Naam: Nieuwe Uilenburgerstraat (eiland Uilenburg)
Herkomst: De Nieuwe Uilenburgerstraat is in 1917 aangelegd op het eiland Uilenburg ter vervanging en verbreding van de Uilenburgerstraat en de Batavierstraat. Deze beide straten
hadden een bebouwing die in 1900 al geheel afgeschreven was en na de invoering van de Woningwet 1901 waren de huizen volgespijkerd met de bordjes 'Onbewoonbaar verklaarde
woning' vaak geïnterpreteerd als 'Onverklaarbaar bewoonde woning'.
Een groot deel van de evenzijde van de straat (2-68) wordt ingenomen door een bakstenen woningblok in late Amsterdamse School stijl naar ontwerp van Johannes Hendrik (Jo) Mulder Jr.
(1888-1972), architect bij de Gemeentelijke Woningdienst en is ontwikkeld in het kader van een 1500-woningen plan. Op de hoek van de Nieuwe Uilenburgerstraat (nr.2) en de Oostersekade
is een gevelplastiek van de beeldhouwer Adrianus Remiëns, voorstellende een vrouwenfiguur en het jaartal 1927, het jaar van de voltooiing van de sanering.
Na oplevering van dit woonblok werd het overgedragen aan het Bouwfonds Handwerkers Vriendenkring, waardoor een deel van de joods-Amsterdamse bevolking kon terugkeren in
fatsoenlijke huizen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte Uilenburg deel uit van Judenviertel I, waarvan vrijwel de gehele joodse bevolking werd gedeporteerd naar vernietigingskampen. In 1945
gaat het beheer van de huizen van de Handwerkers Vriendenkring terug naar de gemeente; niemand van de bestuursleden van de Handwerkers Vriendenkring heeft de oorlog overleefd.
Op nr.88 is omstreeks 1928 een nieuwe gevelsteen van een uil ingemetseld.
De gehele evenzijde van de Nieuwe Uilenburgerstraat kreeg een nieuwe bebouwing waarbij de gevelwand tussen de nieuw gerooide Nieuwe Batavierstraat tot de hoek van de
Houtkopersburgwal wordt ingenomen door een schoolgebouw (nr.74) de Batavierschool, een sectiepost van de Stadsreiniging en een badhuis (nr.116).
De Batavierschool, daterend van 1919 en in de volksmond de Oude Schansschool genoemd, kreeg in 1927 met het inmetselen van de gevelsteen 'De Witte Olifant' deels ook deze
naam.
De Batavierschool was een school met veel joodse leerlingen, en verhuurde ook ruimtes aan joodse organisaties, zoals het gymnastieklokaal aan de joodse gymnastiekclub 'Betsalel'.
In 1937 stelde B en W van Amsterdam voor om deze school op te heffen vanwege het teruglopende leerlingenaantal.
In de muren van de school (nr.112) en het badhuis (nr.114-116) zijn een cartouche en vijf gevelstenen (D' Diemertoren, Vrouwe Fortuna, In de Turkse Slaaf, D'Vogelstruis en D'Koffibaal) opgenomen die bij de sloop van bestaande panden zijn vrijgekomen.
Vanaf 1941 mocht het badhuis alleen door joden worden gebruikt, een bestemming die in juli 1943 eindigde.
Armoede
De armoede van de buurt komt tot uitdrukking in een krantenbericht uit 1934.
B en W van de gemeente Amsterdam maakte daarin bekend dat, tegen betaling van 5 cent per portie, warm voedsel verstrekt wordt "aan hen, die door hun
levensomstandigheden gedwongen daarvan gebruik meenen te moeten maken". Er kon dan worden gegeten in verschillende scholen, waaronder de Batavierschool. Een
dag voordat men de maaltijd wenste te nuttigen diende men daarvoor een bon te kopen. Daarbij had de Batavierschool nog een bijzondere functie, te weten:
"De Israëlieten die het voedsel op maandag in de Batavierschool wenschen te nuttigen, zullen op Donderdag bij het doen der opgave voor Vrijdag tevens voor
Maandag een bon moeten aanvragen"
Waarom deze maatregelen? Omdat de mededeling in december geplaatst werd, de sjabbat op vrijdag vroeg ingaat en tijdens de sjabbat geen 'handel' gedreven wordt.
Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat in deze ook met de joodse spijswetten rekening gehouden werd.
Overigens was deze maatregel geen incident voor 1934, ook in 1931, 1932, 1933, 1935 en 1936 zijn er soortgelijke krantenberichten te vinden.
Gevelsteen D' Diemertoren afkomstig van Vijzelstraat 86 hoek Keizersgracht, afgebroken in verband met de verbreding van de Vijzelstraat.
Gevelsteen Vrouwe Fortuna afkomstig van het dubbele pand Eerste Batavierdwarsstraat 2, deel uitmakend van het hoekhuis Oude Schans 21 en getooid met vijf gevelstenen. Het
dubbelpand is in 1674 gebouwd voor de medicine doctor Johannes de Vos. Zijn vader, Pieter Jansz Vos had een herberg op de Zeedijk, genaamd In de Witte Fortuijn. In de gevelstenen
zijn zowel de naam van zijn geboortehuis als zijn familienaam in beeld gebracht. Vier gevelstenen zijn bij het KOG in depot.
Gevelsteen In de Turkse Slaaf is afkomstig van een in 1665 gebouwd pand aan de Eerste Batavierdwarsstraat 1 voor de arts Mr. Jan Teuneman. Er is geen samenhang tussen naam
en beroep van de bouwer Jan Teuneman te achterhalen.
Gevelsteen D'Vogelstruis afkomstig uit de Batavierstraat 28 in een huis dat de erven van Ruwaetr Backer in 1741 verkopen aan
Christoffel Andriesz, van beroep kruidenier. Bij de verkoop in 1755 wordt het pand in de akte omschreven als 'huis en erf in de Batavierstraat, waar 'de Vogelstruys' in de gevel
staat'. Er wordt van uit gegaan dat Christoffel Andriesz de gevelsteen in 1742 heeft laten aanbrengen.
In de dierensymboliek geldt de struisvogel als voorbeeld van 'kracht door weerstand' en het verhaal gaat de de struisvogel steen en ijzer in zijn maag kan verteren. Maar ook is de
struisvogel met een steen of hoefijzer in zijn snavel het symbool van waakzaamheid en oplettendheid.
Gevelsteen D'Koffibaal is afkomstig van Vijzelstraat 16 waar het Carlton Hotel van architect Rutgers zal verrijzen. Op de verdwenen bladvoluten stond het jaartal 1727
terwijl het pand sinds 1723 in bezit is van Jacobus Brugman, meester-blikslager. Het verband tussen de gevelsteen en de bouwer/eigenaar is hier niet duidelijk.
Het begin van onevenzijde van de straat wordt gekenmerkt door een rij grotendeels authentieke pakhuizen.
Deze pakhuizen Sweeden (1), Witte Leeu (3), 5-11, Colln (13), Koblenz (15), Maintz (17), Frankfurt (19), Bonn(21) en Mannheim (23) zijn
tussen 1975 en 1985 geschikt gemaakt voor bewoning.
De voormalige Sophie Rosenthal Bewaarschool, voorheen Uilenburgerstraat 23-29, wordt in 1956 grotendeels gesloopt, alleen de onderwijzerswoning blijft staan, en er wordt
een transformatorstation van het GEB op het terrein gebouwd (nr.57).
In de gevel van het transformatorstation zijn in 2014 twee gevelstenen onthuld door Boudewijn Oranje van stadsdeel Centrum. De stenen zijn het werk van Hans 't Mannetje en tonen
een Kroonlantaarn en een Ritterlantaarn.
De Kroonlantaarn verscheen in 1883 in het stadsbeeld, de Ritterlantaarn vanaf 1898, ieder met een voor die tijd revolutionaire vorm en lichttechniek. Ze werden opgevolgd door
modernere uitvoeringen.
Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad en de Stichting Heijmeijer van Heemstede namen het initiatief deze lantaarnmodellen weer in te voeren wat in 2013 voor de hoofdgrachten,
enkele radiaalgrachten en de pleinen in het centrum was afgerond.
De gevelsteen Wapen van Portugal, voorheen Uilenburgerstraat 35, kreeg een plek naast de ingang van het huidige Nieuwe Uilenburgerstraat 59,
het gebouw van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (eerder afdeling Riolering en Bruggen) naar ontwerp van architect C. Muysken (1843-1922) uit 1887.
Op nr. 91 staat de Uilenburgersjoel van 1766 jarenlang de werkplaats van Hans 't Mannetje die zijn afscheid aankondigde met een tekst op een gevelsteen.
Op nr. 97 was van oktober 1941 tot september 1943 de Jonas Daniël Meijerschool, een joodse lagere school. Het gebouw is kort na die tijd gesloopt.
In 1981 zijn de laatste panden die volgens de plannen van 1911 gesloopt hadden moeten worden gekraakt. Dit 'Uilenburch' wordt in 1995 door de Mobiele Eenheid (ME) ontruimd en
vervolgens gesloopt waarna er (koop)appartementen worden gebouwd, de Uilenburgerwerf.
Uilenburgersjoel (nr.91)
De Uilenburgersjoel van de Hoogduitse gemeente dateert uit 1766 en is één van de oudste en meest tastbare herinneringen aan de joodse arbeidersklasse. De sjoel is de opvolger van een op
2 september 1724 op deze plaats ingewijde
huissynagoge van de vereniging tot 'Uithuwelijking van jonge dochteren'. De huissynagoge werd al snel te klein ondanks dat deze vereniging niet werd erkend door de officiële
joodse gemeente.
Na enkele rechtszaken kocht de joodse gemeente de grond en werd in 1765 werd besloten een nieuwe synagoge te bouwen die op 29 augustus 1766 in gebruik werd genomen als dependance
van de Grote Synagoge aan het Jonas Daniël Meijerplein.
De bovenzaal was bestemd voor godsdienstbeoefening. De begane grond was verdeeld over twee zalen, die aanvankelijk dienst deden als bruiloftslokalen. De kelders fungeerden
als keuken en als een rituele slachtplaats voor gevogelte. Er is brood uitgedeeld aan de armen, en er was een zittingslokaal voor minvermogende ooglijders.
Vanaf 1766 tot 1943 deed het gebouw dienst als synagoge. In de Tweede Wereldoorlog was het in gebruik als jeugdsjoel. In 1942 werd de synagoge gesloten en vervolgens geplunderd. Na
de oorlog stond het gebouw leeg. Het raakte in verval en werd in 1954 aan de gemeente Amsterdam verkocht voor 75.000 gulden.
Na een provisorische opknapbeurt was het langdurig in gebruik als opslag van historisch waardevolle bouwmaterialen en was het restauratie-atelier van Hans 't Mannetje
er gevestigd.
Vanaf 1988 verhuurde de gemeente de synagoge aan het Nationaal Restauratie Centrum. In 1996 kwam de restauratie van het gebouw gereed waardoor het geschikt werd voor het geven van
cursussen over onderhoud van oude gebouwen.
Vervolgens is het gebouw door de gemeente Amsterdam overgedragen aan de Stichting Uilenburgersjoel. Zij wil het joodse karakter van het gebouw behouden en verder in ere herstellen.
De muur waar oorspronkelijk de heilige ark stond, is nu gemarkeerd met de Hebreeuwse tekst: 'Ik stel mij de Eeuwige altijd voor ogen' (psalmen 16:8). In 1997
is het gebouw door de liberale vernieuwingsgezinde vereniging Beit Ha'Chidush (Huis van Vernieuwing) in gebruik gesteld door een mezoeza aan te slaan. Sindsdien houdt Beit Ha'Chidush
regelmatig erediensten in de Uilenburgersjoel, waarmee de oorspronkelijke betekenis als synagoge weer enigszins is hersteld. Sinds 2008 heeft het gebouw weer geheel
een joods-culturele bestemming.