Naam: Bijenkorf
Adres: Dam 1
Architect: J.A.van Straaten, B.A.Lubbers; W.M.Dudok; F.J.van Gool; Kees Rijnboutt; Kees Rijnboutt
Bouwjaar: 1915; 1937; 1976; 2004; 2017
Opdracht: Aron Arthur Isaac en Alfred Goudsmit; Bijenkorf; Bijenkorf; Bijenkorf; Bijenkorf
Laten we beginnen met een korte kennismaking met de hoofdrolspelers bij het ontstaan van het Magazijn de Bijenkorf in 1870. In het gezin van Aron Levij Keiser
gehuwd met Eva Goudsmit worden meerdere meisjes geboren waaronder Catharina en Sara.
Catharina Keiser trouwt in 1864 met Isidore Isaac. Zij worden verblijd met een zoon Aron Arthur Isaac.
Sara Keiser trouwt in 1872 met Simon Philip Goudsmit. Zij krijgen vier dochters, waaronder Ella Goudsmit, en een zoon Alfred Goudsmit.
Aron (neef) en Ella (nicht) trouwen in 1896 waardoor Aron de zwager van Alfred wordt.
Aan de Nieuwendijk 132 opende in 1870 Magazijn de Bijenkorf, een winkeltje in fournituren. Eigenaren zijn de joodse ondernemers Abraham Salomon Polak en Simon Philip Goudsmit (1844-1889). Vanaf 1883 zet Simon de winkel alleen voort. Hij woonde met zijn vrouw, vier dochters en een zoon boven de winkel. Aanvankelijk werd er alleen garen en band verkocht maar geleidelijk werd het assortiment groter. Het was een eenvoudige winkel met vier man personeel. Als Simon overlijdt is zijn zoon Alfred (1886-1973) pas 3 jaar oud. Sara Keiser, de vrouw van Simon Philip Goudsmit, neemt het roer over en vraag haar neef Aron Arthur Isaac te komen helpen. De zaken gingen voorspoedig. Aron besloot uit te breiden, zowel het assortiment als de winkel. Hij kocht wat panden op de Nieuwendijk en in 1909 werd besloten de losse panden door nieuwbouw te vervangen. Als Alfred oud genoeg is komt hij ook in de zaak werken.
Om deze verbouwing sneller te laten verlopen gaf de gemeente in 1909 toestemming voor een noodwinkel aan het Damrak op het terrein van de in 1903 gesloopte
Beurs van Zocher. Maar toen gebeurde het: ineens vervijfvoudigde de omzet! De conclusie was, we blijven permanent aan het Damrak/Dam. Hoewel, er doemde direct
een investeringsprobleem op. Geen bank zag het zitten om te investeren in een grote zaak in band en garen op een prominente plek. Hoeveel band en garen heeft
een mens immers nodig? Aron Arthur Isaac en, de inmiddels volwassen zoon, Alfred Goudsmit bedachten van de fourniturenwinkel een warenhuis te maken. Hierover
was het gemeentebestuur van Amsterdam niet enthousiast. Een groot warenhuis waar je van alles en nog wat kunt kopen? Dat zou voor de kleine winkelier weleens
negatief kunnen uitpakken. En nog een tegenvaller. Ook de Nederlandse banken zaten niet te springen om een warenhuis te financieren.
Aron Isaac en Alfred Goudsmit laten zich niet uit het veld slaan en zochten verder naar kapitaal. Zij gingen in gesprek met de directeur van de Belgische tak
van een goedlopend Duits warenhuisbedrijf. De Belgische directeur raadde aan om het inderdaad groots aan te pakken en hij ondersteunde de Hollandse winkelplannen
van harte. Tenslotte ging in 1912 ook de Amsterdamse gemeenteraad akkoord met een vaste plek op de hoek Dam en Damrak. Het wordt tijd voor een volgende stap.
Architect J.A.van Straaten, aanvankelijk aangezocht voor de verbouwing van de panden aan de Nieuwendijk, wordt gevraagd een ontwerp te leveren voor een warenhuis aan de Dam met medewerking van B.A.Lubbers. Van Straaten maakt het ontwerp en op 30 oktober 1912 is de eerste steenlegging. Door problemen in de persoonlijke levenssfeer van Van Straten ontstaan er problemen met de directie van de Bijenkorf waardoor van Straten wordt ontslagen en Lubbers het werk voortzet. Hij werkt met name het interieur verder uit en claimt later het auteurschap van het hele ontwerp, wat door de archiefstukken bij het NAi bevestigd lijkt te worden. Begin september 1914 vindt de opening van de parterre plaats en begin 1915 is het gehele pand voor gebruik gereed. De Bijenkorf is het eerste, als zodanig in Nederland gebouwde warenhuis, hoewel Berlage in 1903 al een eerder plan had gemaakt voor een warenhuis op deze plek voor Tietz (opgegaan in Galeria Karstadt Kaufhof GmbH) uit Keulen.
Het gebouw heeft een voor die tijd modern betonskelet en is opgetrokken uit rode baksteen en natuursteen. Er zijn 5 bouwlagen: een begane grond, 3 verdiepingen en een dakverdieping. Op de begane grond dienen
de grote ramen als etalages. De vensters op de eerste verdieping zijn voorzien van glas-in-lood en op de gevels van het gebouw zijn neoclassicistische en neobarokke
stijlelementen aangebracht. Dit was volstrekt nieuw in Nederland: meer dan 15.000 m2 warenhuis, over 4 verdiepingen verdeeld, in een spiksplinternieuw monumentaal pand.
Het is gebouwd naar voorbeeld van een vleugel van het het Parijse Louvre om de Franse grandeur en kunstzin van het nieuwe warenhuis te onderstrepen. In het midden van de Damrakgevel staat
een torentje en de sluitstenen boven de ingangen gedenken de oprichter, S(imon) P(hilip) G(oudsmit).
In 1937 volgt onder architect W.M.Dudok een grote uitbreiding tot de andere zijde van de Beursstraat waarbij de bekende lichthal boven de Beursstraat wordt gebouwd.
De roltrappen uit de oude, deels verwoeste, Bijenkorf Rotterdam worden in 1957 in Amsterdam geplaatst.
1976 wordt het jaar van herinrichting en modernisering van het warenhuis onder leiding van architect Frans van Gool. De Beursstraat wordt afgesloten en bebouwd
en ook de parkeergarage wordt gebouwd.
Architect Kees Rijnboutt tekent in 2004 voor de vernieuwingen. Het gebouw wordt weer open, het daglicht kan weer binnen en de zolderetage wordt in gebruik
genomen als restaurant.
Tussen 2015 en 2017 worden de ingangen groter gemaakt, de roltrappen verplaatst en de indeling veranderd om meer Shop in Shop mogelijk te maken.
Het nieuwe warenhuis 'De Bijenkorf' biedt alles waar de verwende Amsterdammer en provinciale dagjesmens van kan dromen. In één winkel, verdeeld over verschillende verdiepingen, kan de klant zijn geld uitgeven aan kleding, meubelen, huishoudelijke artikelen, tapijten en cosmetica. En men doet alles om het de klant naar de zin te maken met vele diensten tot en met thuisbezorging en muzikaal entertainment. Al in de jaren twintig organiseert De Bijenkorf grote tentoonstellingen van moderne Nederlandse kunstenaars. Hierbij is goed gekeken naar de werkwijze van de grote Franse en Amerikaanse winkelpaleizen en het bedrijf creëert een imago van vooruitstrevendheid, maar blijft in het aanbod gericht op de welvarende middenklasse. Deze wordt belaagd met luxe japonnen, Perzische tapijten, kreeft in blik, Franse olijfolie, Californische asperges, honingbiscuitjes en ‘ice-creams’. En dan is er natuurlijk een leesbibliotheek en een lunchroom. In 1926 opent dochtermaatschappij HEMA (Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam) in de Kalverstraat haar deuren. Hiermee wil men de andere, veel grotere groep consumenten met een klein inkomen bedienen.
Vanaf 2015 is de kunst weer terug in de Bijenkorf. Room on the Roof, het torentje op het dak in het midden van de Damrakgevel, is de ‘artist in residence’ van de Bijenkorf. Deze plek in het hart van de stad is een plaats voor reflectie, creatie en een platform voor nieuwe ideeën. Hier nodigt de Bijenkorf lokale en internationale kunstenaars, schrijvers, musici, architecten en ontwerpers uit om hier als ‘huiskunstenaar’ nieuw werk te maken. Vanuit Room on the Roof wordt het werk op verschillende manieren zichtbaar in de winkel; muziek in de paskamers, een gedicht op de boekenafdeling of exposities in het atrium, het trappenhuis en de etalages.
De Tweede Wereldoorlog is ook in de geschiedenis van De Bijenkorf een zwarte periode. Als joods bedrijf moest het om voort te blijven bestaan, overgedragen worden aan niet-joodse vertrouwelingen. De directie vlucht samen met een aantal personeelsleden. Het bleef redelijk rustig binnen het bedrijf tot de Februaristaking in 1941. Aan die staking deed een groot deel van het personeel van De Bijenkorf actief mee. De Duitsers traden hard op en de Bijenkorf werd onder curatele gesteld van een Duitse bewindvoerder. Vanaf mei 1941 werden er maandelijks tientallen joodse werknemers ontslagen. Er was steeds minder te koop. In de hongerwinter van 1944 probeerde De Bijenkorf zo goed en kwaad als dat ging te zorgen voor het personeel. Er werden overgebleven artikelen uit de winkel geruild voor voedsel. Van het naar kampen afgevoerde joodse personeel, keerde uiteindelijk maar één tiende terug.
Uit verslagen komt naar voren dat De Bijenkorf al voor de oorlog de Sint-etalages tot publiekstrekkers had verheven. Direct in 1946 herleefde de vooroorlogse
Sint-Nicolaastraditie. De etalageafdeling realiseerde in de jaren vijftig en zestig samen met professionele ontwerpers als Henny Cahn en Metten Koornstra de meest
verbluffende schouwspelen. Hoogtepunt was de etalage waarmee men in 1956 een internationale prijs in de wacht wist te slepen: de 'gold medal' van het Amerikaanse
vakblad Display World. Het ging om een tot in details nagebouwd oer-Amsterdams straattafereel, in november en december 1955 te bewonderen in de hoeketalage bij de
Beurs. De etalages van De Bijenkorf kregen in deze periode ook los van Sinterklaas een grote naam.
De Bijenkorf volgt de internationale artistieke ontwikkelingen op de voet en weet progressieve kunstenaars aan zich te binden. Eerst de uitgeweken Duitse kunstenaar Friedrich
Vordemberge-Gildewart en vervolgens Benno Premsela maken prachtige etalages die volop de aandacht weten te trekken. Premsela was van 1949 tot 1963,
met een korte onderbreking, in dienst van De Bijenkorf en onder andere verantwoordelijk voor de inrichting van de woonafdeling en de etalages. Zijn opvatting over
etaleren is geheel nieuw. Hij beschouwt de etalage als een ruimte die je vanuit een architectonische visie moest benaderen. De Bijenkorf had hierdoor geen 'vitrines
vol met spullen', zoals andere winkels, maar een artistiek venster met een verhaal. Ze stralen een grote aantrekkingskracht uit waar drommen mensen speciaal voor
naar de Dam komen. Lang hebben ook de vertrouwde kinderetalages met rijdende treinen en massaal musicerende beren in Sinterklaastijd stand gehouden.
In 1958 is de HEMA uitgegroeid tot een belangrijke winkelketen. Tijd om op eigen benen te staan met een zelfstandige statutaire directie. Voor de ontwikkeling van
het concern is een structuurherziening noodzakelijk. Op 1 februari 1966 wordt een concernmanagementteam met staforganen ingesteld als overkoepelend orgaan boven de
werkmaatschappijen: 'Bijenkorf Beheer'. De werkmaatschappijen houden zelfstandige directies en een eigen identiteit. Bij het 100-jarig bestaan in 1970 wordt Bijenkorf
Beheer het predicaat Koninklijk verleend en ontstaat Koninklijke Bijenkorf Beheer, of wel KBB.
In 1999 vindt de de fusie plaats tussen Vendex en KBB, beide zijn zeer bekend, maar bedienen een andere markt. De geschiedenis van Vendex start in 1887, 17 jaar later
dan de Bijenkorf. Tot 2004 heet de firma Vendex-KBB NV. Daarna volgen de ontwikkelingen elkaar snel op. In 2006 wordt de naam Maxeda. In 2007 wordt de HEMA verkocht,
in 2010 gevolgd door de verkoop van V&D en De Bijenkorf. In 2011 heeft Maxeda alle bedrijfsonderdelen die geen doe-het-zelf bedrijven zijn verkocht.