Naam: Jan Roodenpoort
Adres: Singel
Bouwjaar: ca.1480
De Jan Roodenpoort was vanaf omstreeks 1480 een kleine doorgang in de vestingmuur van 1425, gelegen bij de Torensteeg. De hiervoor geslagen smalle houten brug gaf toegang tot de lijnbaan
van touwslager Jan Roode. Hij zou hier op het eind van de 15de eeuw hebben gewoond, waarom men het toen ‘Jan Rodenhuys’ noemde. Met de afbraak van de stadsmuur kort na 1600 verdween de poort,
maar de ronde toren bleef behouden en vernoemd naar Jan Roode evenals de houten brug.
Door de tijd heen zijn er door een groot aantal bekende en minder bekende tekenaars vele afbeeldingen van de toren gemaakt, origineel of gekopieerd. U vindt tussen de teksten een selectie van deze platen.
Naam: Jan Roodenpoortstoren
Adres: Singel
Architect: -; Hendrick de Keyser
Bouwjaar: 1425; 1616
Opdracht: gemmente Amsterdam; gemeente Amsterdam
De latere Jan Roodenpoortstoren, ook bekend als Jan-Rompert of Jan-Rompie, was oorspronkelijk een 20 meter hoge ronde middeleeuwse vestingtoren bij de Jan Roodenpoort in de stadsmuur en van geringere afmetingen dan zijn overbuur, Lange Jan (Westertoren). Met de eerste uitleg (1585) werd de stadsmuur afgebroken en had de houten toren geen verdedigingsfunctie meer. Wel ontstonden aan de overzijde van het Singel grote nieuwe huizen waarbij de oude plompe vestingtoren ontsierend afstak. In 1616 maakte Hendrick de Keyser een ontwerp voor verfraaiing van de toren. Er werd eerst een vierkante bakstenen muur omheen gebouwd, en daarna een torenspits met uurwerk en klokkenspel opgezet, die in 1617 werd voltooid. De nieuwe spits gaf de poort een hoogte van bijna 55 meter. Het plan om van de vestingtoren een klokkentoren te maken zou voornamelijk afkomstig zijn van burgemeester Reynier Pauw, die hierop aandrong omdat er een publiek uurwerk nodig was dat de tijd voor omwonenden aangaf. Het bestaande uurwerk in de torenspits van het oude stadhuis was namelijk in 1616 wegens bouwvalligheid gesloopt. Misschien was hijzelf wel de grootste belanghebbende, hij woonde tenslotte in huis De Groote Pauw (Singel 200) schuin tegenover de toren.
Opvallend is de fundering van de toren. Hier staan de palen zo dicht bij elkaar dat het een nagenoeg massieve houten fundering is geworden. Eigenlijk staat de fundering de bouw van een nieuwe brug
in de weg. Er wordt besloten de brug met een vierde boog uit te breiden, waarbij aan beide zijden van de toren kelders ontstaan.
De Jan Roodenpoortstoren werd in de 17de eeuw bewoond door de provoost, een officier van het stadsgarnizoen, en enkele soldaten. In de kelder was de keuken, daarboven kwam een grote woonverdieping
die deels in twee verdiepingen was gedeeld. Boven het woongedeelte waren twee zolders met gevangenishokken. Vanaf tweederde van de stenen romp begon de houtconstructie van de spits. Hier eindigden
ook het schoorsteenkanaal van keuken en stookplaats waarna de rook maar moest ontsnappen door kleine vierkante gaten in de boognis. In de noordelijke kelder was een uitbreiding van de keuken, de
zuidelijke kelder bevatte de uitbreiding van de gevangenis.
Niet alleen geharde criminelen, misdragende zeelui en dronken schavuiten kwamen hier in de gevangenis terecht. Ook kinderen werden er vastgezet. Zo gaat er een verhaal rond over een elfjarig jongetje
dat in 1735 ontsnapte uit het gevang van de Jan Roodenpoortstoren. Hij kroop ‘door het pottegat van het gevangenis’ en ‘verders door de traliën van de gang’ en zwom ‘met achterlating van zijn kleeren’
door het Singel naar de kant. Wat zo’n jong kind had misdaan om in het gevang te belanden, wordt niet verhaald.
In Nederland gold begin 19de eeuw onder het bewind van Napoleon de Code pénal. Gevangenen kregen daardoor bijna altijd de doodstraf, vaak door onthoofding op de Dam. De Amsterdammers gruwelden van het
wrede regime en kwamen in opstand. Omwonenden van de toren en de Torensluis bestormden in 1814 de gevangenis en bevrijdden de gearresteerden. Hierna wordt het gebouw als gevangenis afgekeurd en fungeert
nog enige tijd als kantoor waar soldaten worden gerekruteerd voor het Indische leger.
1829 is voor de Jan Roodenpoortstoren het rampjaar. Het onderhoud van de toren was al decennia verwaarloosd wat uiteindelijk funest bleek voor een hoekstijl. De toren begon hierdoor gevaarlijk te
hellen. Het gemeentebestuur besloot geen geld vrij te maken voor groot onderhoud van de verwaarloosde en door houtrot aangetaste toren. Het was domweg te duur voor de armlastige stad. Zo werd de toren
in 1829 voor fl. 11.000,- aan slopers verkocht.
Stadsbouwmeester Abraham van der Hart heeft de toren voor de afbraak nauwkeurig opgemeten en opgetekend zodat herbouw aan de hand van deze tekeningen mogelijk zou zijn. In de tweede helft van de 20ste eeuw werd drie maal een poging ondernomen om de Jan Roodenpoortstoren te herbouwen. Ondanks dat de oude bouwtekeningen geschikt waren voor een getrouwe reconstructie en ook de financiële middelen beschikbaar kwamen, vond de herbouw niet plaats door politieke tegenwerking.
Wel zijn na 2001 in de keitjesbestrating van de Torensluis de contouren van de toren met een andere kleur keitjes zichtbaar gemaakt. Dit gebeurde op de plek waar bij de restauratie van de Torensluis in 1960 werd vastgesteld dat het onderste deel van de Jan Roodenpoortstoren nog bestaat, inclusief fundamenten. Ook de kelders zijn nog altijd aanwezig en in 2022 gerestaureerd. Wie zich nu onder de gewelven van de brug waagt, kan zich, mede door de nog steeds aanwezige tralies, met wat verbeeldingskracht het ellendige gevang voorstellen.
Naam: Torensluis
Adres: Singel
Architect: -; -; Jan Adriaanszoon Leeghwater
Bouwjaar: -; 1602; 1648
Opdracht: Jan Roode(?); -; gemeente Amsterdam
De brug buiten de Jan Roodenpoort is in eerste instantie een houten brug over het Singel naar de lijnbaan van Jan Roode. De houten brug werd in 1602 vernieuwd.
De huidige Torensluis (brugnummer 9) is een 42 meter brede stenen brug (vandaar sluis in plaats van brug) met drie doorvaarten en een keldergewelf. Na de vrede van Munster (1648) krijgt Jan Adriaanszoon Leeghwater
de opdracht de houten brug onder handen te nemen. Hij ontwerpt een imposante en uitzonderlijk brede brug, met drie bogen, die de Jan Roodenpoortstoren aan weerszijden omsluit. De oostelijke vierde boog wordt deels
in beslag genomen door de torenvoet, de ruimten aan weerszijden dienen voor opslag van voorraden en als gevangenissen. Voor de fundering zijn ruim 1100 houten palen geslagen. Het was bij de bouw de bedoeling dat er
huisjes (winkels) midden over de brug zouden komen. Dit plan is niet uitgevoerd omdat er te veel verkeer over de brug moest gaan.
Bij de restauratie van 1960 bleek dat het gebruikte zandsteen voor de pijlers bewerkt was, iets wat voor onder water stekende delen niet heel zinvol is. Nog opvallender is de manier waarop de pijlers waren gefundeerd.
Ze zijn op de kale palen geplaatst waarbij de kespen, een lattenwerk om de palen bij elkaar te houden, nagenoeg ontbreken. Het natuursteen is gestapeld zonder specie, hooguit her en der een stuk lei om de
blokken te fixeren. Bij de restauratie is de fundering uitgebreid met 240 17 tot 18 meter lange betonnen palen.
In het fundament is aan de stadszijde de voet van de in 1829 gesloopte Jan Roodenpoortstoren, de toren die op de brug stond, nog aanwezig. Nu is in het plaveisel in lichtere keitjes de omtrek van de toren weergegeven.
De plaats kon worden vastgesteld toen bij de restauratie van 1960 de fundering van de toren werd gevonden. Op de brug staat sinds 1987 het standbeeld van Multatuli (alias van Eduard Douwes Dekker, 1820-1887), die in
de buurt (Korsjespoortsteeg) woonde, gemaakt door Hans Bayens. Hij is bekend van zijn roman Max Havelaar (1860), waarin hij de misstanden van het Nederlandse kolonialisme in Nederlands-Indië aan de kaak stelde.
Voorts hebben enkele nabijgelegen cafés er hun terrassen. In de 17de en 18de eeuw werd hier markt gehouden.
Dit is wat zich bovengronds afspeelde. De Torensluis heeft ook nog een ondergronds deel, het keldergewelf. Aan beide zijden van de brug kan men aan de stadszijde via houten trappen afdalen tot plateaus op grachtniveau.
Deze plateaus geven zicht in de middeleeuwse gewelven. Hier waren donkere kerkers met tralies waar gevangenen onder erbarmelijke omstandigheden werden vastgeketend aan de muur in afwachting van hun berechting. In de
kelder was een kleine stookplaats voor het bereiden van eten voor de gevangenen.
Broodje Aap:
Volgens sommige bronnen zou er een tunnel (hebben) bestaan tussen deze gevangeniscellen en de Boeien in het stadhuis (nu Paleis) waarlangs gevangenen verplaatst konden worden. Dit is zeker niet het
geval geweest. Men moest enkele grachten ondergronds kruisen terwijl de kennis en materialen voor het maken van een waterdichte tunnel niet aanwezig waren.
Na de verwoestende brand van het stadhuis in 1652 dienen de kelders van de toren en het gewelf enige tijd tot bewaarplaats van het goud en zilver uit de Wisselbank. Omstreeks 1900 werden hier decorstukken van een
spektakelstuk uit de Stadsschouwburg opgeslagen.
Maar waarom was de Torensluis zo breed gebouwd? Het is niet helemaal duidelijk maar het zou zomaar verkeerstechnisch kunnen zijn. Bij de brug hadden de beurtschepen op de voornaamste plaatsen van Brabant hun ligplaats.
Van hier voeren de bodediensten op Antwerpen, Brussel, Mechelen, Leuven en Gent. Tel daarbij de wagens en sleden voor goederenvervoer en er werd een keur uitgevaardigd voor de verkeersregeling. Vanaf 26 april 1668
moest verkeer uit de Torensteeg langs de noordkant van de toren en verkeer vanaf de Oude Leliestraat langs de zuidkant van de toren. Jacob Willemszoon hield als dienaar van provoost Laurentius een oogje in het zeil
en mocht de boetes als bijverdienste op zijn loon behouden.
Na een verbouwing aan het begin van de 21ste eeuw zijn de ruimtes onder de brug geschikt voor gebruik. In 2014 vragen Brug9buurt en StadsdorpBuurt7 de gemeente om de ruimtes een buurtfunctie te geven. Hun plannen worden echter doorkruist door een kraakactie van studenten. In 2017 zijn de studenten er weer uit en gunt de gemeente het gebruik van de Torensluis alsnog aan beide buurtgroepen. Buurthuis De Torensluis kan van start gaan. Stichting de Torensluis heeft in 2022 als huurder de ruimten als een plek voor de buurt van de gemeente Amsterdam opgeleverd gekregen. Helaas is het nog niet eerder mogelijk geweest om de ruimten af te bouwen en in te richten vanwege o.a. diverse lekkages. Voor enkele laatste investeringen tot gebruik doet de stichting een beroep op Centrum Begroot (gemeentelijke subsidie). Daarmee moeten de ruimtes in 2024 eindelijk geopend kunnen worden. De twee afzonderlijke gewelfkelders bieden in totaal plaats aan 120 mensen.
Wat de actuele status is, is niet duidelijk. Als passant geeft de ingang naar de kelder niet de indruk dat er iets te beleven is. Ook de website geeft geen actuele indruk. (2024)
Bronnen:
wikipedia.nl
Amstelodamiana, Jan ter Gouw
Ons Ameterdam (mb) 1961
Amsterdam.nl
detorensluis.nl
VVAB Binnenstad 199 april 2003