Naam: Sint Pieter Gasthuis
Adres: Nes 58-70
Het Gilde of Broederschap van Sint Pieter, ontstaan omstreeks 1380, heeft in de Nes tegenover de Sint Pieterskapel een Gasthuis opgericht welk in 1401 genoemd wordt in een schepenenbrief. Het zou dan echter al enkele jaren bestaan. Het wordt gelokaliseerd aan de westzijde van Gansoord of Nes, tussen Cellebroersbeek (nu Wijde Lombardsteeg) en Sint Pieterssteeg. Omstreeks 1492 wordt het Sint Elisabeth Gasthuis samengevoegd met het Sint Pietersgasthuis. Het Elisabeth Gasthuis lag achter het stadhuis aan ‘Die Plaetse’ (Dam) en moest verdwijnen voor uitbreiding van het stadhuis. Zodoende werd het Sint Pieter Gasthuis uitgebreid op het terrein van de Sint Pieterskapel. Hier was onder meer een kerkhof.
Het Pietersgasthuis wordt in 1501 uitgebreid met een Pesthuis op het terrein van het Cellebroedersklooster. In 1504 werd op het eigen terrein een Bayart (daklozenopvang),
een ziekenzaal, een brouwerij en een turfhuis gebouwd. Pontanus beschrijft dit gesticht als: ‘een heerlick ghebouw, het vermaerste en aansienlyckste Hospitaal in
héél Hollant, hebbende meer als duysent gulden jaerlicx incomen’. De Cellebroeders van het Cellebroedersklooster nemen de verpleging en begraving
van de pestlijders op zich.
Hoewel de gasthuizen ontstaan uit de christelijke geloofsleer (één van de goede werken) behoorden ze meestal niet tot de kloosters, maar werden bestuurd door
een college. Voor het Sint Pietersgasthuis werden de Gasthuysgildemeesteren gekozen uit leden van het Sint Pietersgilde. De gasthuizen bedreven geen parochiale
armenzorg. Ze werden namens een wereldlijke of openbare instelling gefinancierd en in stand gehouden.
Eén van de regenten van het Sint Pietersgasthuis was Joost Sybrantsz Buyck (1505-1588), burgemeester van Amsterdam, gehuwd met Ballichje (Ballichie) Occo (1510-1575), een dochter van Pompeius Occo. Hij gaf op 10 februari 1548 een rente aan het gasthuis. Hiervoor moest jaarlijks op Sint Lebuïnus in de zomer of op de eerstvolgende zondag, maar nooit op een visdag, ‘tot recreatie ende confortatie van den armen menschen’, hun een goede maaltijd met wijn en gebraad gegeven worden. Maar niets voor niets, want ‘die armen menschen’ die de maaltijd genoten moesten bidden voor Joost Buyck, zijn vrouw en hun kinderen, dat God hun wilde geven ‘een godtlick eerlick leven ende een salich sterven’.
Het gasthuis was gelieerd aan het Sint Pietersgilde van de Viskopers en Vleeshouwers, die ook de Sint Pieterskapel, aan de oostzijde van de Nes tegenover het Sint Pietersgasthuis, onderhielden. De kapel van het gilde was ouder dan het gasthuis en had voor het zuidoosten van de stad ook een functie als godshuis. In het najaar van 1579 had de verhuizing plaats van het ‘Sinte Peeter Gast- ende Pesthuuse’ in de Nes naar de voormalige kloosters van de Oude en Nieuwe Nonnen aan de Oudezijds Achterburgwal. Op die nieuwe plek zou het vooral bekend worden als Binnengasthuis.