Sint Nicolaasstraat
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.
Sint Nicolaasstraat, 1905

Jan ter Gouw schrijft in zijn Amstelodamiana (1874) over de Sint Nicolaasstraat het volgende: 'Nu was Amsterdam in het begin der 15e eeuw al zoo groot en welbevolkt geworden, dat de Sinterklaaskerk de talrijk opkomende parochianen, vooral bij plegtige gelegenheden, niet meer bevatten kon; daarom gaf de bisschop van Utrecht verlof tot het bouwen van een nieuwe kerk aan de Maagd Maria gewijd, en die wij ook nog altijd, trouwe navolgers onzer vaderen als we zijn, de Nieuwe Kerk blijven noemen. Zóó was Amsterdam toen in twee parochiën verdeeld, gescheiden door ’t Damrak en ’t Rok-in. De Oude Zijde alleen behield den naam van Sint-Nikolaas-parochie, de Nieuwe Zijde bekwam dien van Onze-Lieve-Vrouwenparochie. Maar nu klonk het ach! en wee! onder de Amsterdammers van de Nieuwe Zij; ’t was al gejammer en klaagtoonen wat men hoorde. En waarom? Omdat ze van hun goeden ouden Sinterklaas gescheiden waren! Dat denkbeeld was hun onverdragelijk; mogten ze ook al geen Sinterklaaskerk meer hebben, hun lieven Heer Klaas wilden ze niet verlaten, en om daarvan een opentlijk blijk te geven, plaatsten ze, op den Nieuwendijk aan den hoek van de tweede straat, dus nagenoeg regt tegenover de Sint-Nikolaaskerk, een Sinterklaas “in een casse ofte huysken” , en ’t is daarvan dat die straat nog heden de Sint Nikolaasstraat heet.
Als nu het feest van den Schutsheilig aan de Oude Zij gevierd werd in de kerk, dan vierde men ’t aan de Nieuwe Zij op de straat even hartelijk mee; de gemeente vergaderde aan den hoek van de Sint Nikolaasstraat, en de kapelaan van de Nieuwe Kerk met den zangmeester en de scholieren, “hebbende alle haer choorcleederen aen, schoncken hem een deuntghen, ende de capellaen song het Oremus”.
Maar dit wekte weer een nieuwen naijver bij de Amsterdammers van de Oude Zij, die zich alleen als de echte Sint Niklaasmannen beschouwden, en de bovenhand wilden behouden. En om nu die van de Nieuwe Zij eens voor goed den loef af te winnen, rigtten zij in hun kerk een standbeeld van Sint Nikolaas op van klinkklaar zilver, dat bijna duizend guldens kostte, geen kleine som in dien tijd! Waar dat zilveren beeld gebleven is, weten we; er is in 1578 geld van geslagen. Waar het Nieuwezijds-Sinterklaasje gebleven is, weten we niet; waarschijnlijk is ’t in 1566 weggenomen.'

Wanneer er weer een beeld van Sinterklaas is geplaatst is niet bekend. In 1867 is de straatheilige op de hoek met de Nieuwendijk weer aanwezig in een nis. Hier werd elke avond een kaars gebrand voor de kinderheilige. Maar ook nu verdween het beeld en met de komst van nieuwe panden op de hoek met de Nieuwendijk verdween ook de nis.

Sint Nicolaasstraat, 2022 Sint Nicolaasstraat, 2022

Na 2015 is in de zijgevel van het hoekpand Nieuwezijds Voorburgwal 93 een gevelsteen geplaatst met een beeld van Sint Nicolaas. De steen is gehakt door Ton Mooy die als inspiratiebron een schilderij van kunstschilder Gentile da Fabriano (1370-1437) gebruikte. Op die afbeelding zie je een in nood verkerend zeilschip. Het zeil is gescheurd en de bemanning in paniek. In een wonderbaarlijk licht verschijnt Sint Nicolaas die de bemanning behoedt voor een gewisse dood door de storm te doen luwen en de zee te kalmeren. De steen is een schenking van de Stichting Heijmeijer van Heemstede aan Stadsherstel.

Vijzelgracht 1

De kwaliteit van de woningen laat in 1928 kennelijk nogal wat te wensen over. In dat jaar wordt door B&W een voorstel gedaan om 80 woningen in het bouwblok Sint Nicolaasstraat, Nieuwezijds Voorburgwal en Sint Geertruidensteeg onbewoonbaar te verklaren.
2-4 Hier was een gevelsteen met een staand schaap in de gevel geplaatst. In 1971 werd dit 'Int root Scaep' aangebracht in de zijgevel van Vijzelgracht 1. Het was een eerbetoon aan C.P.Schaap, opzichter bij Bureau Monumentenzorg, die veel te maken heeft gehad met de reconstructie van laatst genoemd pand.

Sint Nicolaasstraat 12-22 Sint Nicolaasstraat 12-28 Sint Nicolaasstraat 14-26 Sint Nicolaasstraat 14

12-14 Architect: H.A.J. & J.Baanders
Bouwjaar: 1932
Opdracht: N.V. Kleeder Magazijnen voorheen P.van den Brul
P.van den Brul had op de Nieuwendijk 182-184 hoek Sint Nicolaasstraat 1-11, de overkant van de straat, een kledingwinkel. Zij lieten het pand bouwen door de architecten H.A.J. & Jan Baanders als garage met bovenliggende ateliers. In de gevel is de gevelsteen van huisnummer 14 herplaatst. Afgebeeld is een krakeling en drie beschuiten. De krakeling is het gildeteken van de bakkers en wellicht verwijzen de beschuiten in deze naar een beschuitbakker. De voorstelling is verwerkt in een cartouche. Ter weerszijden van de bovenste beschuit staat het jaartal 1564. De krakeling was al in de 17de eeuw een populair koekje. Door de vorm wordt aan de krakeling vaak allerlei symbolische betekenissen toegekend. De krakeling was van oorsprong de vorm van een Germaanse armband die als grafgift diende. Dit was of werd te kostbaar en de armband werd in deeg nagemaakt. Een deel werd in het graf geworpen en een ander deel gegeten bij de begrafenismaaltijd. Het jaartal 1932 ter weerszijden van de krakeling is het jaar van schoonmaak en restauratie van de steen.

Sint Nicolaasstraat 16-36 Sint Nicolaasstraat 16 Sint Nicolaasstraat 21

21 In de oudste bewaard gebleven koop/verkoopakte van dit pand (1695), wordt Hendrick van Heek (1641-1709), beroep wijnkoper, wonende in de Warmoesstraat (15?), eigenaar van het pand. De omschrijving luidt: ‘een huis en erf, zijnde een perserij en lakenbereiderij, en woonhuis tezamen, gelegen in de Sint Nicolaasstraat waar ‘de Ojevaar’ in de gevel staat’. Hendrick trouwde in 1666 met Maria Gosings (1626-1705) en in 1707 met Clara ten Grotenhuijs (1654-?). Verkopers waren de erven Gerrit Swart (1641-1691) in leven lakenbereider en –perser en hier woonachtig vanaf 1665. We mogen aannemen dat het aanvankelijk een ‘industriepand’ was en dat wijnkoper Hendrick van Heek het pand als belegging kocht. Het was niet het enige pand dat Hendrick op zijn naam liet schrijven. In 1685 kocht hij in de Eerste Tuindwarsstraat het huis waar de Gekroonde Vijsel in de gevel staat. In 1686 verwierf hij twee erven aan de Prinsengracht tussen Noorderdwarsstraat en Vijzelgracht. In 1688 koopt hij uit de insolvente boedel van Huijgh van der Schaaf een huis en erf aan de Westerstraat-Anjeliersgracht, naast de beschuitbakkerij. In 1700 volgt de koop van een huis en erf aan de Herengracht tussen de Wijde Heisteeg en de Oude Spiegelstraat. In 1701 tenslotte volgt de aankoop van een branderij en erf aan de Nieuwe Achtergracht aan de noordzijde van het Roeterseiland.
In 1735 verkopen de erven van Van Heek het pand. In de koop/verkoopakte luidt de omschrijving: ‘een huis met twee achterhuizen en erven, waar ‘de Ojevaar’ in de gevel staat en kalanderij gedaan werd’. (Kalanderen is het proces waarbij papier of stof van een plat, glad, glanzend of gegaufreerd oppervlak wordt voorzien door de stof of het papier onder hoge druk tussen rollers door te halen. Gaufreren is het golven, rimpelen of plisseren van de randen van kant, linnen, of welk ander weefsel of garneersel dan ook.)
Nieuwe eigenaar van het pand en de andere opstallen wordt Christoffel Lotman, van beroep spekkoper. Het is vrijwel zeker dat Christoffel Lotman kort na aankoop de oude bebouwing vervangen heeft door het huidige pand Sint Nicolaasstraat 21 en de gevelsteen met het varken en de tekst T BEEMSTER VARKEN als reclame voor zijn bedrijf liet aanbrengen. Het nieuwe, drie vensters brede pand had boven de hoge houten pui nog twee verdiepingen, een zolderetage en een vliering en was bekroond door een fraaie, met beeldhouwwerk gedecoreerde halsgevel. De gevelsteen zit in het fries boven de pui, onder het middenvenster van de eerste verdieping.

Herengracht 320-324 Sint Nicolaasstraat 32-58 Sint Nicolaasstraat 33

25 Hier was tot 1920 een gevelsteen met 5 vrouwenfiguren, In de vyf Sinnen, in de gevel aangebracht. Nu aanwezig in de achtergevel van Herengracht 320-324.

Sint Nicolaasstraat 37-43 Sint Nicolaasstraat 37-43 Sint Nicolaasstraat 37-43

37-43 In 1921 zijn hier de Bureaux der redactie van De Telegraaf gevestigd in een afgedankt fabriekspand.

Sint Nicolaasstraat 38 Sint Nicolaasstraat 38 Sint Nicolaasstraat 38

38 is een ontwerp van architect W.H.Ofeigssen Jr. in 1908 en gerestaureerd door Bureau Monumentenzorg in 1960. In de gevel is een gevelsteen 'In drie Boonstruycke' geplaatst. Een grondige schoonmaakbeurt zorgde voor een hernieuwd leesbare ondertekst en een tot leven komend reliëf. Opvallend in het onderschrift zijn de gekoppelde O's en het afkortingsstreepje aan het eind van de tekst. We moeten hieruit afleiden dat de beeldhouwer de tekst te ruim is begonnen en daardoor te weinig ruimte had. Gelukkig zijn de koffiestruiken wel tot een goed einde gebracht. Het is bekend dat in het begin van de 18de eeuw er in de Sint Nicolaasstraat verscheidene kruideniers/grutterijen en een gespecialiseerde koffiewinkel waren. Vermoedelijk dus ook in dit pand. Bij de opknapbeurt van de steen heeft Jan Hilbers de drie koffiestruiken gepolychromeerd.
44 In 1868 was hier nog een gevelsteen Akerboom ingemetseld waarop een eikenboom en een varken waren afgebeeld. Hierbij moest de boom aangeven dat het varken met eikels was gemest.

Sint Nicolaasstraat 48 Sint Nicolaasstraat 48 Sint Nicolaasstraat 48 De Cuserstraat 13 Sint Nicolaasstraat 44-48 Sint Nicolaasstraat 49-51 Sint Nicolaasstraat 62

49 in 1978 verworven en gerestaureerd in 1982 door Stadsherstel.
50-62 (voorheen 46-48), De Blauwe Haan (48)
46 Een pand waar eerder een rijwielstalling en een handel in allerhande zaken voor rijwielen en motorrijtuigen tot invalide duwwagentjes was gevestigd. Van 1950 tot 1957 zit hier het naaiatelier van de gebroeders Zijlstra.
48 De huisnaam De Blauwe Haan bestaat al voor 1612 en komt voor in een akte van mr. Anthonis Jansz die dan een huis en erf en een achterliggende woning, met een uitgang naar de Geertruidensteeg, verkoopt aan garentwijnder Jan Pieterz van Doreslaer. In een overeenkomst van 1674 tussen Willem Janszn Burggraeff, eigenaar van Sint Nicolaasstraat 50, en de erven van wijlen Van Doreslaer, worden afspraken gemaakt over werkzaamheden gericht op het voorkomen van verzakking van het huis op nummer 48, de bouw en het gebruik van een nieuwe tussenmuur en een nieuwe waterlozing.
Het huis op 48 wordt in 1687 verkocht aan bakker Stephen Hendriksz. Dit is het begin van een bakkersaffaire die duurt tot eind jaren dertig van de 20e eeuw. Met een inkomen van fl. 1500,- en twee dienstbodes was hij welgesteld. Hendriksz is in 1702 overleden, zijn weduwe woont dan nog wel op dit adres.
De gevelsteen met ‘De Blauwe Haan’ is vermoedelijk geplaatst bij een verbouwing door meester-bakker Evert Jaspersz, die in 1730 voor fl. 1000,- eigenaar was geworden. Ook wordt aangenomen dat in dat jaar de halsgevel in Lodewijk XIV-stijl is aangebracht. In 1748 wordt het huis voor fl. 6400,- verkocht. Tegen het eind van de 19de eeuw wordt de bakkerij gekocht door Johann Friedrich Niemöller die in 1901 zal overlijden. Jan Bijl neemt de bakkerij over maar behoudt de naam van (de weduwe) Niemöller. Het gezin Bijl woont hier tenminste tot 1939.
In 1943 slaat het noodlot toe en brandt ‘De Blauwe Haan’ tot de grond af. Of er toen nog een bakkerij was is onduidelijk maar de bovenverdiepingen waren onbewoond. De gevelsteen verdwijnt maar komt na omzwervingen via een cafékelder en als decoratie in een makelaarskantoor terug in een portiek van een villa in Buitenveldert.
Na 1953 kocht de Moravische Broedergemeente, beter bekend als de Hernhutters, en al aanwezig aan de Nieuwezijds Voorburgwal 87, ‘De Oude Damster Garenwinkel’ genaamd, de panden Sint Nicolaasstraat 44, 46, 48 en 52 voor hun uit 1752 daterende textielgroothandel Wees en Weiss. Zij restaureren de panden maar verlaten de panden in 1967 wegens onbereikbaarheid. De beruchte huisjesmelker Hendrik Tabak ruikt zijn kansen en wil van de panden een parkeergarage maken. Een opzet die mislukt.
Stadsherstel wordt in 1978 eigenaar van de resterende onderstukken en herbouwde de panden in 1982 in een historiserende stijl. Een nieuw poortgebouw geeft toegang tot de binnenplaats. Het maakte onderdeel uit van de tweede fase van ‘Blaeu Erf’, destijds het grootste en meest omvangrijke restauratieproject van Stadsherstel. Er kwamen zogenaamde HAT-eenheden (Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens). In 1984 won Stadsherstel met deze restauratie de allereerste Prins Bernhard Cultuurfonds Monumenten Prijs.

Sint Nicolaasstraat 51 Sint Nicolaasstraat 51 Sint Nicolaasstraat 51

51 Het pand dateert uit de 17de eeuw en heeft een eeuw later een nieuwe klokgevel gekregen. In het midden van het fries is een gevelsteen met een naar rechts zeilende viermaster opgenomen met de ondertekst ‘In de Barck 1626’. In de 17de eeuw werd met een bark meestal een tweemaster voor de koopvaardij en visserij aangeduid. Maar ook toen al werd de naam gebruikt voor grotere schepen met meerdere masten. De benaming werd vanaf de 18de eeuw algemeen toegepast voor de grote koopvaardijschepen. In oude literatuur wordt het onderschrift als ‘In de Barckman’ genoemd en verklaard door de naam van de bewoner in 1601, ene Jan Janz. Barckman een korenmeter. Voor de schoonmaak van de steen was alleen ‘In de Barck’ te lezen. Na het verwijderen van de oude verflagen kwam het jaartal 1626 tevoorschijn. Omdat de andere tekst verhoogd ligt, lijkt het er op dat de laatste drie letters van Barckman door het jaartal zijn vervangen. In 1647 wordt het huis door de erven Barckman verkocht aan Jan Hendricxz.
In 1879 is Hendrik Leonardus Kreeft (1825-?), uitdrager, hoofdbewoner van het huis. Op een foto uit het begin van de twintigste eeuw is het pand te zien met een reclame voor Tabac en Sigaren, er is een tabaksaffaire of tabakswinkel, waar losse tabak gekocht kan worden voor het zelf draaien van sigaretten.
In 1978 is Stadsherstel eigenaar geworden en zij hebben in 1985 een restauratie doorgevoerd waarbij maar liefst twintig panden tussen de Nieuwezijds Voorburgwal, Sint Nicolaasstraat en de Sint Geertruidensteeg in twee sessies onder handen zijn genomen. Sindsdien is het in gebruik als bedrijfsruimte en zijn op de verdiepingen zogeheten HAT-woningen (Huisvesting voor Alleenstaande en Tweepersoonshuishoudens).

Sint Nicolaasstraat 50 Sint Nicolaasstraat 50 Sint Nicolaasstraat 50 Sint Nicolaasstraat 64 Sint Nicolaasstraat 64

64 (voorheen 50), de Dry Geslingerde Colommen, maakt deel uit van het ‘Blaeu Erf’ complex.
Al in 1591 is hier een huis en erf in eigendom van kuiper Michiel Janszn. In 1639 is Jan Hendrixszn eigenaar van dit pand. In dat jaar koopt hij het naastgelegen pand op nummer 52 waar hij ‘de Dry Vlasblommen’ in de gevel laat zetten. Op een later moment krijgt ook nummer 50 zijn eigen naam. Als Jan Coolhof het pand in 1702 koopt hangt hier ‘de Dry Geslingerde Colommen’ uit. Als de erfgenamen het huis in 1798 verkopen is dat nog het geval.
Als nummer 50 in 1675 wordt verkocht heeft het een achterhuisje. Eigenaar wordt houtkoper en meester-timmerman Willem Janszn Burggraeff. Van hem bestaat een schilderij dat toegeschreven wordt aan Rembrandt. Er zijn twijfels of het echt van zijn hand is, maar de kans is groot dat ze elkaar in elk geval gekend hebben. Rembrandt kwam veelvuldig in Waterland en begaf zich in doopsgezinde kringen. Zo zou hij ook de doopsgezinde Waterlandse Rebecca Six (1611-?) kennen, de latere tweede echtgenote van Burggraeff. Rebecca is mogelijk familie van regent en kunstkenner Jan Six (1618-1700). Rebecca heeft het huis in ieder geval tot 1683 in eigendom.
Met een flinke stap voorwaarts in de tijd is tussen 1878 en 1881 loodgieter W.B.Veldhuis hier gevestigd en in 1885 krijgt Anna Margaretha van Eekeres, huisvrouw van timmerman Jacobus Johannes Wichers een vergunning voor ‘verkoop van sterken drank in het klein’. Vaak diende dit als aanvulling op het inkomen. In 1889 wordt het winkelhuis met erf verkocht voor fl. 5.700,-. Rond de eeuwwisselling is er in het pand een ‘waschinrichting’ gevestigd, die in 1902 voor een spotprijs te koop wordt aangeboden.
Hendrik Tabak (1900-1974) wordt in 1968 eigenaar van het complex panden aan de Nieuwezijds Voorburgwal en Sint Nicolaasstraat en wil hier een grote parkeergarage bouwen. In november 1974 breekt een grote brand uit. Het komt niet als een verrassing: al in augustus blijkt de brandweer in een rapport aan de burgemeester over het brandgevaarlijke complex te hebben gewaarschuwd “[..] dat de brandwacht bij het uitbreken van een brand niet zou optreden omdat dit ‘zelfmoord’ zou zijn”. Na de dood van Tabak verkochten de erven het complex aan de firma Renac die het op zijn beurt in 1978 aan Stadsherstel verkoopt. De troosteloze dichtgetimmerde huizen zijn dan weinig meer dan een ruïne.
In het pand zijn delen van de originele skeletconstructie bewaard gebleven. De halsgevel met gebogen lijstvormig fronton en klauwstukken met aanzetvoluten is samen met de pilaster-trapgevel van nummer 52 (het huidige nummer 66) herbouwd in de dertiger jaren van de twintigste eeuw. Bij deze grootscheepse verbouwing is het interieur van de beide panden geheel vervangen. In 1982 is het pand gerestaureerd en daarna in gebruik genomen door het Dispuutgezelschap voor vrouwelijke studenten ‘Lllorien’.

Sint Nicolaasstraat 50-54 Sint Nicolaasstraat 66

66 (voorheen 52), De Dry Vlasblommen.
Op de kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1544 is op deze plek een open binnenterrein te zien, beplant met bomen. De kaart van Balthazar Florisz. uit 1625 laat zien dat het hele terrein is volgebouwd. Op de binnenterreinen waren veel zogenaamde ‘camers’ (eenkamerwoninkjes).
In 1591 stond er op deze plek al een huis en erf. Willem Janszn, spinnewielmaker en poorter, verkoopt dit dan aan Jacob Willemszn, die eveneens spinnewielmaker is. Op zijn beurt verkoopt hij het huis en erf in 1600 aan kleermaker Jan Joriaenszn. In 1606 wordt Frans Janszn, blauwlakenverver, eigenaar. In 1609 is Luytgen Hendricxszn, korendrager, eigenaar van het pand en in 1611 is dit de weduwe Dirckgen Frans, korenzetter. Een aantal jaar later in 1616 heeft Dirckgen het koren verruild voor fruit: zij is dan appelkoopster. Bij de koop van het pand stond de schoonzoon van Dirckgen, scheepstimmerman Willem Martszn, borg en na zijn overlijden wordt het huis in 1639 aan Jan Hendrixszn verkocht. In die periode tot in elk geval 1760 staan hier ‘de Dry Vlasblommen’ in de gevel, een verwijzing naar het beroep van Hendrixszn, die vlaskoper en lakenbereider is.
Tegen het eind van de 19de eeuw woont hier het gezin Kemman van kastenmaker Hendrik Willem Jacob Kemman en Johanna Hendrika Scheffer en hun vijf kinderen. De ongehuwde dochter Frederika Wilhelmina (1841) heeft hier een bewaarplaats, maar omdat het vertrek dat aan straat gelegen is niet voorzien is van een stookplaats, wordt daarvoor in 1886 de vergunning ingetrokken.
Na 1953 kocht de Moravische Broedergemeente (volgers van Jan Hus), beter bekend als de Hernhutters, en sinds 1953 aanwezig aan de Nieuwezijds Voorburgwal 87, ‘De Oude Damster Garenwinkel’ genaamd, de panden Sint Nicolaasstraat 44, 46, 48 en 52 voor hun uit 1752 daterende textielgroothandel G.van Wees en Weiss (failliet 1979). Zij verlaten de panden in 1967 wegens de slechte bereikbaarheid.
Hendrik Tabak (1900-1974) wordt in 1968 eigenaar van het complex panden aan de Nieuwezijds Voorburgwal en Sint Nicolaasstraat en wil hier een grote parkeergarage bouwen. In november 1974 breekt een grote brand uit. Het komt niet als een verrassing: al in augustus blijkt de brandweer in een rapport aan de burgemeester over het brandgevaarlijke complex te hebben gewaarschuwd “[..] dat de brandwacht bij het uitbreken van een brand niet zou optreden omdat dit ‘zelfmoord’ zou zijn”. Na de dood van Tabak verkochten de erven het complex aan de firma Renac die het op zijn beurt in 1978 aan Stadsherstel verkoopt. De troosteloze dichtgetimmerde huizen zijn dan weinig meer dan een ruïne. Stadsherstel voert in 1982 de restauratie uit.

Sint Nicolaasstraat 68 Sint Nicolaasstraat 68 Sint Nicolaasstraat 68

68 (voorheen 54). In 1591 was Hans Pieterszn van Baserode eigenaar van het pand op deze plek. Hans was een lakenkoopman uit Antwerpen die drie huizen in Amsterdam bezat. Ook in 1610 was het huis nog in zijn bezit. In 1604 trouwt Hans van Baserode voor de tweede maal met Dieuwer Claes. Een jaar later trouwt zijn dochter Sara uit zijn eerste huwelijk.
In 1616 is het huis van Barend Janszn van der Wijhe, secretaris van Amsterdam, in 1631 is lakenbereider Jan Hendricxszn, die ook het naastgelegen De Dry Vlasblomme bezit, eigenaar en in 1677 is dat Cornelis Andernack, alias ‘Osje Slae Doot’. Wat deze opmerkelijke bijnaam betekend heeft zullen we wel nooit weten. Was hij wellicht slager?
In 1951 is hier de Clichéfabriek Nederland gevestigd.
Ook dit huis kwam in handen van Hendrik Tabak die we al eerder hebben gezien bij de nummers 64 en 66. Na de brand in 1974 was er weinig meer over van dit historische hoekcomplex, zeker waar de brand het hevigst had gewoed. Na de dood van Tabak verkochten de erven het complex aan de firma Renac die het op zijn beurt in 1978 aan Stadsherstel verkoopt. Bij hun maakte het onderdeel uit van de tweede fase van ‘Blaeu Erf’, een omvangrijk restauratieproject dat in 1982 is voltooid.
Bij de restauratie kreeg dit pand een klokgevel, die de diversiteit van de gevelrij vergroot. Voor de restauratie had het een kroonlijst op dezelfde hoogte als het buurpand op 56. Dit was gebeurd bij een verbouwing in 1930 om een plat dak over beide panden te kunnen aanbrengen. De klokgevel is in Lodewijk XV-stijl met een gebogen lijstvormig fronton met kuif en voluten en is afkomstig van een pand aan de Buiten Oranjestraat 6. Het pand bevat meerdere woningen.

Sint Nicolaasstraat 74

70-84 (voorheen 56). De eerst bekende eigenaar van het pand is Jan Corneliszn Cray, glazenmaker, die het pand in elk geval vanaf 1565 in bezit heeft. Na zijn overlijden krijgt lantaarnmaker Melchior Corneliszn bij de boedelscheiding het huis, dat dan geschat wordt op fl. 1500,- in bezit. Melchior is in 1611 gehuwd met Crijntgen Crijnen Craey, haar broer Kornelis Krijnen Kray, is daarbij getuige.
Daarna wordt Alexander van Hartsteen, diamantsnijder, eigenaar. Alexander is gehuwd met Sara Bayllieux. Carel van Hartsteen trouwt in 1634 met Abigael Willems; hij woont op dat moment op hetzelfde adres als zijn broer Alexander. Carel trouwt nog tweemaal, zijn beroep tijdens het tweede ondertrouw is huikenmaker, bij zijn derde huwelijk is hij schoolmeester. In 1659 wonen ook broer Hendrick van Hartsteen, Fransoisch schoolmeester, en zijn vrouw Helena van Nieulant op dit adres. Na het overlijden van Alexander van Hartsteen en Sara (Saertje) wordt het huis in 1662 door hun erfgenamen, waaronder Carel en Hendrick, verkocht.
Het laatst bekende gebruik van het pand is als het tot 1953 de schilderswerkplaats is van J.van Arkel. In 1963 staat het pand als ‘in verval’ geregistreerd met als eigenaar Hendrik Tabak die niet meer in het pand is geïnteresseerd omdat hij het niet mag afbreken voor de bouw van een parkeergarage.
In 1970 hees de Kabouterbeweging er hun rode vaandel. De Kabouterbeweging was een ludieke protestbeweging die zich op onconventionele wijze hard maakte voor zaken als milieu en woningnood. In februari hadden zij op de Dam de Oranjevrijstaat opgericht, waarvan de grenzen samenvielen met die van Nederland. De Oranjevrijstaat kreeg een eigen (schaduw)regering met departementen voor kraakpanden, tweedehandswinkels en biologische voedingswinkels. Tegen dit decor werd het gigantische krottencomplex gekraakt als uiting van de ‘lieve revolutie’ die de ideologische Kabouters voor ogen hadden. En hoewel een knokploeg de nieuwe bewoners een hartelijk welkom wilde heten en de politie klaarstond om te ontruimen, kregen de krakers het gelijk aan hun zijde: de desbetreffende percelen waren niet in gebruik dus was geen sprake van lokaalvredebreuk.
Eind 1972 werden de panden een tweede maal gekraakt, dit keer door veertig alternatieve jongeren, die zich er permanent wilden vestigen. Op de gevels verschenen spandoeken met ‘Woningnood is crimineel – leegstand is misdadig’. Het was op Sinterklaasavond en de krakers lieten een Sinterklaas opdraven die in de ludieke stijl van die dagen de wethouders ontving in de kraakpanden. De romantiek van het ‘heerlijk avondje’ in december was echter van korte duur: men verrekte van de kou in die immense ruimten die de laatste jaren vooral als showroom in gebruik waren geweest. Pogingen om de centrale verwarming in de panden weer aan de praat te krijgen mislukten en al na een paar maanden vertrokken de eerste idealisten.
Hun plek werd vooral ingenomen door drugsverslaafden. Met hardboard waren dertig kamertjes getimmerd en met twee kranen en drie WC’s was het geen luxe woonsituatie. Ene Sjakie die er ook was komen wonen was een handige jongen, iets waaraan grote behoefte was, en hij zorgde voor het onderhoud en de meeste reparaties. Daarnaast betaalde hij waarschijnlijk de elektriciteitsrekening.
Hoewel er wat rommelige huisvergaderingen waren, had niemand echt de leiding tot Sjakie in dat gat sprong en zich met een grote mond en veel bravoure opwierp tot ‘De Baas’. Sjakie was een bekende in ‘the scene’, de Amsterdamse drugwereld en werkte zich op tot de ongekroonde koning van een van de naar schatting 30 heroïnepaleizen in de stad: ‘Het Fort van Sjakie’.
Het meest te lijden gehad van de verwoestende brand in 1974 hebben de panden op nummer 54 (nu 68), nummer 58 (nu 88-90) en 56 (nu 70-84), waar de brand ontstond. Na de dood van Tabak verkochten de erven het complex aan de firma Renac die het op zijn beurt in 1978 aan Stadsherstel verkoopt. Bij hun maakte het onderdeel uit van de tweede fase van ‘Blaeu Erf’, een omvangrijk restauratieproject dat in 1982 is voltooid. Dit 18e-eeuwse pand is evenals de beide andere panden geheel herbouwd. Daarbij is de 19e-eeuwse kroonlijst weer teruggebracht. Evenals in de nummers 46, 48, 54 en 58 werden hier H.A.T.-eenheden (woningen voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens) gerealiseerd.

Sint Nicolaasstraat 58 Sint Nicolaasstraat 88 Sint Nicolaasstraat 58 Sint Nicolaasstraat 88 Sint Nicolaasstraat 88

88-90 (vh 58) ‘t Sernaemse Koffivat’.
Volgens verschillende beschrijvingen waren er in de Sint Nicolaasstraat veel koffie- en theehuizen alsmede kruideniers, grutterijen en een gespecialiseerde koffiewinkel. Op basis hiervan werd aangenomen dat de gevelsteen ‘t Sernaemse Koffivat’ een reclame was voor een gespecialiseerde koffiehandelaar.
In 1729 koopt Gijsbert Rebel het hoekpand aan de Nieuwezijds Voorburgwal omschreven als ‘waar De Prins van Oranje’ uithangt. Het aansluitende huis in de Sint Nicolaasstraat 58, nu nummer 88/90, is ‘naamloos‘. Gijsbert Rebel is pakker van beroep. Een pakker is iemand die goederen voor verzending verpakt in vaten, kisten, balen enz. Na zijn dood verkopen de erven in 1752 beide panden. Het hoekhuis wordt omschreven als ‘waar de Gekroonde Koffiebaal uithangt’ en het pand in de Sint Nicolaasstraat als ‘waar het Surinaamse Koffievat in de gevel staat’, een gevelsteen dus. Op de gevelsteen is een liggend houten vat waar koffiebonen uitrollen. Met de eenvoudige, onversierde voluten aan de zijkanten is het te dateren in de eerste helft van de 18de eeuw. Gijsbert Rebel laat de gevelsteen waarschijnlijk aanbrengen als verwijzing naar zijn beroep; hij is immers pakker.
Deze theorie wordt ondersteunt door een onderzoek van Jeroen Lückers. Hij publiceerde over een midden-18de-eeuws Nederlands scheepswrak ten noorden van Texel. De lading bestond uit ruim honderd houten vaten koffie en een aantal zakken met cacaobonen. Onderzoek toont aan dat de koffievaten voornamelijk zijn gemaakt van de tropische houtsoorten Anderoba, Vinhatico en Wallaba die veel voorkomen in Suriname. De hoepen zijn gemaakt van lianen. De gevelsteen ‘t Sernaemse Koffivat’ is geen verwijzing naar een koffiehandelaar maar reclame voor het bedrijf van pakker Gijsbert Rebel die deze bijzondere vaten verhandeld en gebruikt.
Was hier nu helemaal geen koffie- of theewinkel gevestigd? Dat ligt wat genuanceerder. In 1742 is hier de theewinkel van Joh.Bont en hij levert vast ook wel koffie. Hij is één van de 64 koffie- en 14 theewinkels in onze stad. Joh.Bont is met zijn fl. 1.000,- inkomen niet de minst verdienende.
Terug naar de gevelsteen of eigenlijk het verhaal van de brand in 1974. Dit pand is vanaf 1968 met meerdere verkrotte panden eigendom van huisjesmelker Hendrik Cornelisz. Tabak (1900-1974). Hij sterft in 1974 aan de gevolgen van een overval. In dat jaar brandt een deel van de panden uit. De brand begint in dit pand. Tabak wilde de huizen slopen om er een parkeergarage te bouwen. Junks hebben de krotten gekraakt tot een grote brand hen verdrijft. Na de brand staan de panden er, vaak onder dak, levenloos bij totdat Stadsherstel in 1978 eigenaar wordt. De restauratie zal nog eens zeven jaar op zich laten wachten. Hierbij wordt een geveltop gebruikt van de werf van Monumentenzorg en afkomstig van een ander pand. In de frontvulling is een steen met een werkman aangebracht ‘Gereedschap spant de kroon’ ter herinnering aan 25 jaar Stadsherstel (1956-1981). Deze steen is gemaakt door Hans ’t Mannetje. Dan staat het pand er weer in volle glorie met beneden een winkel en boven woningen.
Na de brand in 1974 werd de gevelsteen gestolen en belandde via een antiquair in het Douwe Egbertsmuseum in Utrecht. Als Stadsherstel, als nieuwe eigenaar, contact opneemt over deze steen biedt het museum Stadsherstel een replica aan. Ook deze wordt gehakt door Hans ’t Mannetje. De originele steen is later verhuisd naar het Tabaksmuseum in Joure.

Meer lezen:
Baanders, H.A.J.
Baanders, Jan
Blauwlakenverver
Fransoisch Schoolmeester
Halsgevel
Hilbers, Jan
Huikenmaker
Korenmeter
Korenzetter
Lodewijk XV-stijl
Mannetje, 't, Johan George (Hans)
Mooy, Ton
Tabak, Hendrik Cornelisz
Trapgevel
Uitdrager

Voor het laatst bewerkt:

Bronnen:
wikipedia.nl (2022)
beeldhouwertonmooy.nl (2022)
stadsherstel.nl (2022)
VVAG (2022)
amsterdamsebinnenstad.nl/binnenstad/279/gevelstenen.html