Naam: Bolwerk De Blo(e)m, Bolwerk R(e)ijkeroord
Adres: Tweede Marnixplantsoen
Bouwjaar: 1614
Opdracht: Gemeente Amsterdam
Bolwerk De Blom was gelegen waar nu het Tweede Marnixplantsoen is. De binnen de ommuring liggende Bloemgracht tussen Lijnbaansgracht en Prinsengracht zou hier naar genoemd zijn. Aannemelijker lijkt
het dat de naamgeving van de korenmolen De Bloem afkomstig is.
Al in de 16de eeuw stond een molen De Bloem op een 'stuckzen lants' buiten de Regulierspoort (voor 1544 tot na 1560). Op de kaart van Cornelis Anthonisz uit 1544 staan daar vier molens afgebeeld,
de meest westelijke, bij de Regulierspoort, zou De Bloem zijn.
De volgende molen, de tweede van deze naam, stond aan het Rootscherlaeckenspadt ten westen van de Jan Roodenpoort in de huidige Jordaan, ongeveer bij het begin van de Bloemgracht. Uit de archieven blijkt
dat Wouter Jansz. en Gerridt Remmertsz., molenaars, in 1614 van de stad een stuk grond van 40 bij 20 voeten op bolwerk De Bloem huurden voor de plaatsing van een molen en twee woningen. Het is onduidelijk
of zij al molenaars waren op de te verplaatsen molen. Het is zelfs niet duidelijk of er enige binding tussen de molens was anders dan de naam.
Na de plaatsing heeft standerdmolen De Bloem hier tot 1768 dienst heeft gedaan. Aan de Marnixstraat 285 is nog een gevelsteen van deze molen te zien.
Op het bolwerk werd vanaf 1655 (her)begraven. Het Westerkerkhof bij de Westerkerk werd in dat jaar geruimd uit angst voor besmetting met de pest waarbij de lijken werden overgebracht naar dit Raamkerkhof
in beheer bij de hervormde gemeente. In de patriottentijd (1780-1787) was men een andere mening toegedaan: ’omdat het in de buurt was van aanzienlijke inwoners waaronder de heren van regeringe wier
neuzen te delicaat waren om dien stank te hebben’.
Vanaf 1672 heette het bolwerk ‘Rijkeroord’, verwijzend naar Rietwijkeroord een voormalige polder bij de Nieuwe Meer.
In het gemeente archief zijn stukken te vinden die melden dat: Willem Claesz op 27 maart 1662 een kwart van een slijpmolen met toebehoren verkocht aan Mattheus Tavenier. Op 5 juli 1685 vond er verkoop
plaats door de Erven Mattheus Tavenier aan Henrik Teunisz Kleinbos. Dan wordt gewag gemaakt van 1/4 molen met de naam De Bloem gelegen bij de Raampoort op het bolwerk.
In 1691 verkocht Crijn Jochemsz Steen aan Jochem Steen 1/4 molen en 1/4 huizinge met als omschrijving De Bloem op het bolwerk bij de Raampoort aan het einde van de Bloemgracht. 1 juni 1715 werd er verkocht
door de door Erven Goosen Elfrink en Annetje Willems weduwe van Goosen Elfrink. Kopers zijn Crijn Steen en Johannes Vestenburg en zij verwerven 1/4 molen en 1/2 woonhuis, op het Bolwerk Westerkerkhof bij
de Raampoort, genoemd De Bloem. De Erven Jochem Steen en de Erven Johannes Vestenburg verkopen in september 1744 De Bloem, een 1/2 molen, stal en verdere opstallen, op het bolwerk van het Westerkerkhof,
aan Jacob Nome.
Op 23 november 1802 kocht Dirk Willem Steen van de Erven Jacob Nome De Bloem, 1/3 molen met huizing, bij de Raampoort op het bolwerk Westerkerkhof aan het einde van de Bloemgracht. Waaruit blijkt dat de
molenaars langdurig eigenaar van de molen waren.
Inmiddels was er in november 1761 een grote brand op het bolwerk geweest. De molen is hierbij verbrand of zwaar beschadigd en zodoende werd de molen in 1768 nieuw opgebouwd door molenmaker Johannes van Zijl.
De molen wordt herbouwd als stellingmolen en de naam wordt opnieuw De Bloem.
De stadsmuur tussen de bolwerken Slotermeer en Rijkeroord werd in 1862 gesloopt. Aansluitend komt op 16 oktober 1877 het besluit van burgemeester en wethouders dat de molen, die op stadsgrond stond, moest
worden afgebroken in verband met het doortrekken van de Marnixstraat. De toenmalige eigenaar, de familie Pouwels, liet hem in het daaropvolgende jaar afbreken en herbouwen aan de Haarlemmerweg 465, toen
nog in de gemeente Sloten gelegen. Het perceel waarop de molen werd gebouwd was een weiland dat toebehoorde aan Pieter Pouwels zonder beroep en de houthandelaar Hendrik Pouwels. Zij hadden het terrein
gekocht van veehouder Jan Schipper. De firma Theodorus Peppink & zoon van de Looiergracht 32-38 herbouwde de molen.
In 1875 kreeg de gemeente de terreinen van het Wester- en Noorderkerkhof op de bolwerken in handen. De gemeente betaalde hiervoor een vergoeding van 903,15 gulden voor de bomen en opstallen. In 1876 werd besloten de voormalige begraafplaats in te richten als plantsoen en wandelplaats, ter vervanging van andere op te ruimen plantsoenen waar huizen werden gebouwd. Een deel van de botresten werd in 2000 bijgezet in een ossuarium op de Nieuwe Noorder. Daar, op een kleine uitbreiding van de begraafplaats, is een eenvoudig monumentje opgericht.
Bronnen:
wikipedia.nl
De naam van onze straat, J.A.Wiersma
molendatabase.nl
Amstelodamum
Stadsarchief Amsterdam
molenwereld.com