Prinsengracht 333-339
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.

prinsengracht 333-339 prinsengracht 279-343 prinsengracht 333-339 magdalena poulle gunterstein

Adres: Prinsengracht 333
Architect: -; Pieter Cornelisse Rosevelt; -; -
Bouwjaar: voor 1645; 1646; ca.1880; 1967
Opdracht: -; Pieter Cornelisse Rosevelt; -; Stadsherstel

Het eerste huis op deze in 1616 uitgegeven kavel is gebouwd voor 1645.
In 1646 weet de huistimmerman/houtkoper Pieter Cornelisse Rosevelt (1604-1648) het pand te verwerven en wordt de bouwer van drie identieke huizen. Pieter Rosevelt is woonachtig in een eigen huis aan de Rozengracht naast zijn houttuin. Hij bewoont er het achterhuis. Pieter is in 1642 getrouwd met Giertie Dircks (Daems) (1608-1651). Giertie Dircks was de dochter van Dirck Adriaensz en Aeltje Jans. Haar vader was schipper op het Rotterdamse veer en bij de dood van haar ouders was er voor elk van de vier kinderen een flink erfdeel. Voor de minderjarige dochterje Aeltje van 24 jaar en zoon Adriaen van 15 jaar werd op 11 juni 1637 de helft op de weeskamer gedeponeerd. Adriaen Daem werd blijkbaar opgevoed door zijn drie oudere zusters in hun huis op de Rozengracht. Het ging hem later goed en hij leende onder meer aan zijn zuster Giertie geld, zoals uit de inventaris van 1653 na haar dood blijkt. Voor zijn handel ging hij naar het buitenland en daar trouwde hij met Magdalena Poulle (1632-1699). Teruggekeerd naar Amsterdam, dreef hij samen met zijn zwager Pierre Poulle Jr. zaken. Dat hij zich het lot van zijn zusters kinderen aantrok, blijkt uit het feit, dat hij het beheer over de huizen ging voeren. Adriaen Daem stierf in 1678. Zijn weduwe Magdalena Poulle kocht in 1680 de ruïne van een ridderhofstede bij Breukelen en verbouwde het tot het kasteel Gunterstein.
Pieter en Giertie werden in een eigen graf in de Westerkerk begraven. Na het overlijden van Pieter waren de huizen in 1649 op naam van de weduwe voor de verponding getaxeerd. Na haar dood in 1651 werd de inventaris in 1653 voor notaris Van de Ven opgemaakt. Daaruit blijkt, dat zij redelijk welgesteld waren geweest. Ze lieten niet minder dan acht huizen na, waarvan zelfs één op de Herengracht. Daartegenover stonden echter ook flinke schulden. De huizen aan de Prinsengracht waren alle drie verhuurd voor fl. 360,- per jaar. Erfgenamen zijn de minderjarige kinderen Dirck (8 jaar) en Tytge (6 jaar) Rosevelt. In 1668 trouwt Dirck met Engeltje Fabricius. Het huis op 333 zal tot 1721 eigendom blijven van nazaten van Van Rosevelt.

familiewapen fabricius nicolaas verkolje

In 1721 overlijdt Mr.Pieter van Rosevelt en vererft het huis op Mr.Albert Fabricius. Mr.Albert Fabricius (1676-1736) was op 1 november 1694 te Leiden gepromoveerd in de rechten op een proefschrift De procuratoribus. Hij werd in hetzelfde jaar secretaris en in 1716 pensionaris van de stad Haarlem, in 1720 hoogheemraad van Rijnland en in 1726 tot secretaris der Staten van Holland en West-Friesland benoemd. Voorts zat hij o.a. in 1720 in de commissie ter naspeuring van de staat der financiën en derzelver herstelling, en in 1722 ging hij met van Dorp en anderen naar Utrecht en Overijssel, om zo mogelijk de verheffing van Willem IV te beletten. Hij was gehuwd met Henrietta Christina de Witt.
Het huis wordt op dat moment gehuurd door de kunstschilder Nicolaas Verkolje (1673-1746). Nicolaas Verkolje was de oudste zoon van Johannes Verkolje en Judith Verheul. Nicolaas kreeg, evenals zijn jongere broer Johannes, les van zijn vader, portretschilder en lid van het Delftse schildersgilde. Toen zijn vader in 1693 plotseling overleed voltooide Nicolaas de lopende opdrachten. In 1694 verhuisde het gezin vermoedelijk naar de Fluwelenburgwal (= Oudezijds Voorburgwal) in Amsterdam, de stad waar zijn opa een slotenmakerij in de Reguliersbreestraat had. Nicolaas ontwikkelt zich tot een gewaardeerd schilder. In 1704 treedt hij in het huwelijk met Anna Maria Wulffingh (1686-1761), dochter van Johannes Frederick Wulfingh en Anthonia Dupon (du Pon) en wonende aan de Gelderse Kaaij (Geldersekade). Zij gaan wonen in dit huis aan de Prinsengracht. Het is in de buurt van kunstenaars als Jacob Houbraken, Isaac de Moucheron en Isaac Walraven. Nicolaas staat bekend als de schilder met de fluwelen hand. Tot zijn leerlingen behoren Jan Maurits Quinkhard (1688-1772) en Gerrit Zegelaar (1719-1794). Zijn oeuvre bestaat uit ongeveer honderd schilderijen, waaronder circa vijftig portretten, dertig historiestukken en twintig genrestukken. Het gezin krijgt drie kinderen Joan Vercolje (1705), Jacobus Verkolje (1707) en Johanna Anthonia Verkolie (1713). Het gezin verhuisde na 1721 naar een pand op de Prinsengracht nabij het Amstelveld. Anna Maria Wulffing verhuist hierna nog naar de Fluwelenburgwal (= Oudezijds Voorburgwal) bij de Pijlsteeg.
Mr.Albert Fabricius ging direct over tot verkoop. Koopster voor fl. 5500,- was Margaretha Waldorp, weduwe van Anthony Beudeker, die in 1722 ook eigenaresse werd van het oude Rosevelthuis op de Rozengracht, dat zij zelf ging bewonen.

prinsengracht 333-339 prinsengracht 333 prinsengracht 333 prinsengracht 333 prinsengracht 333

Na 1850 is het vroeg 17e eeuwse huis met oorspronkelijk hoog voorhuis en houten pui flink gemoderniseerd. Het pand werd met een verdieping verhoogd en kreeg een rechte kroonlijst. In 1880 werd de pui aangepast, er kwam een extra deur waardoor de bovenwoning een aparte toegang kreeg.
Na de Tweede Wereldoorlog bood het pand een troosteloze, verwaarloosde aanblik waarmee het rijp was voor de sloop.
In 1961 kocht Stadsherstel dit huis en in 1967 werd het, samen met de drie panden op 335-337-339, gerestaureerd. Nu bevat het onder meer een hoog voorhuis met insteekverdieping, waarvoor een aantrekkelijke balustrade werd aangebracht.

prinsengracht 333-339 prinsengracht 279-343 prinsengracht 333-339 prinsengracht 333-339

Adres: Prinsengracht 335
Architect: -; Pieter Cornelisse Rosevelt; -; -
Bouwjaar: 1616; 1646; ca.1880; 1967
Opdracht: -; Pieter Cornelisse Rosevelt; -; Stadsherstel

Het eerste huis op deze in 1616 uitgegeven kavel is in datzelfde jaar gebouwd en had een langsgevel die de plaats innam van de huidige nummers 335-337.
Bij de uitgifte van de erven in 1616 kocht de bleker Nanning Cornelisz drie erven (2 breed en 1 langwerpig) bij de Reestraat. Op de ondiepe erven liet hij een dwarshuis plaatsen. Het erf werd in 1616 gelijk doorverkocht aan Philip de la Ruelle, een Zuid-Nederlandse immigrant en boratwerker. In 1617 wordt zijn weduwe Marie Petit eigenaar. Zij komt uit de textielstad Valenciennes, een Noord-Franse stad gelegen aan de rivier Schelde. Het kant uit deze stad werd Valenciennekant genoemd. Het was een vorm van kloskant, dat in de 16e eeuw in het toen Nederlandse Valenciennes gemaakt werd. Het werd gebruikt om jurken, blouses, nachtjaponnen, lakens en slopen af te werken. Toen het kant tegen het einde van de 19e eeuw uit de mode verdween, betekende dat een grote terugval.
Marie Petit trouwt in 1618 opnieuw, nu met Michel Louigny, caffatier. Na zijn overlijden trouwt Marie in 1619 met Jean Rogé die, net als haar eerste man Philippe, boratwerker is. En in 1624 trouwt ze, wederom weduwe, met een derde boratwerker; Pierre d’ Assonville.

prinsengracht 335-337 prinsengracht 335-337 prinsengracht 333-335 prinsengracht 333-337 prinsengracht 335-339

Omstreeks 1645 werd het huis eigendom van Willem Cornelisz. die het in 1646 doorverkoopt aan de huistimmerman/houtkoper Pieter Cornelisse Rosevelt (1604-1648). Hij liet het ondiepe huis afbreken, en het vrijgekomen erf met drie identieke panden volbouwen, met gemeenschappelijke muren en goten. Deze waren in 1646 gereed. Het middelste huis, nummer 335 had een hoog voorhuis achter de houten pui.
Met het overlijden van hun beide ouders erven de twee minderjarige kinderen Dirck (8 jaar) en Tytge (6 jaar) Rosevelt de drie huizen aan de Prinsengracht 333, 335 en 337 en nog enkele andere huizen.
Als Dirck Rosevelt in 1675 in Spanje verblijft wordt het huis verkocht aan Bartholomeus van de Waal.
In 1742 is de zijdereder Jac. Smit bewoner van het huis. Van hem is bekend dat hij een dienstbode heeft.
Na 1850 werd dit huis, evenals het huis op 333, opgedeeld in een benedenhuis en een bovenhuis. Daartoe werd er in de onderpui een aparte bovenhuisdeur aangebracht. De top van de gevel werd verwijderd en vervangen door een rechte daklijst en dakkapel, waardoor het leek of het pand met een verdieping was verhoogd.
Na de Tweede Wereldoorlog bood het pand een troosteloze, verwaarloosde aanblik waarmee het rijp was voor de sloop.
In 1959 kocht Stadsherstel dit huis en in 1967 werd het, samen met de panden op 333-337-339, gerestaureerd.

prinsengracht 333-339 prinsengracht 279-343 prinsengracht 333-339 prinsengracht 333-339

Adres: Prinsengracht 337
Architect: -; Pieter Cornelisse Rosevelt; -; -
Bouwjaar: 1616; 1646; ca.1880; 1967
Opdracht: -; Pieter Cornelisse Rosevelt; -; Stadsherstel

Het eerste huis op deze in 1616 uitgegeven kavel is in datzelfde jaar gebouwd en had een langsgevel die de plaats innam van de huidige nummers 335-337.
Bij de uitgifte van de erven in 1616 kocht de bleker Nanning Cornelisz drie erven (2 breed en 1 langwerpig) bij de Reestraat. Op de ondiepe erven liet hij een dwarshuis plaatsen. In 1646 koopt de huistimmerman/houtkoper Pieter Cornelisse Rosevelt (1604-1648) het erf. Hij liet het ondiepe huis afbreken, en het vrijgekomen erf met drie identieke panden volbouwen, met gemeenschappelijke muren en goten. Deze waren in 1646 gereed. Het 3,5 meter brede huis op 337 had een hoog voorhuis achter de houten pui en is naar de indeling een winkelwoonhuis. Achter in het voorhuis was een spiltrap gelegen, waarlangs men na tien treden de insteek boven de binnenhaard kon bereiken. Na nog weer drie treden kwam men in het hangkamertje, waarin, evenals in de insteek boven de binnenhaard, een bedstede was geplaatst. Hier begon de spiltrap naar de eerste verdieping. Op de verdieping had de achterkamer een stookplaats. Het ontbreken van een volledige insteek versterkt het vermoeden van een winkelfunctie in het voorhuis. De keuken was in het achterhuisje ondergebracht. Daaronder lag een provisiekeldertje en een spiltrap ging vandaar naar een meidenkamertje op zolder.
Met het overlijden van hun beide ouders erven de twee minderjarige kinderen Dirck (8 jaar) en Tytge (6 jaar) Rosevelt de drie huizen aan de Prinsengracht 333, 335 en 337 en nog enkele andere huizen.
In 1680 wordt het huis verkocht aan Claas Claesz Post (-1691).

prinsengracht 335-337 prinsengracht 335-337 prinsengracht 333-337

In 1742 huurde de bezemmaker J.Wasman het huis, hij had een bezemwinkel. Ook bekend is dat hij het huis huurde voor fl. 360,- terwijl hij fl. 800,- verdiende. Bijna de helft van zijn inkomen ging dus op aan huur.
Omstreeks 1850 werd ook dit huis gesplist in een benedenhuis/winkel en een bovenhuis bereikbaar via een aparte deur. Ook wordt dan de top van de gevel vervangen door een rechte daklijst. Vanaf 1851 lijkt er een bakkerswinkel te zijn. In dat jaar is broodbakker G.F.Dikken hier aanwezig en ook in 1937 is er nog een bakkerij gevestigd zoals te zien is op tekeningen van Leonardus Coenraad Zeldenrust. Hij tekende ook de toen nog aanwezige uitgebouwde 19de-eeuwse winkelkast, tegenwoordig een bijzonder fenomeen.
In 1952 is het pand eigenlijk al een bouwval, maar dan lijkt er op de bovenverdiepingen nog een bureau voor rechtszaken gevestigd.
Stadsherstel wordt in 1959 eigenaar van het verkrotte pand en voert in 1967 een uitgebreide restauratie door, waarbij het pand wordt hersteld in de stijl van de 19de eeuw. Het pand is daarna in de verhuur gebracht.

prinsengracht 333-339 prinsengracht 279-343 prinsengracht 333-339 prinsengracht 339 prinsengracht 339

Adres: Prinsengracht 339
Architect: -; Martinus Tuinman; -
Bouwjaar: ca.1615; 1746; 1967
Opdracht: -; Grietje Jans Boldt; Stadsherstel

Het hoekhuis met de Reestraat is omstreeks 1615 gebouwd bij de uitgifte van de bouwkavel.
Bij de uitgifte van de erven in 1616 kocht de bleker Nanning Cornelisz drie erven (2 breed en 1 langwerpig) bij de Reestraat.
Midden februari 1699 was Adriaen Stokhoff (-1720) eigenaar geworden van het hoekhuis en van het naastgelegen huis in de Reestraat 30-32. In 1732 werden ze door zijn dochter Maria,getrouwd met Arnold Vos, voor fl. 9000,- overgedragen aan Jan Claesz Groen die er vlakbij woonde. Jan Groen was binnenschipper en groenkoper. Hij verzorgde de aanvoer van groente van het omliggende platteland naar de stad. In zijn nieuw aangekochte huizen begon hij een ‘groentehuis’. De plek was prima want al sinds 1644 was op dit gedeelte van de Prinsengracht de groentemarkt. De groentemarkt was toen verplaatst van de Oudezijds Achterburgwal naar hier. Het zou tot 1895 duren aleer de markt verhuisde, nu naar de Marnixstraat bij de Elandsgracht (Groenmarktkade). Op de markt werkten ‘groenvrouwen’ of ‘schrijfvrouwen’ in opdracht van de Stadsregering. Zij kochten alle aangevoerde groenten aan en kregen het voorgeschoten geld terug van de groente(ver)kopers. Zij ontvingen twaalf penningen van elke gulden (=320 penningen) aan commissie (= fl. 0,0375). De kooplieden hadden min of meer vaste ligplaatsen. Tussen Rozengracht en Rozenstraat lagen de Purmer, Beemster en Langeraarder schippers, dan tot de Laurierstraat de Leidse schippers en tot de Lauriergracht de schippers uit Hillegom en Lisse. Tegenover het huis van Jan Claesz Groen waren het de tuinders uit de directe omgeving die op de Meermarkt en Tuinmarkt handelden. Nog verder lagen de schuiten van Langendijk, Aalsmeer en de Streek. De seizoensgebonden markten als aardbeien of asperges waren aan de stadszijde van de gracht tussen Runstraat en Molenpad.

prinsengracht 339 prinsengracht 333-339 prinsengracht 333-339 prinsengracht 339 prinsengracht 339 prinsengracht 339

In 1746 werd Jan Groen in de Westerkerk begraven. Zijn dochter Neeltje Groen was getrouwd met de meester-metselaar Martinus Tuinman. Op zijn instigatie zal men overgegaan zijn tot .de verbouwing van de beide panden. Het huis heeft dan een houten onderpui met twee op de hoek geplaatste deuren, een pothuis en een stoepje.
Cornelis Pullen wordt in 1754 de nieuwe eigenaar als hij het huis aan de Prinsengracht en de huizen aan de Reestraat 30-32 voor fl. 14.000,- koopt van Grietje Jans Boldt, de weduwe van Jan Claesz Groen. De twee huizen in de Reestraat 30-32 zijn later van het hoekhuis afgescheiden.
Omstreeks 1950 is er beneden koffiehuis Theijsmeijer / De Hoek en boven een schildersatelier Theijsmeijer gevestigd dat tevens in glas-in-lood handelt. In 1959 is het schildersatelier vertrokken maar koffiehuis De Hoek nog in gebruik.
In 1959 is Stadsherstel eigenaar geworden en zij voeren in 1967 een uitgebreide restauratie door. De geveltop wordt dan vervangen door een klokgevel uit het 3de kwart van de 18de eeuw in Lodewijk XV-stijl. De top is van elders afkomstig.

Meer lezen:
Bezemmaker
Bleker
Boratwerker
Caffatier
Groenkoper
Gunterstein, kasteel
Poulle, Magdalena
Rosevelt, Pieter Cornelisse
Tuinman, Martinus
Zeldenrust, Leonardus Coenraad (Leo K.)
Zijdereder

Voor het laatst bewerkt:

Bronnen:
wikipedia.nl
stadsherstel.nl
Amstelodamum maandblad 56 (1969)
Delpher
De Amsterdamse gevel, Theo Rouwhorst
Stichting Leo K.Zeldenrust
Het Grachtenboek