamd Elkerlyc.
Hendricus Wijdeveld was de meest opvallende architect van de Amsterdamse school, hij wist als weinig anderen de Amsterdamse School te verzoenen met het Nieuwe Bouwen.
Projecten: Kalverstraat 1

Wijngaerden, van, Anthonie meester-timmerman.
Projecten: Singel 390

Wijnstok jr., J.B.
Projecten: Commelinstraat 16

Wilhem, de, Jacobus meester-timmerman.
Projecten: Herengracht 531

Wilkens, W. (1854-1884) architect. Hij werkte na zijn opleiding bij het architectenbureu van Gerlof Salm. Door zijn bemiddeling komt Gerrit van Arkel hier te werken. Wilkens en Van Arkel gaan omstreeks 1883 samen verder onder de naam Wilkens & Van Arkel. Wilkens overlijdt 29 of 30 jaar oud. Van Arkel handhaaft de naam van hun bureau tot 1893.
Projecten: Sint Annenstraat 20-24

Willers, Lies is een ruimtelijk ontwerper, die na haar studie aan de Gerrit Rietveld Academie, zich specialiseerde in werken aan openbare narratieve omgevingen. Zij is vooral bekend van tentoonstellingsontwerpen, scenografie, bedrijfsinterieurs en interieurs voor de zorg. Hierbij ligt de focus op gebruikers en publiek. Zij streeft naar betoverende ruimtes en intrigerende details om de inhoud naar het publiek te brengen. Lies vindt een vruchtbare relatie met het team van de klant belangrijk waarmee de identiteit van de opdrachtgever de kernwaarde wordt van haar werk. Alle fasen van haar projecten zijn creatieve, gemeenschappelijke processen, van het eerste contact en onderzoek tot levering en follow-up. Zij biedt het team van de klant op maat gemaakte kaders om de besluitvorming te begeleiden, om prioriteiten te stellen in tijd en geld, om mogelijke hiaten in projectteams te overbruggen, en zal helpen om de wederzijdse doelen en hoge normen te handhaven. Communicatie is tenslotte de sleutel. Zij heeft aan verschillende kunstinstituten gecoacht, lesgegeven en beoordeeld. Momenteel is zij docent aan de Master Interieurarchitectuur aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (2020). Zij voelt zich goed thuis in verschillende rollen, van conceptontwikkelaar, tot ontwerper en creatief directeur, als kwaliteitsgedreven adviseur en praktische projectmanager. Zij werkt graag in creatieve teams en nodigt daarbij vaak andere ontwerpers en kunstenaars uit om met haar aan de projecten te werken. Zij gelooft in no-nonsense, rechtlijnige professionals op alle niveaus. Lies Willers is medeoprichter en directeur van ontwerpbureau OPERA-Amsterdam waar zij samen met Frans Bevers en een breed team ruim 25 jaar gewerkt heeft aan prestigieuze nationale en internationale projecten. In 2012 besloot zij een volgende stap in het leven te zetten en creëerde zij haar eenvrouwsband, waardoor zij de OPERA met succes in handen van de nieuwe eigenaren liet.
Projecten: Linnaeusstraat 2

Witte, de, Jacob Eduard (1738-1809) was architect en directeur-generaal der stadsbouwwerken (stadsarchitect) van Amsterdam. In die hoedanigheid ontwierp hij de onder meer de hervormde Amstelkerk in Ouderkerk aan de Amstel. Hij trouwde met Anna Johanna Eeninchs (Eenichs of Eenings) uit 's-Hertogenbosch in 1765.
De Witte diende in het leger, in 1757 eerst als cadet. Daar studeerde hij ook verder voor ingenieur. In 1761 werd hij benoemd tot tweede luitenant-ingenieur en drie jaar later tot eerste luitenant-ingenieur. Hij was in 1766 gestationeerd in 's-Hertogenbosch, waar hij onder meer de opdracht kreeg om de bouwtekeningen van het Gouvernementsgebouw naar het ontwerp van Pieter de Swart te kopiëren. Hierdoor kwam hij in contact met de strakke bouwtrant die kan worden gekenschetst als voorloper van de neoclassicistische architectuur. Zijn dienstmakker Cornelis Rauws (1736-1772) had in 1766 reeds ontslag genomen bij het leger, om in Amsterdam te gaan werken, waar hij in 1768 werd benoemd tot stadsarchitect. Medio juli 1772 werd De Witte aangesteld, op de vacature van de bij de brand in de Amsterdamse Stadsschouwburg omgekomen Rauws, als Directeur-Generaal van de stadsgebouwen in Amsterdam, met een salaris van 4.500 gulden per jaar plus 600 gulden reiskostenvergoeding in de vorm van een paard en rijtuig. Na een jaar werd hij erelid van de Stadstekenacademie. De Witte werd al spoedig een vooraanstaand architect. Hij introduceerde het pilasterfront afkomstig uit de Griekse richting. De gebouwen waarbij hij dat toepaste zijn alle gesloopt; daaronder bevonden zich de nieuwe houten Stadsschouwburg op het Leidseplein (1773-1774),afgebrand in 1890, en het Huis onder 't Zeil (later bekend als het Commandantshuis) op de Dam (1774-1775), gesloopt in 1912 in het kader van de grootscheepse reorganisatie van de Dam. De stadsarchitect was er echter niet alleen voor de nieuwbouw. Ook het onderhoud en herstel behoorden tot zijn taken. Zo was hij verantwoordelijk voor de verbouwingen van de uit 1565 daterende Waag op de Dam (1776, in 1808 gesloopt) en het oude Bushuis aan het Singel, thans onderdeel van de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.
Na een beschuldiging van bouwfraude wordt De Witte waarschijnlijk ontslagen en gaat in Gelderland aan de slag. Hier overlijdt zijn eerste vrouw. Via contacten krijgt hij de mogelijkheid om in Sint Petersburg (RU) en Riga (LV) te bouwen. Hier trouwde hij met Geertruida Overbeek en kregen zij kinderen. Geertruida keert terug naar Amersfoort. De Witte overlijdt op 71-jarige leeftijd in Rusland en wordt in Sint Petersburg begraven.
Projecten: Dam (Waag); Dam (Huis onder 't Zeil)

Wolf, de, Lubertus Jacobus Lubertus begon zijn loopbaan als jongmaatje in de bouwvakken en was eigenlijk aannemer. Door een financiële crisis hiertoe genoodzaakt, begon hij in 1908 zelf plannen uit te werken en geleidelijk tekenwerk aan te nemen voor particulieren. Zijn bureau verwierf allengs bekendheid. Behalve verbouwingen ontwierp hij winkelpuien en bouwde hij verschillende woningen en kantoren.
Projecten: Nieuwe Keizersgracht 33

XML architecten wordt geleid door de partners Max Cohen de Lara en David Mulder van der Vegt die het bureau in 2008 hebben opgericht. Naast hun architectuurpraktijk hebben ze les gegeven aan de TU Delft, de Academie van Bouwkunst Amsterdam en het Dessau Instituut van Architectuur. Momenteel zijn beide partners oprichters en directeuren van het tweejarige masterprogramma ‘Designing Democracy’ aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. (2021)
Projecten: Halvemaansteeg 4-6

Zanstra, Piet (1905-2003) was een Nederlandse architect en schilder van figuurvoorstellingen en naaktfiguren. Hij werd geboren als zoon van onderwijzer Willem Jans Zanstra en Johanna Gerritsma. Hij volgde een opleiding aan de MTS-Waterbouw in Leeuwarden. Zanstra was getrouwd met de beeldhouwster Margot Zanstra-Wilgenburg (1919-2010). Zij was zijn tweede echtgenote. Uit zijn eerste huwelijk had hij drie dochters. Na zijn opleiding HTS waterbouw in Leeuwarden, werd Zanstra assistent van de architect Dick Greiner. Later werkte hij bij W.M.Dudok aan de Bijenkorf van Rotterdam en bij J.P.Kloos aan de interieurs van het Collège Neerlandais in Parijs.
Zanstra werd lid van de Groep 32, een groepering die zich sterk liet inspireren door vooral de werken van Le Corbusier. In hun werk streefden zij naar een combinatie van zakelijke architectuur met kunstzinnige elementen. Groep 32 is een afsplitsing van de Opbouw en De 8. Onder leiding van architect Arthur Staal was deze bouwkundige stroming van mening dat het functionalisme te ver doorgeschoten was in het Nieuwe Bouwen. De architecten van de Groep 32 richtten zich op minder functionalistische architectuur dan de groep architecten van De 8. Hoewel de 2 groepen probeerden samen te werken kwam het later tot een breuk. Zanstra zei hierover: 'Voor de oude generatie functionalisten was architectuur een kwestie van ontwerpen van zuivere constructies voor zuivere functies. Wij vonden dat ook de schoonheid van de vorm belangrijk was', en: 'Form follows function is waar, maar niet helemaal waar'.
In 1932 richtte hij samen Jan H.L.Giesen en K.L.Sijmons het architectenbureau Zanstra, Giesen en Sijmons op. Samen met hen realiseerde hij een complex met atelierwoningen aan de Zomerdijkstraat, wat het bureau in een keer op de kaart zette. Dit complex staat bekend als een vroeg voorbeeld van het Nieuwe Bouwen, ook wel functionalisme genoemd. In een periode waar functionalistisch bouwen zonder versieringen de norm aan het worden was, vielen deze woningen op door de afschroefbare balkonhekjes. Ze zijn exemplarisch voor de architectuuropvatting van Zanstra. Hij vond dat decoraties de nieuw zakelijke architectuur niet in de weg stonden. Later nam Piet Zanstra afstand van zijn in 1934 gebouwde woningen. In 1954 werd de samenwerking tussen Zanstra, Giesen en Sijmons beëindigd en begonnen zij ieder hun eigen bureau.
Aanvankelijk werden slechts weinig ontwerpen van Piet Zanstra daadwerkelijk uitgevoerd. Pas na de oorlog kwam voor Zanstra het succes. Piet Zanstra bouwde in verschillende steden en ontwierp naast woningen ook kerken, hotels, winkelcentra en parkeergarages.
In de jaren vijftig en zestig realiseerde Zanstra zijn meeste projecten. Hij bouwde diverse flatgebouwen en kerken in Amsterdam. De flats aan de Burgemeester Hogguerstraat, dwars op de Noordzijde, zijn van hem, in 1961 bouwde hij in Slotervaart kerk 'De Ark' en in Slotermeer realiseerde hij in 1965 de kerk 'de Hoeksteen'. Zijn meeste werk realiseerde hij echter in Den Haag, waar hij flatgebouwen en woningen ontwierp voor de wijk Waldeck bij Kijkduin. Ook in Rotterdam ontwierp hij nog een tweetal kerken.
Van 1954 tot 1966 werkte Zanstra als zelfstandig architect. Van 1966 tot 1980 werkte hij samen met Ab Gmelig Meyling en Peter de Clercq Zubli. In Amsterdam ontwierp Zanstra in deze tijd onder meer de Europarking (de ‘billen van Zanstra’ genoemd) aan de Marnixstraat, het Caransa Hotel aan het Rembrandtplein en het Burgemeester Tellegenhuis (beter bekend als het Maupoleum) aan de Jodenbreestraat. Dit gebouw werd zo genoemd, omdat het eigendom was van Maurits ('Maup') Caransa, en door de gebruikers en de bevolking als een mausoleum, een doods blok beton ervaren werd. Zanstra was hier niet helemaal schuldig aan. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de Jodenbreestraat een 4-baansweg zou worden, en dat de architectuur van Wibautstraat en Weesperstraat zou worden voortgezet. Het door Zanstra ontworpen Maupoleum is vele malen uitgeroepen tot Amsterdams lelijkste gebouw. In 1997 volgde sloop.
Het bureau ‘Zanstra, Gmelig Meyling en De Clerq Zubli’ ging vanaf 1975 verder als ZZ+OP (Zanstra, De Clerq Zubli + Van den Oever en Partners), ZZOP (1980-1990, Zanstra, De Clerq Zubli, Van den Oever en Partners), ZZ+P (1990-2002, Zanstra, De Clerq Zubli + Tom van der Put) en ZZDP (2002-, Zanstra, De Clerq Zubli, Joris Deur, Tom van der Put).
Het werk van Zanstra tot ca 1970 is verreweg het meest interessant. Omstreeks 1980 stopte Zanstra als architect, en begon hij met schilderen. Vanaf dat moment was hij vrijwel dagelijks in zijn atelier te vinden. Uit zijn oeuvrelijst blijkt dat vrijwel alle werken uit de periode tot 1970 in de vakpers zijn gepubliceerd, terwijl de meeste latere gebouwen niet zijn besproken en hooguit voorkomen in Stedenbouw of vastgoedblaadjes. Zijn manier van bouwen wordt nu gekenmerkt door een vrij rigoureuze, recht toe recht aan stijl. (2024)
Projecten: Marnixstraat 250

Zocher jr., Jan David (1791-1870) is een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de landschapsstijl. Nog steeds zijn er overblijfselen terug te vinden van zijn parkontwerpen. Als architect van gebouwen heeft Zocher minder geluk gehad: veel van zijn gebouwen hebben de verandering van smaak in de loop der jaren niet overleefd.
Zocher jr. is de beroemdste architect in zijn familie, maar zeker niet de enige. Zijn vader, architect en tuinarchitect Johann David Zocher sr., werd in 1763 geboren in Thurgau, Saksen. Diens vader heette eveneens Johann David en was hovenier. Zocher jr. is 26 als zijn vader overlijdt. Hij krijgt de opdracht om samen met twee studiegenoten zijn vaders laatste opdracht, de aanleg van het park Soestdijk, af te maken.
Mede dankzij zijn vaders connecties kan hij op zijn achttiende al meedoen aan een prijsvraag die is uitgeschreven door koning Lodewijk Napoleon: de Prix de Paris, bedoeld om jong talent de mogelijkheid te geven in Parijs te studeren. Zocher wint, met nog twee andere architecten in spé. Tijdens zijn verblijf daar wint hij ook de Prix de Rome, een geldprijs die hem in staat stelt naar Rome te gaan om de ruïnes uit de Romeinse tijd te bestuderen. De gedachte achter deze prijs is dat architecten een gedegen kennis moeten hebben van de klassieke architectuur, zodat ze deze stijl, die superieur wordt geacht aan andere stijlen, op onderlegde wijze als inspiratiebron kunnen gebruiken.
In 1817 vestigt Zocher zich in Haarlem, onder andere om zich te bekommeren om de vervallen kwekerij Rozenhagen die hij heeft geërfd van zijn vader. Uit deze begintijd van zijn carrière dateren, behalve het park bij Soestdijk, onder andere de graftombe annex uitkijktoren voor Van Nellesteyn bij Leersum, en een deel van het singelplantsoen in Haarlem, waar Zocher in 1821 aan begint. Opdrachten komen aanvankelijk alleen uit de omgeving van Haarlem, maar geleidelijk aan uit het hele land. Zocher voert niet alles zelf uit: opdrachten in een verafgelegen provincie zoals Zeeland vertrouwt hij waarschijnlijk aan zijn jongere broer Karel Georg toe.
In 1828 moet Akendam ingericht worden als begraafplaats vanwege het nieuwe Koninklijk Besluit, dat begraven binnen de bebouwde kom verbiedt. Zocher levert het ontwerp voor de nieuwe begraafplaats. Hij is dan al een hooggewaardeerd architect. Hij is lid van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, en, vanaf 1838, lid van het Britse R.I.B.A. (Royal Institute of British Architects). In 1845, bij de opening van de Koopmansbeurs in Amsterdam, wordt hij bovendien benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Zochers ideaal is om gebouw en landschap als één geheel te ontwerpen. Niet voor niets werkt hij op veel buitenplaatsen aan zowel het park als het huis. Het ene dient steeds als verfraaiing van het andere en ze kunnen niet los gezien worden van elkaar. De meeste gebouwen die Zocher ontwerpt zijn neoclassicistisch. Hij volgt daarmee de voorkeur van De Franse Academie waaraan hij zijn opleiding genoot.
De loopbaan van Zocher is rond 1845 op zijn hoogtepunt, en hij krijgt opdrachten uit het hele land. Hij is veel van huis en reist het hele land door. Daarom is het bijna niet voor te stellen dat hij alles helemaal zelf ontwerpt. Zochers zoon, Louis Paul, neemt waarschijnlijk al vrij snel een belangrijk deel voor zijn rekening. Het is echter moeilijk te zeggen wanneer de samenwerking tussen vader en zoon precies begint, maar in ieder geval worden vanaf 1850 alle ontwerpen gesigneerd met ‘Zocher’ of ‘J.D. en L.P.Zocher’ in plaats van met ‘J.D.Zocher jr.’.
Projecten: Dam 1; Eikenrode

ZZDP Architecten In 1954 richtte architect Piet Zanstra een eigen architectenbureau op. Piet Zanstra was reeds bekend geworden met de atelierwoningen, die hij tijdens zijn associatie met Giesen en Sijmons (1932-54) realiseerde. In 1966 trad Peter de Clercq Zubli toe tot de maatschap van het bureau en werd de naam veranderd in Zanstra, Gmelig Meyling, de Clercq Zubli. Na het vertrek van Piet Zanstra in 1980 besloten Peter de Clercq Zubli en Hans van den Oever de naam wederom te wijzigen en kozen voor de befaamde afkorting ZZOP, die landelijk grote bekendheid kreeg, met name door het enorme oeuvre kantoorgebouwen, dat in de jaren tachtig en negentig door het bureau werd neergezet. In 1990 scheidde Hans van den Oever zich af en associeerde Peter Zubli zich met architect Tom van der Put in ZZ+P . In de jaren daarna veranderde het bureau van signatuur en keerde terug in de woningbouw, die onder Zanstra met name door de wederopbouw tot grote bloei gekomen was. Per 1 januari 2002 trad Joris Deur in het kader van de continuiteit toe tot de directie van het bureau. Zijn bureau Joris Deur Architekten werd geïntegreerd in het bestaande bureau en de naam veranderde in ZZDP. In 2004 nam Peter Zubli afscheid van het bureau. Het bureau bestond op dat moment 50 jaar. Ter gelegenheid van dat feit werd een boek uitgegeven door uitgeverij 010: ZZDP Architecten-Ondernemers. Het inleidende essay van Cor Wagenaar en de teksten van Noor Mens geven een uitgebreid overzicht van de rijke geschiedenis en het enorme oeuvre van het bureau. ZZDP behoort tot de gevestigde bureau's in Nederland en is in 2006 verhuisd naar Amsterdam. Sinds 2009 wordt de directie van het bureau gevormd door Joris Deur en Adam Smit.
Lees hier het essay van Cor Wagenaar (2021)
Projecten: Badhuiskade 3; Dam 25-29; Kalverstraat 15-17; Rokin 14