Naamherkomst: De Reestraat is genoemd naar de hertensoort. De naam herinnert aan de huidenhandel, die hier voor de aanleg van de straat, en later in het nabijgelegen zuidelijk deel van de Jordaan was geconcentreerd. De straat maakt deel uit van de winkeliersvereniging 'De Negen Straatjes'.
Adres: Reestraat 4
Architect: Pieter Jaspersz; -; H.F.Rappange; Erwin Spijker
Bouwjaar: ca.1619; 1758; 1970; 2016
Opdracht: Pieter Jaspersz; -; Stadsherstel; Riverland Coöperatief
De uit Antwerpen afkomstige crudener Daniël Mostart (1559-1627) heeft drie erven aan de Keizersgracht op de hoek naast de Reestraat. Hij besluit de erven overdwars in vieren op te delen. Zo ontstaan vier percelen die hun ontsluiting
aan de Reestraat hebben in plaats van aan de Keizersgracht. Het levert bij verkoop wellicht ook nog meer op. Het erf is 17 voet breed en 45 voet lang. Koper in 1619 is de huistimmerman Pieter Jaspersz
die het erf bebouwd en in 1624 doorverkoopt aan houtkoper Dirck Jacobsz Sael.
Dirck Sael is voor 1633 overleden en zijn erfgenamen verkopen het huis in dat jaar voor fl. 3410,- aan de blokmaker Cornelis Barckman. Cornelis Barckman was in 1617 gehuwd met Jannetje Claes en
woonde toen op Uilenburg.
Kunstschilder Jan Pietersz Blom (1622-1685) koopt het huis van Barckman en is in elk geval in 1653 bewoner. Voordien woonde hij op de Deventer Houtmarkt tegen een huur van fl. 8,-. Jan Blom was
getrouwd met Anna Margreta Mostart, dochter van een neef van eerdergenoemde Daniel Mostart: de gelijknamige dichter en schilder mr.Daniël Mostart (1592-1646) en Maria Jans van Beuningen (1623-1678).
Het huwelijkscontract wordt in augustus van datzelfde jaar 1653 gesloten tussen “bejaerdt jonghman” Blom en Anna Mostart, weduwe van schilder Jacobus de Ville, en slechts twee maanden voor haar
overlijden. Zij was kennelijk al in een slechte gezondheid, want al in april 1653 maakt ze een testament waarbij zij aan Jan Blom fl. 2000,- prelegateert en voor de rest haar moeder Maria Jans van
Beuningen tot universeel erfgenaam benoemd. Al in oktober volgt de verdeling van de nalatenschap van Anna Margaretha Mostart. Jan Pietersz Blom krijgt de huisraad en 1/3 + 1/12 deel van een huis en
erf aan de Binnenamstel.
Behalve kunstschilder wordt Blom in 1653 en 1668 vermeld als vaandrig (vaandeldrager, officier in opleiding) en in 1687 als “Capitijn-Luijtenant van de Compagnie van de Ed. heer Lambert Witsen te
Amsterdam”.
Na de verkoop van het huis aan de Reestraat in 1662 is hij vermoedelijk verhuisd naar de Elandsgracht.
Nieuwe eigenaar is zijn collega kunstschilder Johannes Lingelbach (1622-1674). Lingelbach is als jongen in 1644 naar Rome getrokken om zich daar verder in de schilderkunst te bekwamen. In 1650 trok
hij via Duitsland terug naar Amsterdam waar hij in 1653 huwde met Tietje Hendrix Poussi (?-1699). Tietje Poussi blijft als weduwe met haar kinderen in het huis wonen.
Voor een schilderij uit 1656 van de bouw van het stadhuis op de Dam in de steigers kreeg Johannes goed betaald. Houbraken schrijft in 1719 over Lingelbachs werk: “natuurlijk, woelig en geestig van
vinding, ook aangenaam door zijne konstige en vleijende penceelhandeling”.
Het huis blijft tot 1765 in eigendom van nazaten van de familie Lingelbach. De zussen Helena, Agneta en Maria en broers Johannes en Hendrik waren de enige erfgenamen van hun ouders Johannes en Tietje
en na het overlijden van de langstlevende, Helena, vererft het pand op de enig erfgenaam Johannes Smit, woonachtig in Kudelstaart. Hij verkoopt het voor fl. 5100,- contant aan mr. Jan Ploos van Amstel
(1700-1770). Jan Ploos van Amstel was directeur van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname met de toevoeging ”wegens den huize van Sommelsdijk” (naar één van de mede-eigenaren, Cornelis van
Aerssen van Sommelsdijck, van de kolonie Suriname en naamgever van het fort Sommelsdijk). In 1738 trouwde hij met Susanna Catharina Vermeulen en samen kregen zij twee kinderen: Albertus (1739-1799)
en de jongere Thomas die al op 3-jarige leeftijd overleed.
Vader David Lingelbach (?-1653) en moeder Agniet Jans (?-1638) hadden twee kinderen, Philips (ca.1622-1672) en Johannes. David was uitvinder of technicus die rond 1634 naar Amsterdam trok. In 1636
trad hij in dienst als kunstmeester bij de Oude Doolhof op de Prinsengracht bij de Looiersgracht. Wat verder op de Looiersgracht was kort na 1626 de Nieuwe Doolhof ontstaan en David nam deze in 1639
over. In 1646 verhuisde hij het bedrijf naar de Rozengracht (nu Rozenhofje), "Den nieuwen en vermaeckelijcken dool-hof, staende op de Roose-Graght, by de derde brugh”, waar ook exotische vogels,
Bijbelse en mythologisch figuren, een bewegend standbeeld van Ferdinand III van het Heilige Roomse Rijk, een astronomisch uurwerk en fonteinen waren te zien. Het doolhof is in 1653 voortgezet door
Philips die was opgeleid tot horlogemaker door meester-horlogemaker Hendrick Hendricksz Poussi, de vader van Tietje Poussi, en een genie moet zijn geweest in het vervaardigen van bewegende voorstellingen.
Hij zou ook mechanische objecten hebben geleverd aan de Franse Doolhof.
Halfbroer David (1641-1701), uit het derde huwelijk van hun vader met Stijntje Lourens (1607-?), was tussen 1685 en 1687 betrokken bij het opzetten van een opera in Buiksloot, buiten de jurisdictie van
de stad. Na één seizoen bleek het project niet haalbaar voor herhaling; de opbrengst voor de kerk is besteed aan een nieuwe regenbak. In 1687 werd David Lingelbach aangesteld als directeur van de
Schouwburg van Van Campen aan de Keizersgracht 384. Het werd geen succes, vanwege de slechte economische tijden met een heftige beurskrach, waarbij bijvoorbeeld Coenraad van Beuningen (1622-1693) een
half miljoen gulden verloor, bleven de bezoekers weg.
De destijds beroemde advocaat Ploos van Amstel wordt door schrijver Willem Bilderdijk, zelf eveneens advocaat, beschreven als “een der bekwaamste en kundigste, (zoo niet de eenige van zijnen tijd die deze twee hoedanigheden
in gelijke mate in zich vereenigde)”. Ook Jacob Bicker Raye laat zich in zijn dagboek uit over de rechtsgeleerde ‘Onder de talrijke overlijdensberichten is op 1 April dat van Mr. Johannes
Ploos van Amstel, directeur van de sociëteit van Suriname, die op 70 jarigen leeftijd stierf, ‘zijnde geweest een zeer politiek Regtsgeleerde, die vele quaade zaken goet wist te maken, waarom hem de
publieke Plijtbaaly ontzegt was, maar hij had zoo veel te doen met konsultatiën aan zijn huis te geven, dat hij considerabel veel gelt 's jaars won.’ Over zijn zoon Albertus werd wel anders geschreven:
’hij was zijn vader in braafheid van karakter zoo ongelijk, als hij in rechtsgeleerdheid hem evenaarde’. Voor zijn opvoeding waren kosten noch moeite gespaard, maar hij leidde een losbandig leven
waarin hij zich ‘verslingerde aan ettelijke vrouwspersonen’. Hij leefde op royale voet en zou veel schulden gemaakt hebben. Volgens zeggen alleen al bij zijn moeder voor fl. 95.000,-. Hiermee is
niet het hele verhaal verteld. In 1783 verschijnt er een schotschrift. Niet verwonderlijk, met zijn levensstijl en oranjegezindheid is hij een dankbaar onderwerp van spot. Maar erger wordt het in 1795,
bij het begin van de Bataafse Republiek, als Albertus wordt geprovoceerd door patriotten en wordt veroordeeld tot ‘geeseling op ’t schavot, 12 jaren confinement (opsluiting) in het Rasphuis der stad
(werkhuis), en verder eeuwigdurend bannissement (verbanning)’. Albertus krijgt zweepslagen, wordt opgesloten en overlijdt uiteindelijk in Den Haag op 66-jarige leeftijd aan ‘verval van krachten’.
Na het overlijden van zijn vader ging zijn moeder Susanna Catharina Vermeulen op de buitenplaats Amstelstein in Alphen aan den Rijn wonen en verkocht in 1779 het huis voor fl. 5700,-. Harmanus Heideman
betaalde fl. 1700,- contant en de rest werd met rente afgelost.
Harmanus Heideman is in 1773 gehuwd met Johanna Geertruyda Scholten. Als zij beiden zijn overleden wordt het huis in 1797 verkocht ten gunste van hun minderjarige kinderen. De nieuwe eigenaar voor
fl. 4750,- is Gijsbertus Mattheus Roijaards.
In 1872 worden Christiaan Saur (1849-1928) en zijn vrouw Maria Elisabeth Schmidt (1850-?) uitbater van de hier in wijk LL, Reestraat 275 gelegen winkel in oesters, vis en fruit. Christiaan Saur is de zoon
van vishandelaar Henricus Saur en Anna Sophia Andres en geboren op Damrak 28. De joodse familie komt uit de buurt van Hamburg en Hannover en hij is een achterneef van de gebroeders Knapp die connecties
hebben met Franz Ernst Siemens in Hannover, de uitvinder van de warmgerookte paling. Hij trouwde in 1872 met Maria Elisabeth Schmidt, dochter van vleeshouwer Jan Frederik Schmidt en Lotje Langewis.
Christiaan experimenteert in de Reestraat al met visproducten. Hij ontwikkelt een methode waarbij de vis niet roetzwart gerookt wordt en daarna schoongemaakt en geweekt moet worden om eetbaar te zijn. Zijn
methode wordt verder ontwikkeld als hij in 1879 de viswinkel van zijn vader aan de Reguliersbreestraat 11-13 heeft overgenomen. In 1893 zijn van de 59 advertenties voor gerookte paling 42 stuks van zijn
bedrijf afkomstig. Vanaf 22 augustus 1893 bood hij ‘Hollandsche gerookte Paling’ aan, (een halve kg voor ƒ 1,50). Tegen 1900 verplaatsen de palingrokerijen zich naar havenplaatsen als Volendam, Enkhuizen
en Spakenburg.
De winkel in de Reestraat is in 1881 overgenomen door Klaas Engel.
Klaas Engel deed op zijn beurt zijn vis- en comestibleszaak al in 1882 over aan Antje van Laar (47) die een viswinkel had aan het Damrak 25. Zij plaatst haar dochter Antje Elizabeth (20) van Laar en zoon
Pieter (15) van Laar in de winkel. Hoofdbewoonster van Reestraat 4 wordt voor het bevolkingsregister Antje, Pieter wordt inwonend. In 1887 keert Antje terug naar de winkel aan het Damrak, Pieter houdt
nog tien jaar de leiding over Reestraat 4.
In 1897 wordt de zaak overgedaan aan Ferdinand P.Bunder die de handel in vis en comestibles voortzet als Bunder & Co.
In 1899 is de vishandel overgegaan in handen van Wolhoff’s Vishandel.
Uit een advertentie van 1902 blijkt er inmiddels een eierhandel van W.L.Arends te zijn.
In het midden van de twintigste eeuw wordt het pand verhuurd door de Bouw- en Handelmaatschappij Socrates die dit pand en de naastliggende panden in of voor 1954 heeft gekocht. Herstel is dan al noodzakelijk
maar het komt er niet van. Door een toenemende bouwvalligheid krijgen de panden op Reestraat 2 en 4 steeds meer schoren en stutten. In 1954 zocht de toenmalige eigenaar contact met architectenbureau Rappange
voor een gesprek over restauratie van de twee panden. Hierop volgt een opmeting en lijkt een ingrijpende restauratie afdoende. Op basis hiervan werden een restauratieplan en begroting gemaakt, gevolgd door
de aanvragen van subsidies en bouwvergunningen. Nu wordt het wachten want de beide panden zijn nog in gebruik. In 1957 zijn de panden zowel binnen als buiten uitgebreid van stutten en stempels voorzien. In
1960 vraagt Socrates een sloopvergunning aan, maar die wordt door Monumentenzorg geweigerd. De N.V. Socrates gaat in het zelfde jaar in een financieel schandaal ten onder en Stadsherstel wordt de nieuwe
eigenaar van de panden. Helaas konden zij niet voorkomen dat in 1962 de bovenverdiepingen van 2 en 4 moesten worden gesloopt, evenmin als de sloop in 1966 van de resterende bouw. Stadsherstel had inmiddels
ook Reestraat 6 verworven, maar ook deze werd in grote mate bouwvallig en moest uiteindelijk ook gesloopt.
De Amerikaanse hotelonderneming Howard Johnson Company komt in 1968 naar Amsterdam omdat ze hun vleugels naar Europa willen uitslaan en hun oog hebben laten vallen op het bouwblok
Keizersgracht/Reestraat/Prinsengracht/Westermarkt met een groot aantal in deplorabele toestand verkerende pakhuizen en woonhuizen. Samen met Peter Pulitzer en Stadsherstel komen zij overeen de panden aan de Reestraat te huren.
Hiermee is er een solide basis om aan de herbouw te beginnen. Architect H.F.Rappange voerde vele gesprekken met vertegenwoordigers en architecten van de hotelketen, waar uiteindelijk een voor iedereen aanvaardbaar
herbouwplan uitkwam. De historische inwendige driedeling en de gevels konden worden gehandhaafd in een situatie zoals deze was kort voor de afbraak.
Vanaf 1971 is op de begane grond, als onderdeel van het Pulitzer Hotel, restaurant Jansz gevestigd met op de verdieping de Copper Lounge, een vergader- en dinerruimte, en een verwijzing naar de eigenaar die
Reestraat 8 liet bebouwen: de ‘geelgieter’ Volckert Jansz en waar de ingang is.
In 2016 volgt een grote renovatie waarbij de bewegwijzering door het hotel wordt aangepast en ruimten opnieuw worden ingericht en gedecoreerd onder leiding van architect Erwin Spijker en binnenhuisarchitect
Jacu Strauss.
Bronnen:
wikipedia.nl
De Amsterdamse doolhoven. Populair cultureel vermaak in de zeventiende eeuw, Marijke Spies
maandblad Ons Amsterdam 1971 blz.194; 1979 blz.278
Haarlems Dagblad 2022: Gerookte paling Duitse uitvinding, maar in Nederland groot geworden (Pieter van Hove, Willem Dekker)
delpher.nl
stadsherstel.nl
research.frick.org