Naam: De Groene Bocht
Adres: Keizersgracht 452
Architect: Pieter Adolfse de Zeeuw, Cornelis Outshoorn, Eduard Cuypers, A.D.N.van Gendt, Gietermans & van Dijk
Bouwtijd: 1685, 1860, 1890, 1927, 2005
Opdracht: Joannes Vinckel, Elias Jacob Fuld, Cornelis Jacob den Tex, Effecten Maatschappij Amsterdam, Busse Vastgoed Support
Het dubbele huis dateert uit 1685 en is gebouwd op de plaats waar eerder in de 17de eeuw de stadsbeeldhouwerij stond. Het is niet bekend wanneer de stadsbeeldhouwerij
op deze plek is begonnen, maar zeker is dat deze in 1625 in bedrijf was. Ze was tientallen jaren gelegen in toendertijd een uithoek van de stad. Hier werkte
onder meer Artus Quellinus, schuin tegenover de stadsklokkengieterij van Hemony aan het Molenpad. Dit veranderde toen de hoofdgrachten werden doorgetrokken
tot voorbij de Amstel. De stadsbeeldhouwerij en -klokkengieterij moest daarbij het veld ruimen. De stadsbeeldhouwerij, ook stadssteenhouwerij genoemd, verhuisde
naar de (Lijn)baan(s)gracht ter hoogte van het Raamplein.
Het huis is opgebouwd uit een souterrain, bel-etage, twee verdiepingen, zolder en vliering. Hoewel de buitenmuren uit de ontstaanstijd stammen, is dat nu niet
meer te zien omdat op de gevels in 1860 een pleisterlaag en nieuwe decoraties zijn aangebracht. De oorspronkelijke verschijningsvorm staat afgebeeld in het door
Caspar Philips uitgegeven Grachtenboek. In de oorspronkelijke situatie bleven de decoraties beperkt tot de ingangspartij in de vorm van twee beelden en twee
vazen.
Interieur
Van de kamer linksachter, gesloopt in de loop van de 20ste eeuw, valt een indruk te krijgen dankzij een historische foto. Cuypers paste hier een zogeheten
‘inglenook’ toe, een intiem zitje nabij de schouw dat is ontleend aan de Engelse villa- en landhuisbouw. Blikvanger van de ruimte was een monumentaal tegeltableau
dat op de schoorsteenpartij was aangebracht. Het kunstwerk getiteld ‘De Lusthof’ was vervaardigd door De Porceleyne Fles in Delft. De (sier)kunstenaar Adolf
le Comte, die aan deze firma was verbonden, droeg zorg voor het ontwerp. Het tableau kwam na de verwijdering terecht in de collectie van De Porceleyne Fles,
totdat het in 2016 op een veiling werd aangeboden. De huidige verblijfplaats is onbekend.
Bewoners
De eerste bewoners zijn Johannes Vinckel (?-1695), die in 1678 is getrouwd met Anna van Loon (1141).
Hij kocht de grond in 1683 voor fl. 7100,- van de stad Amsterdam. Het erf strekte zich langs het Molenpad uit tot aan de Prinsengracht. Anna, die in 1695 weduwe was
geworden, bepaalde in haar testament dat het pand het stamhuis voor de familie Van Loon moest blijven. Zij overleed in 1725. Een nicht van Anna, Josina van
Loon (11421) bewoonde het huis tot haar overlijden in 1736. De erfgenamen hebben geen belang om het huis in de familie te houden en verkopen het in 1738
voor fl. 97.500.
Regent Mr.Gerrit Aarnout Hasselaer (1698-1766) wordt in 1738 de nieuwe eigenaar. Hij laat in 1740 een ronde kamer bouwen met behangsels van Jacques Ignatius
de Roore (1686-1747).
In 1772 wordt het huis gekocht door de koopman George Clifford Henrysz (1743-1776). Hij woont er slechts korte tijd.
Regent Mr.Lieven Geelvinck koopt het pand in 1777, maar heeft ook slechts kort plezier van zijn aankoop. Hij overlijdt in 1783. Zijn weduwe Anna Maria van de Poll
hertrouwde met regent Pieter Muilman. Pieter Muilman (1750-1819) is schepen (1779) en lid van de firma Muilman & Soonen. Hij woonde eerst op de Herengracht maar vanaf
1786 op Keizersgracht 452. In 1787 bracht hij zijn oranjegezinde buurman John Williams Hope naar de beurs. Hij was vanaf 1788 eigenaar van de hofstede Oosterduyn onder
Overveen die hij voor fl. 50.000,- kocht van de erfgenamen van mr.Andries Munter. Oosterduyn werd later uitgebreid met de hofsteden Zeerust, Voorduyn en Spiegelenburgh,
welk geheel na zijn overlijden het kapitale bedrag van fl. 135.000,- opbracht. Hij was betrokken bij de bouw van de Kleine Komedie. Hun zoon Willem Ferdinand Mogge Muilman,
van Herengracht 476, doet het huis in 1831 van de hand.
In 1831 wordt Weyerman de nieuwe eigenaar en hij zal het pand doorverkopen aan de bankier Elias Jacob Fuld (1822-1888).