Het Diaconie Weeshuis 1678-1811
Zorg voor armlastige gemeenteleden en hun nabestaanden behoort tot de taak van een diaconie.
Diakenen van de Evangelisch-Lutherse gemeente Amsterdam waren sinds 1670 de mening toegedaan dat deze zorg ten opzichte van wezen het beste tot zijn recht zou
kunnen komen door de stichting van een afzonderlijk weeshuis. De middelen hiertoe ontbraken echter, totdat de schenking van een huis aan de Lauriergracht aan
de diaconie de verwezenlijking van het plan mogelijk maakte.
Het al bestaande gebouw waar in 1678 het weeshuis De Laurier wordt gevestigd is een schenking van de lutherse koopman Jan Geerkens (1637-1678) die kort na de
schenking overleed. Het pand is in de achttiende eeuw meerdere keren uitgebreid. De negen vensters brede gevel met middenrisaliet en gesneden fronton is uit
1757. Het gebouw was toen 'van vooren deftig vertimmerd'. In de gevel is een hardstenen poortomlijsting met een gesneden deur en snijraam.
Door de poort en gang kwam men op een grote vierkante binnenplaats waar omheen het weeshuis was gebouwd. In het midden een bleekveld, afgeschut met een achtkantig
houten hek. Tegelijkertijd is een dwarsvleugel met regentenkamer gebouwd. Het jaartal 1784 in het fronton is aangebracht na een serie verbouwingen aan het
interieur.
In de oostelijke vleugel waren de woning voor de binnenvader, het spreek- en betaalvertrek van de regenten en de Regentenkamer, van hier kwam men in de grote
eetzaal. Onder de eetzaal was het broodhuis en er boven de was- en droogzolders. Verder waren hier de woningen van de schoolmeester en de apotheker.
De noordelijke vleugel had ruimtes voor de Regentessenkamer, het eetvertrek voor de suppoosten, de keuken en de apotheek. Boven waren de slaapvertrekken voor
de jongens en een ruimte voor de naaimeisjes.
In de westelijke vleugel bevonden zich de bakkerij, de breiwinkel, de linnennaaikamer en de ziekenkamer voor de jongens.
De zuidelijke vleugel (aan de gracht) gaf onderdak aan de school en op de verdieping aan de wollennaaiwinkel en de kleine meisjesslaapkamer.
Begin augustus 1678 was al en vleugel van het weeshuis gereed en maakten de binnenvader en binnenmoeder en een schoolmeester hun entree. Op 22 september 1678
werden de eerste 6 kinderen opgenomen, waarmee het weeshuis feitelijk in gebruik was genomen.
Het heeft een hoofdgebouw en twee losstaande vleugels op het binnenterrein. Op die manier konden de jongens en meisjes in het weeshuis worden gescheiden. In
het weeshuis werd onderwijs gegeven. Weesjongens worden als werkjongens bij ambachtslieden in de leer gedaan. Meisjes moeten in de huishouding werken. In het
weeshuis is een bakkerij die ook het brood bakt voor uitdeling aan de armen. Vanaf 1783 is er een apotheek en een schoenmakerswinkel aan het weeshuis verbonden.
Diakenen hadden inmiddels een College van Regenten benoemd, bestaande uit drie dienende diakenen en drie "assesseurs" (plaatsvervangers), gekozen uit de daarvoor
in aanmerking komende gemeenteleden. De regenten kwamen op gezette tijden bijeen, of als Weeshuisvergadering, of met de oud-regenten als Grote Weeshuisvergadering.
De combinatie van de Grote Weeshuis- met de Grote Diaconie Vergadering werd de Grote Diaconie Weeshuis Vergadering genoemd.
In 1811 moest het Diaconie Weeshuis aan de Lauriergracht, dat een bestemming zou krijgen als militair hospitaal, op bevel van de maire van Amsterdam worden
ontruimd. Op 30 april 1811 werd de bevolking van het weeshuis ondergebracht in het Diaconie Huis aan de Nieuwe Keizersgracht 120.
Het weeshuis had, net als het r.k.Jongensweeshuis aan de overkant van de gracht, last van weesjongens die op alle mogelijke manieren aan geld voor drank probeerden te komen.
Het was daarom banken van lening verboden geld aan weeskinderen uit te lenen.
Van weeshuis tot militair logement
De wezen vertrokken om het pand vrij te maken als hospitaal. Als hospitaal was het van 1811 tot 1813 in gebruik. De wezen kwamen hierna echter niet meer terug.
In 1832 werden er cholera-patiënten verpleegd. Later volgen een school en vanaf 1881 is er de Laurierkazerne, een logement voor doortrekkende officieren
van het KNIL. Dit duurde tot 1940.
Gelijktijdig heeft het weeshuis tot 1930 als politiebureau gediend. De agenten van dat posthuis speelden een rol in de strijd tussen het gezag en de socialisten. Na
een protestvergadering van het Werklozen Comité aan de Lauriergracht breken onlusten uit. Het is bekend als het Jordaanoproer van 4 juli 1934. Tegenstanders
van de NSB demonstreren tegen de verlaging van de werkloosheidsuitkering.
Na de oorlog werden in het voormalig weeshuis leden van de NSB, velen getrouwd met een Duitse vrouw, met gezin en al vastgezet. Voor de deur stond een militair
met een geweer op wacht. Vreemd genoeg werden er ook 'goede' Nederlanders, die in Duitsland gewerkt hadden, tijdelijk gehuisvest.
Overige bestemmingen
Rond 1952 doet het dienst als Jeugdhotel 'De Laurier' van de Stichting Zomerakkommodatie. Omsreeks 1971, als er in het Vondelpark geslapen en geblowd wordt, is
'De Laurier' een alternatieve hulpinstelling voor drugsgebruikers. Hier werden flippende personen uit het Vondelpark met een busje naar toe gebracht. Er was ruimte
voor meer dan 100 personen en in de ziekenkamer van 'De Laurier' werd intensief samengewerkt met een psychiater en verpleegkundigen van de GG&GD.
De veteranen uit het eerste Comité Zuid-Afrika, Stella Hilsum, Ed van Thijn en voorzitster Conny Braam waren, samen met andere leden van het AABN (Anti-Apartheids
Beweging Nederland), vanuit hun kantoor in het weeshuis aan de Lauriergracht 'live' getuige van Mandela's vrijlating op 11 februari 1990.
Een andere bewoner was Nederlands Palestina Komitee [NPK], een onderdeel van een mondiale beweging tegen uitbuiting, onderdrukking, discriminatie en racisme.
Het gebouw is een tijdje een jeugdhotel geweest en er werden drugsgebruikers opgevangen. Daarna herbergt het een aantal kleine zelfstandige bedrijfjes en was er
een kantoor van Spirit, een instelling voor opvang van jongeren.
Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam is de eigenaar van het pand en zal er na de restauratie opnieuw kleine bedrijven in huisvesten.
Waterkelders
Tijdens het restaureren van de fundamenten van het weeshuis zijn in 2010 unieke waterkelders aangetroffen. In Amsterdam waren veel kleine waterkelders, onder
meer onder woonhuizen. Maar zelden verkeren ze in goede staat. Deze twee waterkelders konden ieder honderdduizend liter bevatten. Alleen onder het Burgerweeshuis
en het Maagdenhuis zijn vergelijkbare waterkelders. Meestal zijn dan delen ervan gesloopt en ontoegankelijk. Waterkelders werden vooral gebruikt om zeker te zijn
van een geregelde watervoorziening.
Opvallend is dat op de bouwtekeningen van het weeshuis slechts één waterkelder was aangegeven.
Bij de oorspronkelijke restauratieplannen zou, door het niet bekend zijn van de plaats van de waterkelders, dwars door de kelders een nieuwe fundering zijn
aangebracht. Na de ontdekking van de waterkelders zijn de funderingsplannen aangepast. Hierna zijn de kelders via luiken in de vloer toegankelijk gemaakt.