Naam: De Goudsbloem
Adres: Prinsengracht 323
Architect: -; -; Gerard de Klerk / Bart van Kasteel; Erwin Spijker
Bouwjaar: 1617; 1913; 1970; 2016
Opdracht: -; -; Hotelmij 'Oud Amsterdam'; Riverland Coöperatief
Houtkoper Claes Pietersz kocht dit erf op 12 januari 1617 voor fl. 607,-. Hij wist daar de twee erven aan de zuidzijde (325-327) bij te kopen en richtte daar een houttuin (houtopslag) op.
Vier jaar later, in april 1621, droeg hij de twee noordelijkste erven (323-325) over aan de huistimmerman Cornelis Barteltsz met de houttuin en het getimmerde daarop. Voorwaarde bij de verkoop
was dat Cornelis er geen houtkoperij mocht houden en niet binnen de twee jaar de erven mocht doorverkopen.
Anthoni Thijsz (-1634) koopt Keizersgracht 224 in 1633 en volgens de beschrijving worden dan ook de stal en dit woninkje aan Prinsengracht 323 geleverd. Als in 1680 Christoffel Thijsz overlijdt
blijkt uit de aangifte voor de belasting dat het kleine huisje en stal worden bewoond door een verver.
Wat daarna gebeurt is niet bekend maar in mei 1643 staat hier een brouwerij de Goudsbloem met een woonhuis ernaast. Op de vierde van die maand kocht David van Gansepoel (1609-1652), zoon van
Paulus van Gansepoel (1570-1625) en Maria Lancelot de Rénialme (1572-<1645), deze brouwerij van de erfgenamen van Susanna de Bas(t), een lid van het bekende geslacht van brouwers in het Lam
aan het Singel 460, voor een bedrag van fl.23.000,-. De naam De Goudsbloem bleef bestaan, maar David van Gansepoel had belangen in suikerraffinaderijen en ging dat beroep hier ook uitoefenen.
In het begin van de 18de eeuw kwam de raffinaderij in het bezit van de familie van Rensselaer. De familie van Rensselaer koopt hier vele panden, op dit stukje behalve de twee eigen huizen 323 en
325 ook nog 327 en 329, maar vanaf 1782 krijgen ze een concurrent in de nieuwe eigenaar, Pieter van Winter (1745-1807), van huis Saxenburg. Hij laat het tot koets- en pakhuis verbouwen en lijkt
ook de naam De Gouden Arent te geven. Op 2 december 1813 reed vanaf hier de koets uit naar de Willemspoort voor de feestelijke entree per koets van Koning Willem I.
Begin 20ste eeuw werd het oude pakhuis verbouwd tot een 6 verdiepingen hoog dubbel pakhuis, nummer 323-325, in eigendom van de Technische Unie. In het pakhuis werd een nieuwe gevelsteen
‘Van outs genaemt De Goutsbloem anno 1616 ren.1913’ aangebracht.
Bij de aankoop door Pulitzer in 1968 werd er door de architecten Gerard de Klerk en Bart van Kasteel voor gekozen het oude pakhuis te slopen en het 20ste-eeuwse pakhuis een ouder
uiterlijk te geven. De nieuwe gevel van 323, een neutrale nauwelijks opvallende gevel, werd ongeveer 5 meter naar achteren geplaatst, waardoor een klein voorplein ontstond. Voor de renovatie van
2016 werd een nieuwe ingangspartij gebouwd, ontworpen door Erwin Spijker van Studio Y architecten & adviseurs. Het hotel wilde graag een reconstructie van het 19de-eeuwse dubbele
pakhuis op 323-325, maar dat stond het bestemmingsplan niet toe. Het voorstel voor een historiserende gevel met een herplaatste geveltop, aansluitend aan de traditie van het hotel sinds 1970,
mocht weer niet van de Welstandscommissie. Het uiteindelijke resultaat is een eigentijds ontwerp: een zwarte gevel, een abstractie van een grachtengevel. In de nieuw ontstane voorhal is de
gevelsteen na de renovatie van 2016 ingemetseld en aan het plafond hangt de vleugel die in 1984 is gebruikt bij het eerste Prinsengrachtconcert en toen tijdens het transport naar het ponton
schade heeft opgelopen.
Dit pand behoort tot de eerste gebouwen van het Pulitzer Hotel en vormt de hoofdingang. Architect Bart van Kasteel heeft de verbouwing en herstel vorm gegeven.
In 1997 kreeg het hotel een nieuwe huisstijl die meer eenheid moest creëren. In 2016 volgt een grote renovatie waarbij de fundering wordt hersteld, de bewegwijzering door het hotel aangepast en kamers opnieuw worden ingericht en gedecoreerd onder leiding van architect Erwin Spijker en binnenhuisarchitect Jacu Strauss.
Bronnen:
pulitzer hotel
Amstelodamum 1970 mb57 blz.103-111