Naam: De kleine Werelt
Adres: Herengracht 64
Architect: -, -
Bouwtijd: ca.1615, ca.1705
Opdracht: Jan van Alderwerelt, Clara van Alderwerelt
Jan van Alderwerelt (1586-1637), een doopsgezinde lakenkoopman, laat kort na 1615 het oorspronkelijke huis bouwen en plaatst de Wereldbol (een verwijzing naar zijn naam) in de gevel. Jan benoemde alle huizen
die voor hem werden gebouwd op deze wijze. Jan van Alderwerelt woonde hier met zijn vrouw Lysbeth Block. Zijn zes zonen zijn hier geboren Cornelis, Jan (1614-1682), Anthony, Pieter (1619-1681), Jacob en Salomon. Cornelis
overleed 27 jaar oud zonder opvolger. Jan begon een bedrijf dat handelde onder de naam van Alderwerelt Houttuyn en dat in 1905 ophield te bestaan. Anthony had slechts een dochter Catharina. Pieter begon een
bedrijf dat uiteindelijk ‘van Alderwerelt van Rosenburgh’ en ‘de Roo van Alderwerelt’ ging heten. Nakomelingen van Jacob en Salomon stierven allemaal in de 18de eeuw.
12 April 1663 verkoopt zoon Jan van Alderwerelt (1614-1682), die het huis van zijn vader had geërfd, het aan zijn broer Pieter, die op Herengracht 68 woont, voor fl. 30.000,-.
Vanaf nu wordt het huis kennelijk verhuurd. In 1674 is de lutherse koopman Frederik Rihel (1625-1681), bedrijfsleider van het handelshuis Bartolotti, huurder. Hij laat zich in 1663, gezeten op een paard, schilderen door Rembrandt.
In 1674 is Pieter een van de rijkste 250 mensen van de gouden eeuw, nr.188, met een fiscaal vermogen van fl. 250.000,-. Als Pieter in 1681 overlijdt laat hij het huis na aan zijn echtgenote Clara van Buren
(1626-1704). Clara overlijdt in 1704 en laat het huis na aan de zes kinderen van hun dochter Clara van Alderwerelt (1659-1695) en haar echtgenoot Hendrik de Penijn. Van de zoon en vijf dochters trouwt alleen
de jongste, Petronella Susanna, met Jacob Daams. In 1729 overlijdt Elisabeth Geertruyd als laatste van de kinderen.
Omstreeks 1705 wordt het huis verbouwd. Dan ontstaat de vroeg-18de-eeuwse halsgevel met klauwstukken met doorboord bloemmotief en gebogen lijstvormig fronton waarop een wereldbol met kruis (na 1740 verdwenen)
en twee oeil-de-boeuf. Na de verbouwing blijft het huis beschikbaar voor verhuur tot de verkoop in 1731.
1716 is het huis verhuurd aan Jacob Thomasz. Teyler.
1731 Jacob Daams verkoopt de helft (1) van het huis voor fl. 15.200,- aan Laurens Das.
1750 Aletta Willemina Das, gehuwd met Henricq Linquet wordt voor de helft (1) eigenaar na het overlijden van haar vader. Zij overlijdt reeds in 1752 en laat het huis na aan haar echtgenoot. Hij vermaakt
het kort voor zijn overlijden in 1761 aan zijn moeder Suzanna Colonius. Zij laat het huis bij testament na aan haar dochter Cornelia Linquet, gehuwd met de onder-equipagemeester der Admiraliteit Joost Zaal.
Zij overlijdt kinderloos in 1802. De executeurs verkopen de helft van het huis dan voor fl. 8.000,- aan Johannes Hermannus Molkenboer.
1802-1824 Mr.Johannes Hermannus Molkenboer (1773-1824) is eigenaar/bewoner van de helft van het pand (1). Hij bracht een belangrijke collectie schilderijen en tekeningen bijeen en werd medebestuurder
van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Zijn belangrijke verzameling van gekleurde en ongekleurde tekeningen van de beroemdste meesters van de oud-Hollandsche school werden op 2 april 1825 in het
Huis met de Hoofden (Keizersgracht 123) verkocht.
1824 Margaretha Cornelia Schenkhuizen, weduwe van Johannes Hermannus Molkenboer erft de helft (1) van het huis.
1839 Margaretha Cornelia Schenkhuizen laat de helft (1) van het huis na aan Johannes Hermanus en Catharina Maria Molkenboer, een neef en nicht van haar man.
1732 wordt de helft van het huis (2) door Archibald Hope (1698-1734), broer van Thomas en Adriaan Hope, gehuurd. Van 1720 tot 1814 waren verschillende leden van de familie Hope actief in de koophandel. Over de vroegste
periode van het bedrijf is echter weinig bekend. Archibald jr. (1698-1734) en Thomas (1704-1779) Hope begonnen in de jaren twintig van de achttiende eeuw activiteiten in Amsterdam ontplooien. Zij waren
geboren in Rotterdam als zoons van de koopman Archibald Hope (1664-1743) en handelden aanvankelijk op Engeland en Amerika, evenals hun vader en broers te Rotterdam. De eerste jaren na 1720 woonde Archibald
jr. aan het Singel bij zijn oom Warner Lulofs die actief was als speculant. Nadien vestigde Archibald zich als koopman aan de Herengracht. In 1726 trad hij in het huwelijk met een Amsterdamse koopmansdochter,
die echter al in datzelfde jaar overleed. Ook Thomas trouwde een koopmansdochter en woonde aan de Herengracht 'over de Bergstraat'. Daar werd hun zoon Jan (1737-1784) geboren. Het inkomen van beide broers
was op het moment van hun huwelijk al zo hoog dat zij voor de belasting op het trouwen voor het hoogste bedrag werden aangeslagen. Thomas stond sedert 1730 ingeschreven als poorter van Amsterdam. Van
Archibald is een dergelijke inschrijving niet gevonden. Na het overlijden van Archibald trad zijn broer Adriaan (1709-1781) in zijn plaats naast Thomas. Thomas en Adriaan Hope legden zich in de eerste jaren
voornamelijk toe op de goederenhandel en de afwikkeling daarvan: vervoer, opslag, verzekering en kredietverlening. Al in 1779 meldden de ‘Nederlandsche Jaarboeken’ naar aanleiding van het overlijden van
Thomas ' [...] dat er mogelijk geen comptoir zo magtig in Europa gevonden wordt, dan het welk hij in deze stad heeft gevestigd'. De oudste inschrijving van een Hope bij de Wisselbank staat in 1721
alleen op naam van Archibald Hope. De oudste inschrijving op naam van Archibald en Thomas Hope dateert van 1726. In 1762 werd door middel van een circulaire bekend gemaakt dat Jan en Henry Hope in de firma werden
opgenomen en dat de firma voortaan Hope & Co heette. De oudst bewaarde overeenkomst waarin de Hopes hun afspraken op schrift stelden is van 1762. Het doel van het bedrijf werd als volgt omschreven: '[...]
dat deze firma niet anders zal dienen dan tot zaken van de commercie en commissiën, en niet tot eenige negotiatiën van gelden a deposito of dergelijken'.
1739 Huurder wordt Wilhelmus van Brienen (1697-1770). Hij is getrouwd met Anna de Jonge op 26 oktober 1725 te Amsterdam. Uit dit huwelijk wordt Arnout Jan (1735-1804) geboren.
1751 Jacob en Jan Daams, de laatste woonachtig te Batavia, kinderen van Jacob Daams, verkochten hun helft (2) voor fl 10.000,- aan Wilhelmus van Brienen (1697-1770).
1771-1780 Arnout Jan van Brienen (1735-1804), heer van de Groote Lindt erft de helft (2) van het huis. Hij is de stichter van het Van Brienenhof aan de Prinsengracht.
1803 Willem Joseph van Brienen, zoon van Arnout Jan erft de helft (2) van het huis.
1836 Arnold Willem van Brienen, zoon van Willem Joseph erft de helft (2) van het huis.
1853 Beide eigenaren van het huis, Johannes Hermanus en Catharina Maria Molkenboer en Arnold Willem van Brienen, besluiten gezamenlijk het huis van de hand te doen. Koper is Jodocus Henricus Josephus
Sterneberg. Deze overleed in 1867. Zijne weduwe Sophia Theodora Francisca Victoria Wilde overleed in 1871 waarna de erfgenamen het hele huis verkopen.
1872-1894 Dideric (Dirk) van Lankeren Matthes (1816-1894) is eigenaar. Dirk is wiskundige, leraar aan het gymnasium te Amsterdam van 1848 tot 1865, en daarna van 1865 tot 1887 directeur der HBS met 5
jarige cursus. Tevens was hij als wiskundig adviseur aan de Maatschappij van Onderlinge Levensverzekeringen te Amsterdam verbonden en commissaris van Prudentia Levensverzekeringen General te Arnhem.
1895 Na het overlijden van Dideric van Lankeren Matthes blijft het huis eigendom van de familie.
Thans zijn er kantoren gevestigd.