Naam: Het Paradijs (-1655); Schild van Frankrijk / Plaats Royaal (-circa.1790); Hollandse Huis (-1880); -
Adres: Kalverstraat 13
Bouwtijd: -; 1901; 1978
Omstreeks 1510 had Pompeius Occo (1483-1537) zich vanuit Duitsland in Amsterdam gevestigd. Hij woonde in de Kalverstraat 13, in een huis genaamd
‘Het Paradijs’. Het was een ontmoetingsplaats voor kunstenaars en intellectuelen uit heel Europa. Naast kunstmecenas was hij ook bankier van het aartsbisdom
Nidaros (het huidige Trondheim), van koning Christiaan II van Denemarken en zaakgelastigde van het Augsburgse bankiershuis Fugger. Zijn woon- en werkhuis
bestond uit twee grote panden tussen het Rokin en de Kalverstraat en stond op de hoek van de Popiussteeg, genoemd naar Poppe Ockesz (Pompeius Occo), nu
bekend als de Papenbroekssteeg. Pompeius had hier een zeer uitgebreide bibliotheek met naar schatting tweeduizend titels. Sijbrandt Occo (1514-1587),
burgemeester in 1556, 1558, 1560, 1562-1563 en zoon van Pompeius, bleef in het dubbele huis wonen tot 1578, het jaar van de Alteratie.
De uit Antwerpen afkomstige koopman Marten van Papenbroeck (1567-1640) verdiende zijn geld met de handel op de Middellandse Zee. Hij wordt in 1606 voor fl.12.575,-
de volgende eigenaar van Het Paradijs, dan bekend als de Zwarte Leeuw. Een gevelsteen met zijn familiewapen liet hij aan de achterzijde van zijn woning aanbrengen.
De Rokin-zijde werd voorlopig verhuurd onder de oude naam van Het Paradijs. Op een onbekend moment wijzigt de naam in Het Kameel en wordt nog weer later
opgevolgd door wijnhuis Bordeaux en koffiehuis De Baaltjes. Marten en zijn gezin gingen in het huis aan de Kalverstraat 13 wonen, waar ze katholieke erediensten
in de eigen huiskapel hielden. Na het overlijden van Marten van Papenbroeck bleef zijn weduwe Elisabeth Jacobs van Bancken (Pancras, Panceris) nog enige
tijd in hun huis aan de Kalverstraat wonen, waarna zij naar het door haar aangekochte Herengracht 210-212 verhuisde.
Aan haar dochter Maria van Papenbroeck (1626-1690) kwam het vruchtgebruik van het huis toe. Maria is echter getrouwd met de Vlaamse jonker Jacobus de Raedt
(?-1690) heer van Ter-Linden, en woont in Antwerpen, waar zij in een klooster was ingetreden. Een broer van Maria, Johannes (Jan) van Papenbroeck woonde
vervolgens kort in de Zwarte Leeuw. Na het overlijden in 1655 van zijn vrouw Maria Koeck en hun kind in het kraambed hertrouwt hij met Maria Blommaert en
verhuist uit de Kalverstraat. Jacob de Raedt verhuurde het huis vervolgens als herberg.
In 1657 is Jean François Cartel uit Wallonië uitbater van de herberg onder de naam het Groot Schild van Frankrijk of Plaats Royaal. De klanten
van waren vooral beurshandelaren (in de beurs van Hendrick de Keijser) en Franse reizigers. Het huis werd verder door de waard en zijn gezin bewoond.
Jean François Cartel hertrouwde na het overlijden van zijn eerste vrouw met Françoise Barbier de la Montagne. Deze Françoise was een dochter van Simon
Barbier ‘La Montagne’, de waard van veilingherberg de Keizerskroon in de Kalverstraat 71. Het echtpaar Cartel-Barbier was katholiek: ze lieten
hun kinderen dopen in de Franse Kerk aan de Nieuwezijds Voorburgwal, bediend door de Orde van de Karmelieten. Na de dood van Jean Cartel in 1677
hertrouwde Françoise Barbier de la Montagne met een chirurgijn uit Duitsland. Ze verhuisden naar de Keizerskroon, waar zij de nieuwe herbergiers werden.
François Sellier (ca.1645-1688) een 31-jarige kok uit het Noord-Franse Abbeville werd de nieuwe waard van Plaats Royaal. In 1676 trouwde hij
met de Utrechtse Margriet van Seventer, misschien de dienstmeid of kokkin in dezelfde herberg. Sellier had een goede culinaire
reputatie. In oktober 1678 mocht hij namelijk ‘spijs’ leveren voor het onthaal van D’Avaux, de ambassadeur van Frankrijk die de Vrede van Nijmegen
had ondertekend namens de koning en met alle egards werd ontvangen in de Handboogdoelen. De keuken van de Plaats Royaal was genereuzer ingericht en
uitgerust dan die in andere herbergen. Het voorste gedeelte was geschikt om gasten te ontvangen, en achter twee gordijntjes was een bedstede waar de
knecht sliep. In het ‘achterkeukentje’ vond het koken plaats, met potten, pannen en een spit. Sellier en zijn keukenpersoneel hadden daarbij gezelschap
van twee kanaries in een kooi. Het keukengerei haalden zij uit de provisiekelder, terwijl voorraden specerijen op de twee pakzolders lagen opgeslagen.
Sellier en zijn vrouw verhuisden omstreeks 1680 naar een goedkoper huurpand in de Kalverstraat 66, waar zij hun Nieuwe Plaats Royaal begonnen. In 1681
logeerde de Franse komedieschrijver Jean François Regnard (1655-1709) bij ‘Cellier’, maar beroemde bezoekers konden het neergaand tij niet
keren. In het laatste kwart van de zeventiende eeuw was het Amsterdamse herbergwezen, net als de rest van de stedelijke middenstand, ernstig in
mineur. In 1690 raakte ook Margriet van Seventer, inmiddels weduwe van Sellier en zelfstandig uitbaatster van de Plaats Royaal, in de financiële
problemen. Een aantal herberggasten van de weduwe Sellier was onverwacht vertrokken en had onbetaalde rekeningen achtergelaten. Ze ging failliet.
Het Groot Schild van Frankrijk werd inmiddels gedreven door Pieter de Graaf, een voormalige kleermaker uit Roermond. Hij was hier met zijn vrouw Maria
Sluijmers een koffiehuis begonnen met de naam het Royale Koffiehuis. In 1683 adverteerde hij voor zijn nieuwe zaak waar behalve koffie ook een ‘pil
tegen scheurbuik’ te krijgen was. Het verging De Graaf helaas niet beter dan de weduwe Sellier. Hij raakte in 1693 in financiële moeilijkheden en
ging eveneens failliet.
Voorlopig blijft het pand een koffiehuis. In 1742 verdiende de eigenaar er een jaarinkomen van fl. 2000,-, waarbij de huur meer dan fl. 1100,- was.
In het laatste deel van de 18de eeuw veranderde de naam in Het Hollandse Huis. In 1823 wordt het pand gebruikt door de Boheemse firma Focke en Meltzer,
in glas en glaswaren. De familie Meltzer woonde boven het bedrijf. Eén van de nazaten van de heren Meltzer, die als leerling in de zaak werkzaam
was, begon in 1880 een vrijage met een dochter van de eigenaar (H.Mijnhardt) van het Poolsche Koffiehuis. Het begon met het zenden van 'billet-doux' langs
een lijntje over de Papenbroekssteeg. Een en ander leidde tenslotte tot een huwelijk tussen Ludwig Meltzer en Wilhelmina Mijnhardt. Het jonge paar vestigde
zich bij de fabriek van de firma Meltzer in het Boheemse Lingenau. Fokke en Meltzer verhuist in 1885 naar de hoek van Spui en Kalverstraat.
In 1885 veranderde de bestemming en kwam er de modewinkel van
de Gebroeders Schulte. Zij kregen in 1901 een sloop- en nieuwbouwvergunning. Na 1920 kwam er het mondaine café-restaurant van Charles P.J.Winkels (?-1940)
in de panden Kalverstraat 11-13. Charles begon na 10 jaar een nieuwe zaak, het Lido aan de Leidsekade. Onder het nieuwe management ging het café-restaurant
in de Kalverstraat al spoedig op de fles, waarmee in 1936 veertig mensen op straat stonden, nog afgezien van de orkestleden. Restaurant Winkels maakte na
de oorlog een succesvolle doorstart. Nieuw was de Quick Lunch ‘voor hen die haast hebben’. De grote publiekstrekker was het amusementsorkest van
Freddy Hull in de Dancing Cosy Corner. Alles ging goed tot de nieuwe uitbater in 1953 plotseling stopte en 33 personeelsleden op straat zette.
Met de komst van boekhandel De Slegte naar Kalverstraat 13 leek de 17de eeuw een beetje terug te keren, een tijd dat er in dit eerste deel van de straat
vijf boek- en kaartenwinkels gevestigd waren. In 1977 maakte een vernietigende brand bij Hotel Polen aan de andere kant van de Papenbroekssteeg ook
een eind aan de vestiging van De Slegte.
In 2015 zijn de panden Kalverstraat 11-13 en 15-17, alsmede Rokin 12 en 14-16 in handen gekomen van Vastned, een beursgenoteerde Europese vastgoedonderneming.
Bronnen:
wikipedia.nl
pure.uva.nl/ws/files/18259597/Proefschrift_compleet_.pdf
XYZ van Amsterdam
biografischportaal.nl/persoon/57164063
amsterdamsebinnenstad.nl/binnenstad/267/3d-reconstructie-huis-occo.html