Naamherkomst: De naam van de kade is ontleend aan de gebroeders Cornelis (Gouda, 2 april 1565 - Atjeh, 1 september 1599). en Frederik de Houtman (Gouda, 1571 - Alkmaar, 21 oktober 1627),
die in 1595/1597 de eerste reis onder Nederlandse vlag naar Oost-Indië maakten in opdracht van Amsterdamse kooplieden in de Compagnie van Verre. Cornelis maakte een tweede reis naar Oost-Indië
in 1598, deze keer als admiraal van enkele schepen. Op deze reis werd hij bij Atjeh aan boord van zijn schip door de lokale bevolking vermoord.
Opvallend is dat de Houtmankade het enige water in Amsterdam is waar dezelfde kadenaam voor beide zijden van het water wordt gebruikt. Kade wordt gebruikt bij scheidingen van buurten waarbij
de overkant een andere naam krijgt. Is dit niet het geval dan is het een gracht.
Naam: Laboean, Bindjeij, Medan
Adres: Houtmankade 20-24
Architect: Willem Hamer
Bouwjaar: 1895
Opdracht: P.W.Janssen
Al sinds de middeleeuwen was de Spaarndammerzeedijk (Haarlemmerdijk) één van de belangrijkste waterkeringen van Holland. De dijk bood bescherming tegen overstromingen van het IJ en was de verbinding over land met Haarlem. Een probleem was echter het onderhoud, elk dorp was hier zelf verantwoordelijk voor. Dijkdoorbraken kenden een grote regelmaat, wat pas veranderde toen de dijk onder het beheer van het hoogheemraadschap Rijnland kwam. Buiten de vierde Haarlemmerpoort lag in de Singelgracht een stenen muur tussen de stadswal en de dijk . Deze muur, de Westerbeer, diende als waterkering tussen het IJ en de stadsgracht . Het buitendijkse land was drassig, binnendijks waren de weilanden van de Overbrakerbinnenpolder.
Met de aanleg van de dijk voor het Westerdok, de Westerdoksdijk, Van Diemenstraat en Tasmanstraat kwam het buitendijkse land van de Overbrakerbuitenpolder binnendijks te liggen. Dit bracht ingrijpende veranderingen mee tussen IJ en de Haarlemmerpoort. De waterkering Westerbeer was overbodig geworden en werd in 1874 verkocht voor sloop. Het Westerplantsoen werd in 1845 aangelegd op de voormalige stadswal van Leeuwenburg tot Westerbeer. Een vergroting naar het westen volgde in 1857 en liep toen van Planciusstraat tot de nog niet bestaande Houtmankade.
De aanleg van het Noordzeekanaal zorgde ook in de stad voor noodzakelijke aanpassingen. Er moest een direkte verbinding van de Kostverlorenvaart via de Singelgracht met het IJ komen. De aanleg van dit Westerkanaal met de daarin gelegen schutsluis werd in 1874 aanbesteed. Het 36 meter brede kanaal doorsneed het Westerplantsoen van zuid naar noord. Kort hierna kocht de gemeente Amsterdam de terreinen ten noorden van de spoorlijn Amsterdam-Zaandam. De bouw van de Spaarndammerbuurt kon beginnen. Het Westerplantsoen en de Westerbegraafplaats maakten plaats voor nieuwe straten en bebouwing. Langs het Westerkanaal ontstond de Houtmankade.
In 1869 werd de Deli Maatschappij opgericht door Peter Wilhelm Janssen (1821-1903) en de op Java gestationeerde tabaksplanter Jacob Nienhuys (1836-1927). Deze nieuwe maatschappij had als doel
het ontginnen en in kuituur brengen van gronden in Deli op de oostkust van Sumatra. Dit bracht een toenemende stroom van koloniale producten, waaronder de excellente Delitabak, naar Amsterdam.
Voor de opslag hiervan waren pakhuizen noodzakelijk. De maatschappij vond hiervoor de ruimte aan de Houtmankade 20-24 op de hoek met de Nova Zemblastraat, toen nog Roggeveenstraat welke werd
doorsneden door het nieuw gegraven Westerkanaal. Architect Willem Hamer maakte een ontwerp in neo-renaissancestijl. De bouw werd op 22 juli 1895 aanbesteed. Op 14 september kon directeur Janssen de
eerste steen leggen.
De pakhuizen kregen namen die verwijzen naar de locaties Laboean (Labuhan) (20), Bindjeij (Binjai) (22) en Medan (24) in het sultanaat Deli op Sumatra in het huidige Indonesië, waar de Deli
Maatschappij bezittingen had.
Janssen begon zijn carrière in Bremen op 15-jarige leeftijd bij een handelskantoor in onder andere tabak. In 1843 trad hij in dienst bij de firma Lavino in Amsterdam. In 1850 associeerde
hij zich met de graanhandelaar Barnstorff, met wie hij tot 1863 zou samenwerken. Hij bleef graanhandelaar tot 1867. Toen leerde hij Jacob Nienhuys kennen die net had ontdekt dat in het sultanaat
Deli aan de noordkust van Sumatra tabaksbladeren van zeer hoge kwaliteit konden worden verbouwd. Janssen en Nienhuys richtten samen de Deli Maatschappij op met het hoofdkantoor in Medan.
Janssen investeerde de benodigde fl. 30.000,-, terwijl de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) voor 50% aandeelhouder wordt. Nienhuys was de bestuurder van de plantage ter plaatse, Janssen
zorgde voor de verkoop vanuit Amsterdam. Al in 1870 moest Nienhuys de Sumatraanse oostkust verlaten om een aanklacht voor het doodgeselen van zeven koelies te ontlopen.
De 24-jarige Jacob Theodoor Cremer (1847-1923), in dienst van de Nederlandsche Handel-Maatschappij zou Nienhuys opvolgen en bracht de Deli Maatschappij tot een aanzienlijke bloei. Toen Cremer in 1883 naar Nederland
repatrieerde was het aantal ondernemingen van deze maatschappij gestegen van 1 tot 11, het aantal pakken tabak (±158 kg.) van 1.315 in 1870 tot bijna 22.000 in 1883, het maatschappelijk kapitaal
van fl. 300.000 tot 2 miljoen gulden, terwijl van 1871 tot 1883 jaarlijks gemiddeld 73 % dividend werd uitgekeerd. Er was aan het eind van de 19de eeuw 120.000 hectare in cultuur gebracht.
Janssen is mede hierdoor zeer vermogend geworden en is vooral beroemd geworden door het grote aantal goede doelen die hij oprichtte, bestuurde of financieel steunde. De Bouwonderneming Jordaan NV, samen met Jacob
Cremer, is slechts één van de vele voorbeelden. Het P.W.Janssenhofje aan de Da Costastraat is grotendeels door hem gefinancierd. Hij woonde aan de Herengracht 215 en verhuisde in 1859 naar
Keizersgracht 688.
Ook Nienhuys bouwde in de tabakshandel een flink kapitaal op en liet in 1888 het natuurstenen grachtenpand aan de Herengracht 380-382 bouwen, met vrijwel elke kamer in een andere stijl. Ook hij
was filantroop en financierde onder meer de Maatschappij voor Volkswoningen in Amsterdam.
De Deli-Maatschappij was opgericht als tabakscultuurmaatschappij met een concessie voor het sultanaat Deli in Sumatra. De aanvankelijke
tabaksactiviteiten zijn afgestoten en nu richt de maatschappij zich op de handel in hout en bouwmaterialen voor de doe-het-zelfmarkt met onder andere de merken Bruynzeel en Lundia.
Over de toenmalige arbeidsverhoudingen in Noord-Sumatra bij de Deli Mij schrijft de Indonesische onderzoeker Budiman Minasny, hoogleraar grondgebruik aan de Universiteit van Sydney: ‘Het was
daar aan het einde van de 19de eeuw het Wilde Oosten. Er bestond geen toezicht van een overheid. De Nederlandse plantagehouders deden precies wat ze wilden. De Deli Maatschappij haalde na 1880
zeker 20.000 koelies uit China. Vanuit Sumatra zijn er een half miljoen Chinezen en Javanen gerekruteerd. Dat ging door tot eind jaren twintig van de 20ste eeuw. Ze leefden onder barbaarse
omstandigheden op de plantages. Er kwam pas een einde aan deze praktijk met de recessie van 1929. De tabakshandel viel weg en Amerikanen wilden de Nederlandse tabaksplantages kopen, maar zonder
dwangarbeiders.’
Het na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijke geworden Indonesië nationaliseerde in 1957 de tabaksbezittingen van de Deli Maatschappij. Vooruitlopend daarop verbreedde de Deli Maatschappij haar activiteiten naar de
verbouw en handel in andere koloniale producten als thee en rubber. Zo werd in 1953 (grotendeels) overgenomen: Deli-Djakarta Mij. en de Deli-Djakarta Rubber Mij. en nv Beleggings- en Beheersmij.
De Amstel. In 1954 werd de Tabak Mij. Arendsburg en de daaronder vallende Deli Cultuur Mij. verworven. In de loop van 1954 omvatte de Maatschappij achttien tabaksondernemingen. Daarnaast elf
rubberondernemingen en een oliepalmonderneming. In 1972 werd de houthandel Jongeneel overgenomen, waarna de Deli Maatschappij ook een sterke positie kreeg in de Nederlandse markt voor hout- en
bouwmaterialen. Vanaf de oprichting tot de overname door Universal Leaf Tobacco Company (ULTC) in 1986 stond de Deli Maatschappij als hoofdfonds genoteerd aan de Amsterdamse effectenbeurs. Na
de overname werd het bedrijf gesplitst in de tabaksgerelateerde activiteiten (Deli-HTL) en de handelsmaatschappij voor andere producten, die Deli Universal (DU) ging heten. Sinds 1 september
2006 is de naam weer Deli Maatschappij.
Het onderdeel Deli Building Supplies (DBS) is in 2015 verkocht aan PontMeyer. De hout- en bouwmaterialenhandel Deli Home Holding is nu nog de enige activiteit van Deli Maatschappij.
In 1958 volgde de verplaatsing van de tabakshandel naar Bremen. Zowel hierdoor als door de veranderingen op het gebied van goederenvervoer verdween de behoefte aan (tabaks-)pakhuizen voor tijdelijke opslag. De pakhuizen werden in de 80-er jaren afgestoten naar Impo Trading en Management. Zij gaven opdracht tot de verbouwing naar 24 appartementen.
Naam: De Kleine Houtman
Adres: Nova Zemblastraat 2-6
Architect: A.J.v.d.E.
Bouwjaar: 1986
Opdracht: Impo Trading en Management
Voor de verbouwing van de voormalige tabakspakhuizen Laboean, Bindjeij en Medan van de Deli Maatschappij kwam de opdracht van Impo Trading en Management. Met de renovatie van de panden aan de Houtmankade
veranderde ook de adressering. De ingang voor alle 24 nieuwe appartementen kwam in de Nova Zemblastraat 2-6. De renovatie waarbij alle ruimten een woon- of werkfunctie kregen, vond plaats in 1986, waarbij
het uiterlijk zoveel mogelijk werd behouden. Om alle appartementen bereikbaar te maken is het middengedeelte van pakhuis Bingjeij afgebroken (uitgekernd) en vervangen door een lichthof/galerij. Het achtergedeelte
van Bindjeij is verbouwd tot een gezamenlijk trappenhuis met lift. Het buitenterrein achter de pakhuizen is overdekt met een plat dak met lichtkoepels en verbouwd tot de hoofdingang, hal en bergingen. De
wooneenheden zijn verdeeld over vijf verdiepingen. Na de renovatie kreeg het complex de naam De Kleine Houtman.
Op aangeven van de Gemeente Amsterdam is als onderdeel van de verbouwing het lichthof aangelegd met het kunstwerk ‘natuurfragmenten driedimensionaal’ naar een ontwerp van beeldhouwer Ger Zijlstra.
Bronnen:
wikipedia.nl
Amsterdamopdekaart.nl
Amstelodamum 1988