Naam: Synagoge-Oost
Adres: Linnaeusstraat 119
Architect: Jacobus S.Baars
Bouwtijd: 1928
Opdracht: Nederlands-Israëlietische Hoofdsynagoge
Bij de inwijding werden mooie woorden gesproken.
"Geachte heer Baars! Ge hebt de verwachtingen, die van u gekoesterd werden, niet beschaamd!, Heeft uw kunstbroeder, de heer Elte, een fonkelendeh diamant doen
opgaan aan den Zuiderhemel, gij wist een reine parel te doen rijzen aan de Oostertrans, monument van uw kennen en kunnen, waarmede ik u van harte namens de
Hoofdsynagoge gelukwensch."
De ingang lag in de westelijke, afgesneden punt. Aan de oostkant bevond zich een uitbouw ten behoeve van de heilige ark. De bima (spreekgestoelte) kwam niet
in het midden van de ruimte, maar oostelijk van de middenas, met de banken aan drie zijden daaromheen gegroepeerd. Acht paarsgewijs tegenover elkaar geplaatste
gemetselde pijlers ondersteunden de kap. De ondiepe ruimten achter de pijlers werden aan noord- en zuidzijde van de synagoge door telkens drie ondiepe,
driezijdige uitbouwtjes geflankeerd. Een ruimtebepalend element was ook de hoefijzervormige vrouwengalerij. Er was beneden voldoende zitruimte voor 300 mannen,
terwijl de vrouwengalerij ruimte bood aan 100 tot 125 vrouwen.
Muren en pijlers waren uitgevoerd in schoon metselwerk van gele IJsselstenen in Waalformaat, kleurige tegels in geometrische patronen sierden de vloeren en
het blankhouten kapbeschot was gevuld met cassettes waarin met de hand beschilderde eternietplaten waren aangebracht. De verhoogde voorruimte van de heilige
ark was bekleed met zwarte en witmarmeren platen en de eiken deuren waren voorzien van zilveren beslag. De lezenaar en de bima waren vervaardigd van eiken-
en coromandelhout, de laatste bovendien met toepassing van geëtste eternietplaten, het geheel geplaatst op een onderbouw van Silezische verglaasde stenen.
Het gebouw werd in 1962 afgebroken. De afbraak volgde op jaren van leegstand en verwaarlozing. Van de eens zo bloeiende joodse gemeente was als gevolg van
de Tweede Wereldoorlog niets meer over. Na juni 1943 stond de synagoge leeg en werd sindsdien leeggeroofd en kapotgemaakt, waarschijnlijk door zowel
nationaalsocialisten als door buurtbewoners die behoefte hadden aan hout voor hun noodkacheltjes. Aan de buitenkant leek het pand ongeschonden, maar van binnen
was het een ruïne. Geld voor restauratie had de Nederlands-Israëlietische Hoofdsynagoge niet, zodat het gebouw als een bouwval bleef staan. De
overgebleven religieuze joden in Oost kwamen bijeen in de vroegere bijsynagoge in een vleugel van het gebouw, destijds bedoeld voor doordeweekse diensten.
Op de open plek met de hoek van de Polderweg is nadien een groot flatgebouw geplaatst van de architect Mart Stam.
In oktober 1945 wordt er bericht over een opzienbarende vondst in de synagoge aan de Linnaeusstraat. Het gaat om gouden en zilveren voorwerpen en ruim 100
wetsrollen. De vondsten behoorden toe aan de Nederlandse Joodse Gemeente, die, toen in 1942 en 1943 de joodse gemeenten in Nederland moesten verdwijnen, uit
alle delen van Nederland de meest waardevolle kerkschatten naar Amsterdam overgebracht en verstopte in een geheime gang onder deze synagoge. Wie ervan afwist
was gedeporteerd en zo lagen lange tijd de waardevolle voorwerpen onder de grond door iedereen vergeten en bij de uitgebreide plunderingen door de Duitsers
door deze over het hoofd gezien.
Hoe zijn ze dan terug gevonden?
In het politiedagrapport van 30 september 1945 staat de inschrijving dat twee agenten een 17-jarige jongen hadden binnengebracht, vanwege diefstal van een kan en
een schaal, beide van zilver en afkomstig uit de synagoge. (De schaal en kan waren bedoeld voor de Kohaniem. Dat is degene die als eerste wordt opgeroepen voor
de Torahlezing. Ook spreken de Kohaniem op feestdagen in de synagoge de priesterlijke zegen uit.) Het dagrapport van 1 oktober geeft meer duidelijkheid,
inspecteur Bijlsma heeft ter plaatse onderzoek gedaan en stuitte daarbij op de geheime gang. Een rooster, dat vroeger overdekt werd door een houten vloer,
bleek toegang te geven tot een klein deurtje, waardoor men in een gang kwam van ongeveer 1 meter hoog. Deze ondergrondse gang bleek een U-vorm te hebben.
Voorin lagen tientallen wetsrollen, daarachter een grote hoeveelheid zilveren voorwerpen en andere kunstschatten. De heer Kleerekoper, voorzitter van de Joodsche
Coördinatiecommissie gaf uitsluitsel: het ging om zeer waardevolle voorwerpen. Ze werden allemaal naar boven gebracht en veilig bewaard in het politiebureau
Linnaeusstraat. Die bewaarplaats werd toch niet zo veilig gevonden en in het dagrapport van 5 oktober is te lezen dat alles in de kluizen van de Rotterdamsche
Bank aan het Rokin is opgeborgen. Volgens een schatting van de Joodsche Coördinatiecommissie hadden de spullen een waarde van ongeveer 150.000 gulden.