Naam: Sint Antoniespoort (1 en 2), Waag
Adres: Nieuwmarkt 4
Bouwjaar: -; 1488; 1617
Opdracht: Amsterdam; Amsterdam; Amsterdam
Eerste Sint Antoniespoort
Hoewel het aannemelijk is dat er in de stadsomwalling bij Zeedijk, Geldersekade en Kloveniersburgwal een doorgang was die toegang gaf tot het verlengde van de Zeedijk, de Sint Antoniesdijk,
is hier weinig over te vinden. In een document van 6 juni 1466 in het Stadsarchief Amsterdam wordt de Sint Antoniespoort al genoemd. Het betreft een eigendomsakte van een molenhuis met een
bijbehorend erf bij de ‘sinte anthonis poirte uptie zeedyck’. Maar is dat dezelfde stadspoort als die op de Nieuwmarkt? Waarover gaat het als in een akte uit 1456 over een tuin bij
‘sinte anthonis’ wordt geschreven? En dan bestaat er in 1462 een verbod op het storten van vuilnis op ‘die vesten tuschen Sinte Anthonijsblochuys ende die toirn opt Hooft’. Maar zijn
dit verwijzingen naar de huidige Sint Antoniespoort of een andere, oudere poort? We kiezen voor een oudere poort waarvan we verder niets weten mede naar aanleiding van dendrochronologisch
onderzoek uit 2013. Mogelijk is met de bouw van de ruim vijf meter hoge stadsmuur in 1482 een eerdere, kleine poort vervangen.
Tweede Sint Antoniespoort
De Sint Anthoniespoort is de oostelijke toegangspoort in de laatmiddeleeuwse stadsommuring langs Singel, Kloveniersburgwal en Geldersekade. Deze ommuring werd aangelegd in de jaren 1481-1494,
en bestond uit verdedigingstorens en stadspoorten, onderling verbonden door een stadsmuur. De oudste gevelsteen van Amsterdam aan de kant van de Zeedijk van de Sint Anthoniespoort vertelt dat
28 april 1488 met de bouw van deze poort werd begonnen (MCCCCLXXXVIII de XXVIII dach in April wart d'eerste steen van dese poert gheleit – ‘Op 28 april 1488 werd de eerste steen van deze poort
gelegd’). Deze steen werd gelegd door kleinzoon Jan Dirkszoon van Wormer van de oudste burgemeester van Amsterdam Jan Dircksz van Wormer, burgemeester in 1473-1476, 1480, 1485, 1488 en 1491.
Dendrochronologisch onderzoek in 2013 door Bureau Monument en Archeologie op houtschijven van de fundering leverde als datering tussen 1480 en 1490, wat het jaartal op de gevelsteen in het huidige gebouw ondersteunt. De oorspronkelijke poort was toen wel lager dan de huidige. Dit is onder meer goed zichtbaar bij het metselwerk van de twee grootste torens, de Schutterstoren (schuttersgilde) en de Sint Eloystoren (smedengilde). Op tweederde van de huidige hoogte zijn nog de contouren van kantelen te herkennen. Hier hielden de muren op en de torens waren een stuk lager. Door ophoging van het terrein bij het ontstaan van de Nieuwmarkt is wel 2,5 tot 3 meter muur onder de grond verdwenen. Uit het archeologisch onderzoek is ook gebleken dat het muurwerk van de grote torens al in de 16de eeuw was verzakt en waar nodig hersteld. Dit gebeurde rond 1560 bij het uitdiepen van de gracht.
De Sint Anthoniespoort bestond uit een hoofdpoort, een rechthoekig gebouw dat deels in het water stond. Aan de grachtzijde stonden twee zware verdedigingstorens en aan de stadszijde twee
kleinere torens. De voorpoort had twee torens en stond aan de veldzijde. Deze torens zijn van onder rond en boven achthoekig opgebouwd. De schietgaten zijn nog altijd herkenbaar. Hoofdpoort
en voorpoort waren door een houten ophaalbrug met elkaar verbonden. Het muurwerk is overal voorzien van speklagen en hoekblokjes in Gobertanger steen (Gobertange is een gehucht ten oosten van
het Belgische dorp Malen). Op de hoeken onder de overgang van de ronde naar de achtzijdige doorsnede van de voorpoorttorens zijn gebeeldhouwde kraag-stenen, waaronder één die een steenhouwer
uitbeeldt. Deze kraagstenen zijn echter uit de bouwtijd dat de gilden er nog geen huisvesting hadden.
Kort na 1503 heeft de poort een grote verbouwing ondergaan waarbij zowel de hoofdpoort als de voorpoort is verhoogd.
Omstreeks 1545 is zowel de stadsmuur aan de kant van de Kloveniersburgwal als de Geldersekade vernieuwd en verlegd door de Italiaanse vestingbouwkundige Alessandro Pasqualini.
Bij groot onderhoud omstreeks 1561 werd de stadsgracht afgedamd en buiten de voorpoort langs gelegd. De aansluiting van de Sint Anthoniesdijk gebeurde via een ophaalbrug en de waterkerende
functie van de afgegraven dijk werd overgenomen door een gemetselde beer. Tussen de voor- en hoofdpoort ontstond een onbebouwd pleintje, een overwelfde sluis.
Met het gereed komen van de Eerste Uitleg in 1585 en de Tweede Uitleg in 1596 verviel de verdedigingsfunctie van de Sint Antoniespoort. Een verdedigingsfunctie die nooit uit de verf is gekomen
want zowel de Gelderse troepen in 1512 en 1543 als de geuzen in 1572 zijn nooit verder gekomen dan plunderingen in het vrije schootsveld en op het IJ. De stadsmuur werd vanaf 1601 gesloopt maar
de poort bleef bestaan en kreeg een nieuwe functie. Aan de nieuwe rand van de stad werd de derde Sint Antoniespoort gebouwd.
Waag
In 1617 besloot het stadsbestuur dat d'oude Antoniespoort tot een Waag zal worden bequam gemaect.
Toen de Sint Antoniespoort aan het einde van de 16de eeuw door stadsuitbreiding binnen de stad kwam te liggen werd een deel van de gracht aan weerszijden van het gebouw deels gedempt en overkluisd.
Het plein werd opgehoogd, waarbij ruim 2,5 meter van het muurwerk van de poort gedeeltelijk onder het maaiveld verdween. Het gebouw doet zich daardoor minder hoog voor dan het in werkelijkheid
is. De ontstane ruimte werd bestemd tot marktplein, de Nieuwmarkt.
De benedenverdieping werd in 1617 ingericht tot tweede waag naast de Waag op de Dam die te klein was geworden. Boven de deuren kwamen luifels, daaronder grote weegschalen voor de zware goederen.
De Waag vormde een belangrijke bron van inkomsten. Hier moesten alle goederen verplicht gewogen en de accijns betaald worden. Als waag doet het gebouw tot 1819 dienst.
Op de bovenverdieping kreeg de schutterij een wachtkamer met een toegang via de Schutterstoren en werden enige gilden gehuisvest. Dit waren het chirurgijnsgilde, het schildersgilde Sint Lucas,
het smedengilde Sint Eloy en het metselaarsgilde Sint Barbara. En de gilden van leesten-, schaatsen- en klompenmakers en koek-, beschuit- en pasteibakkers.
In 1692 werd de ruimte tussen de voor- en hoofdpoort overdekt, en een koepel boven de hoofdpoort gemaakt ten behoeve van het chirurgijnsgilde. Ieder gilde had zijn eigen ingang: de torens rondom het gebouw. Boven toegangsdeur van de metselaars is beeldhouwwerk van Hendrick de Keyser aangebracht. Afgebeeld is Cornelis Danckertsz de Ry (1561-1634), stadsmetselaar en collega van Hendrick de Keyser. Een bepaling in het contract van Danckerts gaf aan dat hij indien nodig met de troffel moest meewerken. De metselaars hebben een groot deel van de verfraaiingen aan de binnen- en buitenkant van het gebouw verzorgd, zoals het trappenhuis, de haardstee, de raamkozijnen en de versieringen van de torens. Aan het verblijf van het metselaars- en steenhouwersgilde herinneren ook de vele meesterproeven, zowel in- als uitwendig en goed zichtbaar bij de ‘blinde’ vensters in de Metselaarstoren.
Boven de poort van het schildersgilde is Sint Lucas, beschermheilige der kunstenaars, afgebeeld en boven de toegangspoort van de chirurgijns staan de woorden ‘Theatrum Anatomicum’ en Hippocrates. In het Theatrum Anatomicum werden de anatomielessen gegeven voor een publiek van collega’s en studenten. In 1690 werd voor die openbare snijlessen op de tweede verdieping een koepelzaal gebouwd, bekroond met een grote middentoren. Hier was de nieuwe collegezaal ingericht als amfitheater. Tegen het plafond lieten de heelmeesters tussen 1731 en 1789 hun 87 familiewapens aanbrengen. De attributen in de schilden laten soms zelfs zien dat de chirurgijns van oorsprong barbiers waren, die ook een markt zagen in het trekken van tanden en kiezen.
Doordat het stadhuis op de Dam Koninklijk Paleis werd moest er een oplossing worden gevonden voor het schavot waar straffen werden voltrokken. Tussen 1812 en 1849 werd het schavot enkele malen
per jaar opgetrokken aan de zuidzijde van de Waag. Al deze veranderingen in gebruik leidden tot verschillende verbouwingen en gaven het gebouw zijn huidige voorkomen.
Na 1819 bestonden er plannen de Waag te slopen, maar de chirurgijns lagen dwars en behielden hier hun collegezaal. In 1827 bestonden er plannen om op de Nieuwmarkt ruimte te maken voor een grote,
rooms-katholieke kathedraal voor het te stichten bisdom Amsterdam, naar aanleiding van een overeenkomst tussen het Vaticaan en koning Willem I. In het geheim maakte de protestantse stadsarchitect
Jan de Greef een neoclassicistisch ontwerp van een kruisbasiliek met twee torens als visuele afsluiting van de Kloveniersburgwal. Als gevolg van de afscheiding van België in 1830 gingen
de plannen van tafel en bleef de Waag voor sloop gespaard.
Daarna heeft de waag een reeks aan verschillende bestemmingen. Het gebouw is gebruikt als stadsschermzaal (-1832), kantoor van de choleracommissie, werkplaats voor de stadsolieverlichting
(1848-1866), meubelmakerij Van Herpen (1866-1876), anatomisch museum, hoofdkwartier van de brandweer (1876-1888) en gemeentearchief (1892-1914). Gedurende de Eerste Wereldoorlog vonden het
Steuncomite en het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen er onderdak.
Een groot deel van de 20ste eeuw had de Waag een museale functie. Van 1926-1975 was er, dankzij een legaat van fl. 20.000,- van de familie Van Eeghen, het Amsterdams Historisch Museum gevestigd
en gelijktijdig van 1932-1987 het Joods Historisch Museum. Volgens plannen zou na de verhuizing van deze twee musea hier het Medisch-Pharmaceutisch Museum en de Dolhuisverzameling worden
ondergebracht. Zij bleven slechts 5 jaar.
Het gebouw stond vervolgens leeg tot 1994. Al in 1989 kreeg de Stichting Centrum De Waag het gebouw door de gemeente toevertrouwd. Zij lieten een controversiële glazen uitbouw ontwerpen.
Hiervoor zou een deel van de buitenmuur moeten worden gesloopt. Gelukkig gaat de stichting failliet en de plannen in de prullenbak.
De grote verontwaardiging onder buurtbewoners en monumentenliefhebbers zorgde ervoor dat op 20 september 1991 de deuren voor pers en publiek open gingen. Ook de gemeenteraad werd wakker en
benoemde een niet-ambtelijke commissie van deskundigen. Hun voorstel was restauratie van het gebouw geleid door een architect met verstand van middeleeuwse constructies. Dat werd Walter
Kramer. Onder meer werd de houten luifel aan de oostzijde gereconstrueerd, terwijl in het interieur de restauratie van de beschildering van het houten koepelgewelf ter hand werd genomen.
Sinds 1996 is er de Stichting Waag gevestigd, met horeca op de begane grond. In de periode van mei 2013 tot oktober 2014 werd het gebouw van een nieuwe fundering voorzien door Archivolt Architecten. Deze was vooral noodzakelijk geworden doordat de Metselaarstoren in de zeventiger jaren bleek te verzakken. Dit werd opgelost door het plaatsen van drie heipalen en twee betonnen dwarsbalken. De gebruikelijke, gelijkmatige zakking van het gebouw werd hierdoor verstoord, waardoor het gebouw sneller zakte dan de toren. Alleen de fundering kostte meer dan € 3.000.000 >,-.
Trivia
De muren van de poorten zijn bijna twee meter dik.
De bouw van de Waag kostte 5305 guldens en vier stuivers.
In vredestijd werden de torens als gevangenis gebruikt.
De poort is nooit bestormd.
In het schilderij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp van Rembrandt is de ontleding van een lijk in de snijzaal van de Waag te zien.
In de eerste helft van de 19e eeuw werden voor het gebouw dood- en lijfstraffen voltrokken. Door de guillotine kwamen in totaal drie personen om het leven.
Naam: Sint Antoniespoort (3)
Adres: Muiderstraat - Nieuwe Herengracht
Architect: Pieter de Keyser
Bouwjaar: 1636
Opdracht: Amsterdam
Buiten de stadsmuur van 1482 liep de Sint Antoniesdijk, de zuidelijke oever van het IJ, als voortzetting van de binnen de ommuring gelegen Zeedijk. De namen van de dijk en de poorten
zijn mogelijk ontleend aan het Sint Antoniesgasthuis of Leprozenhuis, dat lag ongeveer op de plaats waar nu de Nieuwe Amstelstraat is. Na de aanleg van de wijk oostelijk van de huidige
Nieuwmarkt werd de dijk Sint Antoniesbreestraat genoemd.
De ommuring van de stad knelde. Er was te weinig ruimte om de grote groei aan te kunnen. Omstreeks 1550 waren ten oosten van de stad al enige honderden huizen gebouwd, maar ook een onbekend
aantal lijnbanen, scheepswerven, pakhuizen, molens, teertuinen, enz. De bewoners vonden dat zij middels een nieuwe stadsmuur recht hadden op verdediging. De stadsregering deed echter niets.
Tot 1578. De stad sloot zich aan bij de Tachtigjarige Oorlog en had per direct een nieuwe verdedigingsmuur nodig. Het binnen de ommuring brengen van de Lastage werd de Eerste Uitleg (1586).
Binnen enkele jaren volgde de Tweede Uitleg waarbij de haveneilanden Uilenburg, Valkenburg (of Marken) en Rapenburg werden aangelegd aan de oostzijde van de stad. De Nieuwe Herengracht
werd vestinggracht.
Het deel van de Sint Antoniesdijk dat binnen de ommuring kwam te liggen werd Sint Antoniesbreestraat, Jodenbreestraat en Muiderstraat. Bij de Nieuwe Herengracht werd in 1636 de 3de Sint Antoniespoort gebouwd naar ontwerp van Pieter de Keyser. Van deze 3de Sint Antoniespoort zijn maar weinig afbeeldingen bekend en de poort was ook slechts een kort leven gegund omdat de stadsuitbreiding van de Vierde Uitleg de poort al snel overbodig maakte met de komst van de Muiderpoort. De poort werd daarom in 1672 gesloopt.
Bronnen:
wikipedia.nl
Amsterdamse Archeologische Rapporten (AAR45, 2010)
www.hmdb.org (The Historical Marker Database)
Mb Ons Amsterdam 2015
Bureau Monument en Archeologie
AGS Journaal kerst 1968