Naam: Bolwerk Leeuwenburg of Blauwhoofd
Adres: Barentszplein
Bouwjaar: circa 1610
Opdracht: Gemeente Amsterdam
Dit bolwerk is het meest noordwestelijk gelegen verdedigingswerk aan het IJ, gelegen op het punt dat we nu kennen als Barentszplein en toen nog buitendijks gelegen rietland. Officieel is de naam Leeuwenburg, een verwijzing naar het aanwezige stadswapen gedragen door twee leeuwen. Het bolwerk was afgewerkt met blauw-grijs arduinsteen en viel hierdoor al vanaf afstand op. Voor de Amsterdammer voldoende om het Blauwhoofd te dopen. Op het bolwerk stond de standerdmolen De Bok.
In 1717 waaide de korenmolen om en werd in 1718 opgevolgd door stellingmolen De Bok. Deze achtkantige bovenkruier was een imposante verschijning en een geliefd object voor tekenaars en, later,
fotografen. In 1832 is Jan Coenraad Weers er molenaar en eigenaar voor de helft. Voor de andere helft zijn eigenaar H.F.Johanningmeijer en H.Marreveld. In 1877 is A.J.G.Verster eigenaar van de molen,
maar ook van de aanliggende huisjes en de lijnbaan De Groote Zeevaart. In maart 1877 vroegen Burgemeester en Wethouders advies aan de stadsadvocaat over de rechtspositie van de eigenaren van de molen
de Bok op het bolwerk Blauwhoofd. De stad wilde ten behoeve van de verbetering van het openbaar verkeer beschikken over de grond, waarop die molen met enige woningen stond. Op 3 april diende mr.
P.A.Brugmans een uitvoerige memorie in, met de conclusie, dat aan een billijke transactie met de eigenaren de voorkeur moest worden gegeven boven een procedure naar de scherpte des rechts.
Verster werd kort hierna geconfronteerd met het verzoek van het stadsbestuur om in verband met de aanleg van het Westerkanaal en verbetering van de stadsinrichting de molen en aanpalende huisjes voor 1
december 1880 af te breken. Op 26 april 1877 schreef ingenieur-architect A.L.van Gendt samen met Verster aan de wethouder van Financiën mr. G.van Tienhoven, dat zij zich wilden verplichten de Bok met
de twee huisjes voor of op 1 december 1880 te slopen, als de straat langs de lijnbaan zou worden aangelegd. Volgens voordracht van Burgemeester en Wethouders van 24 mei 1877 keurde de raad deze
transactie goed op 6 juni van dat jaar. Een brand in 1879 waarbij de molen verloren gaat versnelde dit proces.
Van het bolwerk liep de stadsmuur naar het westen, ongeveer langs de huidige Barentszstraat, tot aan het volgende bolwerk, De Bocht, nu Zoutkeetsplein, waar het Westerkanaal nog niet was gegraven.
Buiten de stadsmuur stonden eerder twee Stadsvuilwatermolens. Eind maart 1783 was één van deze molens afgebrand en de andere werd in hetzelfde jaar voor afbraak verkocht. In 1841 werd op de plaats
van de afgebroken molen een nieuwe bovenkruier- stellingmolen gebouwd, de houtzaagmolen Het Klaverblad. De zaagschuur mat 34 bij 12 meter en de bovenas bevond zich 19,30 meter boven het maaiveld.
Aan beide zijden waren uitstekken voor de zaagsleden en sleephellingen. Bij de molen was een havenkom gemaakt, waarheen de te zagen stammen uit het Westerdok werden aangevoerd. Te land was er een
verbinding met de Spaarndammerdijk. In 1877 is de molen afgebroken om plaats te maken voor woningbouw en verkocht naar Steenwijk. De zaagmolen Het Klaverblad, stond ter hoogte van de huidige
Roggeveenstraat tussen Van Linschotenstraat en Van Neckstraat.
Maar even terug naar de vuilwatermolen. De kwaliteit van het water in de grachten heeft eeuwenlang zorgen gebaard. Teneinde hier verbetering in te brengen werden in 1650 buiten de Haarlemmerpoort drie watermolens gebouwd die het water uit een boezem moesten uitmalen in het IJ. Het water uit de grachten werd door sluizen of duikers geloosd in deze boezem. De molens bleken echter weinig uit te richten en werden in 1667 afgebroken. 2 juni 1687 werd de bouw van vier vuilwatermolens goedgekeurd, waarvan er twee dichtbij de oude plaats buiten de Haarlemmerpoort kwamen en twee aan het einde van de Nieuwe Vaart bij Zeeburg.
De stadswatermolens hadden een vierkante gemetselde voet van één verdieping waarbinnen zich een scheprad bevond. De vier molens konden het stadswater maar 2,5 cm per etmaal doen dalen. Dit was voldoende om het water dat door lekking of schutting in de stad kwam, weer af te voeren. Regenwater en opwellend grondwater vielen daar dus buiten. Rees het buitenwater tot 60 cm boven peil, dan konden de molens helemaal geen dienst meer doen. Het nut van de stadsvuilwatermolens was dus beperkt voor de milieuhygiëne van de stad.
Lijnbaan de Groote Zeevaart was gevestigd op het bolwerk Leeuwenburg waar de paardenloop stond. De paardenloop is een door paarden aangedreven molen die de touwvezels in elkaar draaide. De lijnbaan gebruikte al voor de 18de eeuw de hele strook land tussen het bolwerk Leeuwenburg en bolwerk De Bocht (nu Barentszstraat) en verdween met de aanleg van de huizenblokken. In 1687 komt de lijnbaan voor in de notariële archieven als de erven Krijntje Olican, weduwe van Jan Lansman de lijnbaan verkopen. Het huis De Lansman, lijnbaan de Grote Zeevaart, opstal, getimmerte van een grote en kleine lijnbaan en erf worden gekocht door Eva de Wilde weduwe van Jan Lijnslager. Eerst in 1760 komt de lijnbaan weer in de verkoop door de erven Eva de Wilde weduwe van Jan Lijnslager. Koper is Kornelis van Laer. In 1797 gaan de erven Kornelis van Laer en echtgenoot Cecilia van der Vliet over tot verkoop. In plaats van één koper zijn er nu zeven kopers: Jacobus Hancock, Olfert Molenaar, Cornelis Hartsen, Arnoud Jan van Brienen van wie niets terug te vinden is over een eventuele verkoopdatum; Anna Margaretha Arntzen weduwe van Fredrik Luderus en Jan Isaac de Neufville Brants verkopen hun belang in 1801 aan de eerste drie genoemde personen en Andries van Aalst verkocht zijn belang al in 1799.
Natuurlijk gebeurden er ook ongelukken op de moles en de Middelburgsche Courant bericht op 19 januari 1830 hierover het volgende: ‘AMSTERDAM den 17 januarij. Donderdag heeft alhier het volgende ongeluk plaats gehad. George Stephan Schuppius Donker, oud 20 jaren, broodbakkers-knecht, voor zijnen meester eene boodschap aan den molen de Bok, aan het Blaauwboofd, zullende verrigten, liep, op den molen geklommen zijnde, de verkeerde deur uit, langs welke de wieken draaiden, en bekwam door eene der wieken zulk eenen geweldigen slag, dat de ongelukkige met verbrijzeld bekken en verdere hoofdbeenderen, van de stelling geworpen werd en dood ter aarde viel.’
Bronnen:
wikipedia.nl
amsterdam.nl
molendatabase.nl
amsterdamsverleden.nl/middeleeuwse-stadsmuur
www.bolwerken.amsterdam.nl
stadsarchief Amsterdam notariële akten